Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De verwachting (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van De verwachting
Afbeelding van De verwachtingToon afbeelding van titelpagina van De verwachting

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

Scans (183.13 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De verwachting

(1959)–Maria Miranda–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 103]

XI

Na de plechtigheid traden Jacob en Gracia door een haag van negerkinderen uit de Synagoge. Binnen was het drukkend warm geweest en verlicht ademden zij de avondlucht in. Twee schimmels met witte oleanders in het tuig trokken de wagen voor. Tegenover het bruidspaar zaten Deborrah en Jacob's zusje Bella, in roze tule jurkjes waaronder de lange broek met stroken om hun enkel sloot. Gemakkelijk achterovergeleund nam de bruidegom de geborduurde waaier over en wuifde zijn bruidje koelte toe. ‘Zo gaat het wel, kleine meid. Na de drukte der laatste dagen zul je moe zijn. Je had meer tijd voor de naaisters dan voor mij. Maar dat wordt anders nu je mijn vrouw bent. Nog een paar weken op de “koenoekoe”... en we zeilen weg als de wolken daarginds.’ Hij wees naar een luchtige toren van grillig formaat, gloeiend rood in de ondergaande zon. Gracia vertelde hoe bang ze was geweest dat het huwelijk moest worden uitgesteld. Want terwijl zij uit nieuwsgierigheid in de provisiekast neusde was een schaal vol eieren, bestemd voor de vulling der bruidstaart, van een plank gevallen.

De meisjes tegenover haar begonnen te proesten: ‘En je zag er uit, plakkend over je hele lichaam.’

Gelukkig hadden de kippen op de ‘koenoekoe’ in de tussentijd weer gelegd, vertelde Gracia verder. ‘De taart is heel lekker geworden, er zit van alles in: gedroogde pruimen,

[p. 104]

rozijnen, amandelen en zelfs rode wijn,’ smulde Deborrah.

‘En we krijgen kalkoen en heel veel dragées en nog meer dingen, die ik niet mag verklappen,’ lichtte Bella in.

‘De eierdooiers deden mijn haar ook goed. Vind je niet, Jacob, dat het vandaag beter zit dan anders?’

‘Inderdaad,’ en met twee vingers streelde de bruidegom een lokje onder de oranjebloesem. Hij had van het gesprek genoten. Nu was het avontuur, dat een huwelijk met Gracia voor hem betekende, begonnen. Voor het huis dromden negers. Toen bij haar uitstappen een bewonderend gejuich opging, had Gracia van plezier in de handen kunnen klappen. Ook het rijtuig achter hen was tot stilstand gekomen. Aan weerskanten opgesteld, lieten beide ouderparen bruid en bruidegom voorgaan.

Binnen brandden de kaarsen; zonder overgang waren ze de nacht ingegaan. Het duurde een half uur vóórdat alle rijtuigen waren voorgereden.

De menigte verdrong zich in de ruime ontvangstkamers, waarvan de deuren openstonden. Overal stonden grote bouquetten; port werd rondgebracht. De Gezaghebber en zijn vrouw, vele officieren en Padre Pablo kwamen gelukwensen. De vrouwen gingen keurend langs de tafels, waarop de geschenken waren uitgestald. ‘Kijk, wat is die goed voor de dag gekomen! Had je dat van hem verwacht?’

‘Ja, hij heeft geld van Sjon Abram nodig om zijn huis te bouwen! Maar deze had toch iets beters kunnen sturen! Zonder zijn steun was hij er nooit gekomen.’

De één geneerde zich over zijn geschenk, de ander zag dat hij het ook minder had kunnen doen. Het gesprek van de dag was de bruidsschat van Gracia. De notaris had losgelaten dat ze evenveel als Mirjam had gekregen. De mannen gisten hoeveel Sjon Abram moest bezitten, daar hij bovendien zijn zonen in Europa kon laten studeren. Als je dát bedacht, leefde de familie in het dagelijkse doen betrekkelijk sober. De vrouwen vroegen zich af, wie nu voor Rachel zou komen.

[p. 105]

De moeders van de jongemannen, die een blauwtje hadden gelopen, hadden spijt dat deze goede partij hun zoon was ontgaan.

Niet alleen door de port was de stemming opgewekt, het gerucht van de wapenstilstand tussen Simon Bolivar en de Spanjaarden was bevestigd. Nu zou er wel gauw vrede komen. Dat mocht dan ook wel. Op het ogenblik werkten ze maar voor de belasting.

Toen degenen, die niet bleven dineren, waren vertrokken, begaf een lange stoet zich naar de balzaal. Een honderdtal, de naaste familieleden - het was moeilijk geweest uit te zoeken wie er toe behoorden - namen plaats.

Gracia zat in het midden van de hoofdtafel. Zij hield zich voor, dat ze moest genieten. Dit was háár dag, het eerste feest met grote mensen, waarop zij zich zo lang had verheugd. En nu was zij nog wel het middelpunt! Toen ze eenmaal zat, voelde ze pas hoe moe ze was. Terwijl de vader de wijdingsspreuk over de wijn uitsprak, moest zij met geweld de ogen openhouden. Haar kleine gestalte was ineengedoken, terneergedrukt door het zware roomkleurige satijn van de bruidsjapon. Door de tantes voor Ruth's trouwdag met zilverdraad geborduurd, was het toilet voor alle toekomstige bruiden van de familie bestemd. Zij hadden hun best gedaan zonder de japon te verknippen deze over de buste in te nemen. De plooien werden niet door de nauwelijks ontloken knoppen van Gracia's borsten opgevuld. Om de hals droeg zij een parelsnoer, een geschenk van Jacob.

Nadat ze met een geweldige honger op de spijzen was aangevallen, voelde zij zich beter. Doch de wijn, waaraan zij niet was gewend, maakte haar slaperig. Als door een nevel drongen de toespraken en het geroezemoes van stemmen tot haar door. Ze had het liefst haar hoofd op de tafel gelegd, er kwam geen einde aan de maaltijd. Zo voelde zij het feest langs zich heen glijden, onmachtig ervan te genieten.

Jacob, aan wie haar vermoeidheid niet was ontgaan, kneep

[p. 106]

af en toe in haar hand en dankbaar drukte zij zijn vingers.

‘Kijk ze eens verliefd doen,’ fluisterden de dames in de verte.

‘José zit naast Rosa en Manchi bij Estella. Dat heeft Sjon Abram goed voor elkaar gebracht. Geld moet bij geld blijven!’ merkte een arm familielid afgunstig op.

Rosa had een zalmroze taftzijden japon aan, haar ogen schitterden verleidelijk. José kwam het voor, dat de roos verder was ontloken. Ja, zij zou de juiste vrouw voor hem zijn! Hij zou met zijn vader spreken. Nu mocht hij het niet langer uitstellen, want de ogen van menige jongeman gingen haar kant op. Zijzelf was voldaan door zijn grotere aandacht, maar ze keek toch vaak naar Manchi aan de overkant.

Deze keurde Stella van terzijde. Vandaag zag zij er wat beter uit dan bij het verlovingsdiner. Haar bleke teint stak teder af tegen de grijsblauwe ripszijde. Doch de vrouw zijner keuze zou zij niet zijn. José, die geluksvogel! Hij zat naast Rosa. Al sprak dat meisje ook sloom, temperament straalde uit haar ogen.

Estella deed haar best de schuwheid te overwinnen en praatte met Manchi over Leiden. ‘Wat lijkt het me stimulerend, een leven onder studenten! Ik zou het heerlijk vinden mij onder bevoegde leiding nog meer in de letterkunde te verdiepen.’

‘Dat zou iets voor je zijn, Estella,’ riep hij met een zweem van ironie uit. ‘Weet je dat er in Engeland stemmen opgaan om vrouwen tot de Universiteit toe te laten? Maar daar zijn ze ook zo gek de slavernij af te schaffen!’ Hij dacht: ‘Ze is niet alleen lelijk, een blauwkous is ze ook. Vader kan doen wat hij wil, dit huwelijk gaat niet door!’

Haar ogen zochten José. ‘Wat ziet hij er bleek en interessant uit! Niet zo oppervlakkig als Manchi. Hij zou meer begrip voor mijn liefhebberij hebben.’

Sjon Hannah, Estella's moeder, was meegekomen, toen zij had gehoord, dat Sjon Sarah de zwaarste rouw binnen het

[p. 107]

jaar zou afleggen. Er hing van deze uitgang immers veel voor het levensgeluk van haar dochter af. Het conventionele zwart dat zij jarenlang om een weinig beminde echtgenoot had gedragen, was vervangen door grijze faille, in dezelfde dreigende kleur als het peper-en-zout van haar haar. Sjon Sarah naast haar, in parelgrijs taft, verheugd dat de verzoening eindelijk tot stand was gekomen, overstelpte de gast met attenties. Al kon zij de gedachten aan de verloren kinderen niet geheel van zich af zetten, op deze dag wilde zij haar verdriet niet tonen. Haar aankijkend moest Sjon Abram denken: ‘Mijn duifje, zo licht en vergankelijk als een dauwdruppel! De parels staan mooi op het grijs.’ Hij dacht terug aan de avond van het bal. Zij zag er nu minder goed uit. Het afgelopen halfjaar had haar gevoelig geraakt en hij mocht zich nog gelukkig prijzen dat zij hem gespaard was gebleven. Toen kwam hem in herinnering dat hij ook tijdens het vorige feest door sombere gevoelens was geplaagd. Dit moest hij verjagen op de trouwdag van de vrolijke Gracia! Hij dwong zich naar Rebecca te luisteren. Als een vlam stonden haar haren boven de donkergroene japon. Terwijl ze naar de zoon keek, welfde haar boezem zich vol trots. Ze rekte haar kin nog meer omhoog, toen haar blik op Rosa viel. Met José kwam het dus in orde.

Zij had er vaak aan gewanhoopt. De laatste weken was Rachel vaak bij hen gekomen om eenzelfde taftzijden japon als die van haar nichtje te passen. 's-Middags, terwijl beide meisjes op Rosa's kamer rustten, was de moeder vaak op blote voeten tot voor de deur geslopen om de gesprekken af te luisteren. Dan waren haar haren te berge gerezen, telkens wanneer zij Rosa's lijzige stem Manchi's naam hoorde noemen. Het had Sjon Rebecca veel zelfbeheersing gekost niet naar binnen te gaan om de dochter te verbieden. Gelukkig dat Rachel's aanwezigheid haar hiervan had weerhouden!

Zij had er met Moïs over gesproken en voor deze keer zijn raad opgevolgd er niet onder vier ogen met Rosa over te

[p. 108]

praten. Zij moest maar geduld hebben, had hij gemeend. Wat was hij toch wijs geweest! Geen wonder, dat hij in zaken geslaagd was, een man met zoveel mensenkennis! Kijk José werk van Rosa maken. Achter de waaier fluisterde hij haar iets toe! Bij zo'n meisje was hij stellig de Padre en zijn school vergeten.

Rachel had met zich laten sollen. Het stond haar tegen hetzelfde toilet als een ander te dragen; ook de kleur beviel haar niet. Maar haar was geen kracht gebleven haar wil tegen die van de heerszuchtige tante in door te drijven. En tenslotte kwam het er niet op aan hoe zij er uitzag. Zij had een onbenullige tafelheer. Was die Hollandse kapitein er maar geweest! Die bezat meer pit dan al deze jongelui bij elkaar!

Het was middernacht toen Gracia de taart aansneed. Zorgvuldig bracht ze de marsepeinen duiven op haar bord in veiligheid. Jacob had fier, zoals de gewoonte het voorschreef, een wijnglas tegen de grond gegooid. In kleine scherven was het uiteengespat. Een goed teken, dat op voorspoed duidde.

Zij hadden geen tijd hun portie op te eten. Sjon Abram gaf het teken dat zij onopgemerkt moesten verdwijnen. Maar aller ogen waren op hen gericht, handen grepen naar de zilveren schalen om hen met bruidsuikers te bekogelen. Aan Jacob's arm vluchtte Gracia onder de hagel door, de marsepeinen duiven tegen haar borst gedrukt.

De schimmels voor het rijtuig hadden verse jasmijn in het tuig. Een smalle maan zeilde als een glanzend schuitje door de nacht. Néné had nog net tijd de bruid in een doek van Japanse zijde te wikkelen; de koetsier joeg de negers al uiteen. De nachtlucht was verrukkelijk koel.

Buiten de stad sloeg Jacob een arm om zijn bruid en kuste haar voor het eerst op de mond. Zij schrok ervan. Zij was al bijna in slaap gevallen. Zij beet het hoofd van een duifje af en hield hem het andere voor de mond. Zich tegen hem aan nestelend, dommelde zij in, om pas, toen de paarden bij

[p. 109]

de oprijlaan van de ‘koenoekoe’ hun gang vertraagden, wakker te worden. Spookachtige schaduwen gleden over de weg. In het buitenhuis brandde nog licht. De kleine Maria, haar als kamenier toegedacht, geleidde het paar naar het bruidsvertrek. ‘Goedenacht,’ zei Gracia in de deur tegen Jacob.

In de kamer stond een groot bed met een hoog baldakijn, even breed als dat van haar moeder. Van haar verbazing bekomen, zei ze tegen Maria: ‘Vlug, kleed me uit, ik ben zo moe!’ Haastig deed het negermeisje de haken van achteren los en hielp haar in het geborduurde nachtgewaad.

‘Doe de kaarsen uit, ik wil slapen!’ riep ze vanuit het bed.

‘Maar Sjon Gracia,’ de mondhoeken van de jonge negerin trilden spottend, ‘Sjon Jacob zal dadelijk bij U komen.’ Onderzoekend keek Gracia haar aan. Daar had je weer die merkwaardige glimlach, die ze de laatste tijd bij de negers had opgemerkt, wanneer over de bruiloft werd gesproken. Het moest iets betekenen.

‘Ga dan maar,’ beval zij. Toen Jacob uit de aangrenzende kamer kwam, was zij in slaap. Zich naast haar neervlijend, zoende hij haar wakker.

‘O Jacob, laat me nu rusten. Wat kom je toch doen?’ klonk het slaapdronken. Verbaasd over haar onwetendheid, bleef hem niets anders over dan teleurgesteld naast haar te blijven liggen. Buiten de deur luisterde Maria. ‘Wat een domme meid toch, zich aan zo een Sjon te weigeren!’

 

In de nacht brak een onweer los. Ondanks al het geweld - hoge golven die tegen de rotsen in de diepte beukten, paarden die in de stallen hinnikten - had Gracia rustig geslapen. Pas toen ze in de ochtend de lichtgele Anglo's op de heuvels zag, begreep ze dat het geregend had. Verfrist na het bad wachtte ze Jacob aan het ontbijt. Weer schrok zij toen hij haar mond kuste. Tijdens de wandeling, die hij, om haar een genoegen te doen, maakte, zeilde haar wijde rok als een witte wolk vóór hem uit. Hij had moeite zijn hartstocht te

[p. 110]

bedwingen. De volgende dagen bleek dat hij minder behoefte aan lichaamsbeweging had dan zijn jonge vrouw. Ook miste hij zijn werk. Dikwijls dacht hij aan de nachten in Caracas... met Mercedes!

Gracia, nog te veel gewend aan haar schoolrooster, verveelde zich een beetje, zich afvragend wat de tantes de hele dag uitvoerden. Het huishouden liep zo òòk wel. Als nu maar gauw het kind kwam, dat hij haar had beloofd!

Terwijl hij vaak, opgelucht dat de regen hen binnenshuis hield, de courant zat te lezen, moest hij die neerleggen om een spelletje pluimbal met haar te doen. Dan was hij weer blij, zodra het droog werd, de tuin in te kunnen. Hij genoot van de overgave waarmee Gracia haar witte tanden in het sappige vruchtvlees van de rijpe mango's en mispels kon zetten. Soms scheerden bonte parkieten langs hen heen of spreidde een opgeschrikte turpial zijn oranje-vlerken uit.

En op een avond zong zij hem ongedwongen liedjes voor, begeleidde zijn vioolspel. In de deuropening stonden de negers met aandachtig gebogen hoofden te luisteren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken