Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De verwachting (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van De verwachting
Afbeelding van De verwachtingToon afbeelding van titelpagina van De verwachting

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

Scans (183.13 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De verwachting

(1959)–Maria Miranda–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 111]

XII

Thuis had José de vader bijgestaan in de strijd tegen de elementen en had daarna niet kunnen slapen. Het bruiloftsmaal was zwaar geweest, zijn zenuwen waren door het onweer opgezweept. In het donker zag hij het gezicht van Rosa met de glanzende zwarte ogen. Zij had die avond zo vol toewijding naar hem geluisterd. Zeker zou zij een begrijpende vrouw worden, plooibaar als zijn moeder. Daar kwam het tenslotte op aan.

De volgende morgen sleepte hij geradbraakt zijn voeten over de fijngetrapte bruidsuikers, die in de gang naar het kantoor lagen. Zijn vader zou het druk genoeg in huis hebben. Hij kon nu bij hem niet met zijn trouwplannen aankomen. Na de middagrust zou hij zelf ook in een betere stemming zijn om dit belangrijke onderwerp aan te snijden.

Maar die avond schoot hem te binnen dat hij eigenlijk aan de ‘Otrabanda’ moest gaan kijken of het nieuwe schoolgebouw onder de storm had geleden. Een innerlijke glans verlichtte het gezicht van de Padre, terwijl hij op een brief wees. Binnen enkele weken zouden drie nonnen met ‘De Verwachting’ aankomen. Hij raakte in opwinding over alles wat er nog te regelen viel. José beloofde ook te helpen. Vol geestdrift maakte de Padre hem deelgenoot van zijn verdere plannen. Zodra de zusters het godsdienstonderwijs van hem konden overnemen, wilde hij met de zorg voor het leprozen-

[p. 112]

gesticht beginnen. Hij zou dan meer tijd hebben zich te wijden aan de zieken.

Terwijl zij samen de bouw van de school inspecteerden, was José blij dat op zijn vaders advies iets stevigs was opgetrokken. Geen schade was te bespeuren. Van de oude kerk waren vele dakpannen afgewaaid, die de metselaars direct konden vervangen, want er was nog wat geld over voor een paar kleine reparaties.

Op de pont naar de ‘Punda’ overwoog José de taak, die hij met de Padre wilde delen: de restauratie van de kerk, de zorg voor het Leprozengesticht. Toen pas dacht hij eraan, dat hij die avond over zijn trouwplannen had willen spreken. Thuis hoorde hij van Néné dat de vader al vroeg naar bed was gegaan.

Het weer bleef koel en regenachtig. Na maanden ademde José op. Met het Inwijdingsfeest ontstak hij iedere avond ter herinnering aan de tempelwijding het pitje van zijn zilveren kandelaar. En in het vlammetje kijkend, mijmerde hij over het feest van licht, dat de Padre ging vieren: Kerstmis, de geboorte van het goddelijk kind. Een mysterie! En na zijn avondgebed las hij in bed heimelijk de gebeden van de Adventtijd, zo boordevol van verwachting.

Voor de priester was het een dubbele Advent, hij zag reikhalzend uit naar de komst van zijn medewerksters. Op een dag vertelden de bedienden buiten adem aan José dat zij de Hollandse nonnen aan land hadden zien gaan. Pas in het schoolgebouw maakte de jongeman kennis met de zusters Veronica, Angelica en Agnes. Hun namen klonken als een melodie, de zachte tongval van het Zuidelijk Nederlands bekoorde hem. Zij konden nog niet goed met de kinderen praten, maar zij zouden spoedig de landstaal leren.

Hij volgde de schare naar de kerk. De nonnen uit de verte gadeslaand, zag hij hoe zij knielden voor de Allerhoogste Majesteit. Weer vroeg hij zich af wat deze jongevrouwen bezield had de geborgenheid van hun eigen land prijs te geven.

[p. 113]

Het was Kerstmis, de nacht waarin Gods zoon verondersteld werd op aarde te zijn geboren. Koste wat het wil, hij moest de Mis bijwonen. De wolken hingen laag terwijl hij zich naar de ‘Otrabanda’ liet overzetten. Het licht van de kathedraal trok de gelovigen van alle kanten aan. Vanuit de doopkapel, waar maar één kaars brandde, kon hij het altaar goed overzien, terwijl hij hoopte ongemerkt te blijven. Bij het aanhoren van het Evangelie van de Eerste Mis speelde het gebeuren van de Kerstnacht zich in hem af. Maria, die haar kind in een stal ter wereld brengt, dan de engel die de herders verkondigt: ‘Heden is U een Zaligmaker geboren.’ Hij hoorde de hemelse heerscharen God loven en zingen: ‘Gloria in Excelsis Deo et in terra pax hominibus bonae voluntatis.’ Hij verkeerde in extase. Toen kwam het breken van het brood, zoals de Joodse ritus het voor iedere Sabbath voorschrijft.

En de tweede mis... de herders die het Goddelijk kind aanbaden.

De derde mis verpletterde hem door de diepe mystiek van de woorden van Johannes: ‘In den Beginne was het Woord, en het Woord was bij God.’ Met ingehouden adem volgde hij de tekst. ‘En het licht scheen door de duisternis, en de duisternis heeft het niet aangenomen.’ Het ging verder: ‘In Zijn eigen goed kwam hij en de Zijnen ontvingen hem niet.’ Dat slaat op de Israëlieten. Welk een verantwoording voor hem, die deze woorden hoorde!

De koster, die de kaars kwam uitblazen, maakte een einde aan zijn gedachten. Buiten was het nat, hij had nog nooit in de regen gelopen. De Padre nodigde hem uit te komen schuilen, maar hij kon nu niet praten, hij wilde alléén zijn gedachten ordenen. De priester had zijn verwarring bemerkt - het was gegaan zoals hij had verwacht. Welk een genot hadden hem de debatten gegeven. Nooit had hij vermoed in dit afgelegen oord een geest te vinden, die zich met de zijne kon meten. Hij had gepopeld van verlangen deze bloem te

[p. 114]

plukken. Nu het zo ver was, vreesde hij de krachten, in José's ziel ontketend. De Padre besefte hoe de jongeman streed. Nu mocht hij zelf niet zwak zijn. Om het Evangelie te verkondigen was hij immers uitgegaan. Dagelijks bad hij God om kracht voor hen beiden.

 

Evenals de vorige maal werd Sjon Abram de volgende morgen van de uitgang van zijn zoon op de hoogte gebracht. Zeker had de Padre er de hand in.

Sjon Moïs raadde hem aan de zoon het toezicht op de school te ontnemen. Maar daar wilde de broer niet van weten. Niemand zou dit zo goed kunnen doen, het werk was nu al ver gevorderd. Sjon Abram wilde het bijgeloof der negers uitroeien. Hij wist een beter plan: José moest trouwen. Vandaag nog zou hij hem daarover spreken!

Beschaamd maakte de zoon nederig zijn excuses. Toen Sjon Abram hem over Rosa sprak, zei hij: ‘Vader, sedert de bruiloft was ik van plan met U over haar te praten. Ik begrijp zelf niet hoe ik het kon verzuimen. Maar andere dingen namen me te zeer in beslag. U heeft gelijk. Nu Manchi zelfstandig is kan ik aan trouwen denken. Ik zal zeker veel van haar houden.’

Diezelfde avond werd zijn aanzoek door Sjon Moïs geaccepteerd. Dolgelukkig maakte Sjon Rebecca plannen. Na het Christelijke Nieuwjaar moest de verloving met een intiem familiefeest gevierd worden. Inwendig hoopte zij, dat de rouw haar niet zou beletten in de Poerim-tijd een groot bal te geven. Dan zouden de andere moeders eens opkijken!

 

Toen Jacob op een avond in de Synagoge kwam, merkte hij een zenuwachtige stemming op. De mannen zaten op hun banken te schuifelen. Zijn vader fluisterde hem toe buiten te wachten. Nauwelijks was de dienst beëindigd, of kleine groepen vormden zich in de voorhof. Hem terzijde nemend vertelde Sjon Moïs dat het volgens geruchten aan de over-

[p. 115]

kant weer smeulde. In Maracaïbo zou een opstand zijn uitgebroken. Het nadeel van het landhuis was, dat hij hem niet eerder had kunnen bereiken. Jacob was buiten zichzelf. Als de vijandelijkheden maar niet verder om zich heen grepen! Hij had grote belangen in Venezuela. Hij zou er heen moeten om zelf beslissingen te nemen, en van dichtbij de kansen te volgen! Die nacht sliep hij niet. Hij had Gracia beloofd over een paar weken naar Europa te vertrekken en hij wilde zijn woord houden. Maar was het verantwoord op reis te gaan en alles in de steek te laten? Als hij niet oplette kon zijn toekomst vernietigd zijn. Hij wist dat hij niet de jongeman was die met zijn vrouw ging spelevaren, terwijl er zóveel op het spel stond. De volgende ochtend had hij zijn besluit genomen. Het gerucht werd in de stad bevestigd. Simon Bolivar had de wapenstilstand opgezegd. De vader was het met Jacob eens. Ook de oom kon hem geen ongelijk geven. Als de toestand gevaarlijk werd, zou er altijd nog tijd zijn terug te komen.

Toen hij de overtocht op ‘De Verwachting’ ging afzeggen, hoorde hij van Cornelis Lang dat over een paar maanden voor de eerste keer een stoomschip de oceaan zou oversteken. Jacob en zijn jonge vrouw leken hem voortvarend genoeg daarmee de reis te ondernemen. Lachend wees de jongeman het voorstel af.

Aan Gracia's gezicht kon hij zien dat zij meer over het uitstel van de plannen, dan over zijn vertrek teleurgesteld was. Teneinde haar op te fleuren vertelde hij van de stoomboot. Zich tegen hem aanvlijend bedelde zij later daarmee te gaan.

Hij ging nu elke dag weer naar kantoor. De geregelde bezigheid deed hem goed. Zo veel viel er te regelen, dat hij weinig tijd had zich met José's kerkbezoek bezig te houden. Wat maakte die jongen zich het leven toch onnodig moeilijk!

Op de avond van het Christelijk Oudejaar nam hij Gracia mee naar haar ouderlijk huis. Zij was in-gelukkig voor het

[p. 116]

eerst te mogen opblijven om de vrolijke stoet der negers te zien. Andere jaren had zij vanuit haar bed het steeds terugkerende refrein ‘aña nobo, bida nobo’, ‘een nieuwjaar, een nieuw leven,’ dat de coupletten afsloot, kunnen horen.

De hele familie verzamelde zich op het balcon en keek tussen de buikige pilaren neer op de straat. Van verre klonk de trom, die de cadans voor de ‘tumba’ aangaf. Na een poosje kwamen de dansers met koddige sprongen de hoek om. In dubbelzinnige bewoordingen werden de gebeurtenissen van het afgelopen jaar gehekeld. Voor hun huis verhieven zij hun stemmen.

‘Zij deed een wandeling zonder stok,

Pas later kwam de stok te pas.’

Aña nobo, bido nobo.’

Schallend gelach ging op van beneden en van de vensters der buurhuizen. Een ieder had onmiddellijk begrepen dat dit op de escapade van Maria sloeg. En toen hoorden zij:

‘Haar heer kwam naar de stal, hij kwam naar onze Heer! Aña nobo, bido nobo.’

Schijnbaar onschuldig, moesten de woorden een diepere zin hebben. Sjon Rebecca had het dadelijk door. Zij nam haar zwager terzijde, en men zag hoe het bloed hem naar de wangen schoot. Die brutaliteit! In één adem met de misstap van die meid een toespeling op het gedrag van zijn zoon!

Jacob had de zorgen tijdelijk van zich afgezet. Die avond werd besloten, dat Gracia met Sjon Hannah en Estella op de ‘koenoekoe’ kon blijven. Die twee zouden de invitatie maar al te graag accepteren. Want het jongemeisje had buitenlucht nodig. Sjon Rebecca was ingenomen met deze regeling, want Rachel had ervoor gezorgd dat het verhaal van de gebroken eieren haar ter ore was gekomen. Ze had het nu druk genoeg met Rosa's uitzet. En dan het bal, waarvan zelfs Moïs nog niets afwist...

Het verlovingsfeest van Rosa en José werd tegelijk Jacob's

[p. 117]

afscheid. In het laatste onderhoud onder vier ogen met de schoonzoon drukte Sjon Abram hem op het hart vooral niet op een overwinning van de opstandelingen te rekenen. Spanje was zich aan het herstellen en koning Ferdinand zou een expeditie uitsturen! Zij moesten loyaal blijven aan de politiek der Hollandse regering, die eerder de Royalisten begunstigde. Dat waren zij aan hun vorst verplicht.

Jacob beloofde hem goed uit te kijken. Onder zijn hemd droeg hij het zeemleren zakje, dat Gracia voor hem had genaaid, gevuld met zilveren rijksdaalders.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken