Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De verwachting (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van De verwachting
Afbeelding van De verwachtingToon afbeelding van titelpagina van De verwachting

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

Scans (183.13 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De verwachting

(1959)–Maria Miranda–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 163]

XIX

Met Pinksteren heerste er dit jaar geen vreugde in de woning van Sjon Abram. Zelfs zijn tuin had hij zo verwaarloosd, dat er maar enkele bloemen door de negers uit eigen beweging van de ‘koenoekoe’ werden gebracht, die Rachel weer naar de Synagoge stuurde. Hun huis behoefde geen tooi. Hoe langer hoe meer had ze de leiding in handen genomen. Vaak kwam zij in botsing met beide tantes, die zich niet wilden schikken naar de wil van een kind, dat zij in hun armen hadden gedragen. Als Sjon Abram er aandacht aan had besteed, had hij kunnen opmerken dat de oude dames vaak met betraande ogen in een hoek zaten. Rachel's voorstel hem op kantoor te helpen wees Sjon Abram zeer beslist van de hand. Dat was geen werk voor een meisje, zeker niet voor zíjn dochter. Ze begon haar sexe te verwensen. Kon ze maar een broek aantrekken om mannenwerk te doen!

Maar zij regelde de verhuizing naar de ‘koenoekoe’. De vader liet haar begaan. Toen hij van José's doop hoorde, had hij alle hoop verloren en gaf Manchi te kennen dat hij niet meer tegen een verloving gekant was, alleen nog Sjon Sarah. Hij had opgezien tegen het buitenleven, dat hij zich zo anders had voorgesteld... tezamen met twee jonggehuwden... Maar toch was het er aangenaam. De rust en de frisse lucht zouden Sarah goed doen. En hij kon zich nog meer afzonderen. Slechts zelden ging hij naar de stad.

[p. 164]

Nu verschrikte de ‘chuchubi’ Néné niet meer, want het onheil was al gekomen. Zij kon niet vermoeden hoe zijn stem haar meester hinderde. Het leek of de vogel tegen hem zei: ‘Até, akí, katolíco, katolíco; hij is katholiek, katholiek!’

Onbegrijpelijk dat de zon nog kon stralen, de hemel blauw kon blijven, terwijl in zijn binnenste alles dood was. Zelfs het spel van zijn jongere kinderen, die zich hoe langer hoe meer voor zijn sombere figuur terugtrokken, hinderde hem.

Zo nu en dan sijpelden berichten uit de grote wereld tot hem door. De legers van de Republikeinen rukten van alle kanten tegen de hoofdstad op. Maar volgens hem waren dat loze berichten. Te zeer in beslag genomen door zijn verdriet, kon hij zich niet in de politiek verdiepen.

Jacob had verheugd de uitnodiging naar de ‘koenoekoe’ te komen, aangenomen. Daar zou Gracia haar paard kunnen berijden. Zij zag eruit als een plant die te lang in het donker had gestaan. Wat afleiding zou haar goed doen. Buiten knapte ze gauw op. Jacob had er schik in haar 's morgens bij het ontbijt in de nauwsluitende amazonedracht te zien.

Onder geleide van een stalknecht op een muilezel, genoot ze van de koele ochtendlucht. Een vrijheidsroes overviel haar onder het draven over de kale heuvels. Spoedig was zij gewend aan de merrie, die onder haar licht gewicht en aan haar soepele hand op de kleinste wenk gehoorzaamde. Zo zeker voelde zij zich in het zadel, dat ze op een morgen de stalknecht thuisliet. De nieuw verworven zelfstandigheid gaf haar zulk een kinderlijk genot dat ze uit pure overmoed het paard over een paar kleine rotsblokken liet springen. Toen spoorde ze haar aan een laag hekje te nemen. Jolanda aarzelde niet, hief haar voorbenen op en was er overheen... maar Gracia lag op de grond. Wat deden die stekels van de cactus zeer! En die akelige merrie, blijkbaar opgelucht dat ze haar last was kwijtgeraakt, was op hol geslagen. Jong en dartel als haar meesteres, wilde ook zij op haar beurt van de vrijheid genieten.

[p. 165]

Er bleef Gracia niet anders over dan met een schrijnend lichaam naar huis te strompelen. Zij moest over het hek klimmen om op de landweg te komen. Moeizaam sleepte ze zich voort, de rijlaarzen knelden. Nu pas voelde ze de warmte. Af en toe ging ze aan de kant wat uitblazen.

Ze wist niet meer waar ze was, want op een heuvel ontwaarde zij een huis, dat ze nog nooit had gezien, een beetje al te eenvoudig voor zijn omvang. Opgelucht ving zij plotseling het geluid van hoeven op. Achter haar kwam iemand aan op een ezel, een grote strohoed op zijn hoofd. Deze neger of mulat zou haar de weg kunnen wijzen. Toen hij zijn hoofd ophief, zag ze dat het een blanke was, en even later herkende ze haar broer. ‘José,’ riep ze verbaasd uit.

‘Gracia, wat is er met je gebeurd?’ Hij stapte af en zij vielen elkaar om de hals. Wat was hij mager geworden! En die verbeten trek had zij vroeger nooit gezien.

‘En hoe kom jíj hier?’ José vertelde van de leprozen, die hij verzorgde. ‘Ik vind het mooi wat je doet. Jacob is het met me eens. Ik begrijp niet waarom de mensen er kwaad over spreken.’

‘Het zal wel luwen, Gracia. Ze kunnen het me op den duur niet kwalijk nemen dat ik volgens mijn overtuiging leef.’

‘Toen ik bij Sjon Rebecca woonde, moest ik aan haar handwerkkransjes deelnemen. De vrouwen fluisterden en ginnegapten over je vriendschap met de Padre. Ik begreep er niets van en Jacob zei, dat het te smerig was om uit te leggen.’ José, die de laatste tijd met moeite zijn moreel evenwicht had bewaard, was het of hij een klap in het gezicht kreeg. Hij duizelde en de stoffige weg begon te dansen voor zijn ogen. Na een poosje zei hij:

‘Zo, zo. Daarvan verdenken ze me!’ Al pratende hadden ze de top van de heuvel bereikt en waren nu dicht bij het huis. ‘Hier mag je niet binnen, mijn zusje, hoe graag ik je ook een stoel had aangeboden. Maar ik zal wat water schep-

[p. 166]

pen waarmee je gezicht en handen kunt wassen, en als je wat afgekoeld bent, mag je drinken. Ondertussen rusten we uit onder de schaduw van die palmboom. Wanneer je weer verder kunt, breng ik je tot vlak bij onze ‘koenoekoe’. Zijn stem stokte, want achter gindse heuvel lag het ouderlijk huis waar zijn gedachten steeds weer naar uitgingen. Op de grond zittend, dronk Gracia het koele water uit de kruik, die José haar had aangeboden, volkomen onbewust van haar onconventioneel gedrag. Ze wist niet dat ze door de leprozen werd bespied, die zich in het duister van de kamer hielden om de blanke Sjon niet te doen schrikken. Met een vermoeden van wat zich daarbinnen afspeelde en bang dat de leprozen zich zouden vertonen, spoorde José zijn zuster aan.

‘Je mag niet langer uitblijven, thuis zouden ze ongerust worden.’

‘Waar zal Jolanda zijn?’

‘Zeker al veilig in haar stal.’ Terwijl zij opstond, kwam hem eindelijk de vraag, die hem op zijn tong brandde, over de lippen: ‘Hoe gaat het met de ouders?’

‘Slecht, José, heel slecht,’ kwam aarzelend het antwoord. ‘Vader ziet er oud uit en spreekt bijna niet meer. Toen hij van je doop hoorde, heeft hij iedere hoop op je terugkeer opgegeven. Moeder niet. Zij wil maar geen toestemming geven tot Manchi's verloving.’

‘Wat heeft dat met mij te maken?’

‘Rosa en Manchi zijn stapel-verliefd op elkaar. Maar moeder wil niet dat hij je plaats inneemt.’ Zonder het te weten had ze hem opnieuw gekwetst. Nu wist hij zeker, dat Rosa nooit van hem had gehouden, terwijl hij nog niet over de verbreking van de verloving heen was. ‘Het is maar beter, dat ik ben verdwenen,’ dacht hij.

‘Toen je met Rosa kwam praten zaten Estella en ik in het priëeltje en hebben alles gehoord. We vonden Rosa maar een lafaard. Estella was het met me eens en nam het voor jou op.’

[p. 167]

‘Ja, zij is een lief kind, ik was haar bijna vergeten. Hoe gaat het met haar?’

‘Niet goed, José. De laatste tijd neemt haar bloedarmoede zo schrikbarend toe, dat ze heel veel moet rusten. Sjon Hannah laat een buitenhuis bouwen, waar ze kan opknappen.’

‘Ik herinner het me, ze was altijd bleek, maar haar ogen konden stralen van geestdrift over het liefdewerk.’ Nu zag José de palmen van de ‘koenoekoe’, wier brede bladeren wuifden als handen, die hem binnen noodden. Hij hoefde maar zijn geloof te verloochenen om weer in de kring der zijnen te worden opgenomen. Dan zou het leven van moeite en verdriet een einde nemen en thuis de gezelligheid herleven. Maar hij moest terug naar de leprozen, die nu nog meer zouden smalen, nu ze hem met een blanke vrouw hadden gezien. Hij moest naar het huis van de Padre, waar hij op de smalle sofa zou slapen.

‘Goedendag, mijn zusje, verder mag ik niet. Vertel maar aan niemand dat je me hebt gesproken.’

‘O ja, Jacob mag het weten,’ Met de armen om zijn hals, trok ze hem hartstochtelijk tegen zich aan. ‘Vaarwel, mijn lieve, lieve broer. Wie weet wanneer we elkaar weerzien. Jacob wil me binnenkort meenemen naar Europa.’

‘Goeie reis, dan!’ Zich vlug afwendend om de ontroering te verbergen, sprong hij op de ezel.

 

Het landhuis tussen de bomen beloofde Gracia rust en verkwikking. Het was onbegrijpelijk dat tussen deze muren, die vrede uitstraalden, zo'n groot verdriet heerste. Bestond er dan geen weg meer om de harten van haar ouders en broer, zo vol zuivere bedoelingen, tot elkander te brengen?

Jolanda stond in de stal en ongezien sloop Gracia via de achterstoep naar haar badkamer. Niemand had iets gemerkt. Maar bij zijn thuiskomst schrok Jacob toen hij het geblakerde gezicht, dat een beetje te wit gepoederd was, met de opgezette lippen zag. Toen ze haar verhaal had gedaan, zei de

[p. 168]

vader niets, maar Jacob was heel ongerust. Zij had dood kunnen vallen of een zonnesteek oplopen tijdens die lange wandeling. Wat was het ondoordacht geweest die stalknecht thuis te laten! Hij rilde bij de gedachte wat er had kunnen gebeuren. Neen, dat paardrijden moest ze laten, al zou het een teleurstelling voor haar zijn. Het beste was nu naar Europa te gaan waar hij maandenlang ongestoord over haar kon waken. Het werd tijd zijn belofte in te lossen. Dat had zij verdiend! Morgen ging hij er werk van maken. Toen zij alleen waren vertelde Gracia van haar ontmoeting: ‘Zijn kleren waren verwaarloosd en hij zag er moe uit, maar hij maakte niet een ongelukkige indruk. Jacob, stel je voor, iedere dag rijdt hij door de hitte over die stoffige weg naar de zieken. Nu weet ik goed wat dat betekent!’

‘Maar hoe kon je dat doen, Gracia? Ik bedoel niet, dat het verkeerd was met José te praten. Integendeel, ik wenste dat ik een verzoening tot stand kon brengen! Maar hoe haalde je het in je hoofd zo dicht bij de leprozen te komen?’

‘José heeft me niet toegestaan naar binnen te gaan. Bij de put gaf hij me water en liet me in de schaduw uitrusten.’ Het duurde lang voor Jacob kon slapen. Het idee, dat zijn Gracia in de buurt van leprozen was geweest, was hem ondraaglijk! Als zij maar geen besmetting had opgelopen! Haar gezichtje verminkt, hij moest er niet aan denken! Ze was ook zo lichtzinnig! Het werd tijd dat ze zo vlug mogelijk van hier weg kwam. En er was immers de stoomboot! Die reis kon onmogelijk grotere gevaren behelzen dan die waarin ze zich hier begaf. Juist datgene, waardoor Gracia hem zo had geboeid, gaf hem nu zorgen. Maar hij had het zelf gekozen!

Toen hij de volgende middag Gracia vertelde dat hij een hut op de stoomboot had besproken, danste zij van blijdschap in het rond. Maar de schoonvader, wie hij aan tafel het plan mededeelde, keek nauwelijks op. Tegenwoordig deden de jonge mensen zo raar. Wat gaf het of hij zich verzette.

[p. 169]

Ze gingen toch hun gang! Wilden die twee hun leven wagen, dan moesten ze het zelf weten. En na het eten trok hij zich terug om de Heilige Schrift te lezen. Ook Sjon Sarah nam het nieuws apathisch op.

Terwijl Gracia niet wist hoe aan de voorbereidingen te beginnen, wikkelde Jacob zijn zaken af. Hij zette door en verkocht Jolanda; de merrie moest nu een rijtuig trekken.

Nog juist voor zijn vertrek kwam het bericht binnen dat de Republikeinen Coro aan de kust hadden bezet. Hij kon met een gerust hart op reis gaan. Hij had alles op het spel gezet, maar zou winnen.

 

Vroeg in de morgen was de kade al vol rijtuigen. Het hele eiland deed het jonge paar uitgeleide. Gracia zag er verrukkelijk uit in een beige costuum, een sluier wapperde van haar hoed. Alle vrouwen benijdden haar om het stijlvolle toilet, maar weinigen hadden de reis aangedurfd. Tranen om het afscheid van moeder stonden haar nog in de ogen, want Sjon Sarah was heel bleek en stil geweest.

Aan boord fleurde ze weer even op bij het zien van de vele geschenken die haar hut vulden. Zij zou onderweg tijd hebben voor de boeken, die Estella had gestuurd. De vriendin was te zwak geweest om naar de kade te komen. En vader leek niet meer van deze wereld, zo wezenloos drukte hij haar in zijn armen. De angst, dat zij deze drie niet meer levend zou terugzien, overviel haar. Zij kon niet vermoeden dat de vader weer nieuwe zorgen had om de toestand op het vasteland. Heel bedachtzaam daalde hij met zijn broer en Manchi de loopbrug af. Toen werd een zware, koperen bel geluid, de machine begon te stampen en te dreunen. Het anker werd gelicht en de raderen aan weerszijden van de romp draaiden. De boot kwam in beweging. Vol bewondering stonden de toeschouwers aan de wal. Hoewel ze al bij het binnenlopen van de boot het wonder hadden aanschouwd, raakten ze niet uitgekeken. Schepen hadden zij hun leven

[p. 170]

lang in en uit zien varen, maar nog nooit een zonder zeilen. En dan nog een vrouw aan boord! Die Jacob durfde wat! Die kon het leven wel aan!

De rijtuigen deden hen zo ver mogelijk uitgeleide. Een langgerekt geluid uit de schoorsteen maakte de paarden schichtig, deed de harten der toeschouwers krimpen; maar Gracia wuifde onbekommerd aan de reling.

Dan waren zij het fort gepasseerd en voeren de bolle wolken tegemoet. Zij viel haar man dankbaar om de hals.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken