Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De verwachting (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van De verwachting
Afbeelding van De verwachtingToon afbeelding van titelpagina van De verwachting

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

Scans (183.13 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De verwachting

(1959)–Maria Miranda–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 179]

XXI

Dat zulke woorden in het hartje van de ‘Punda’ - het domein der Joden - waren uitgesproken! Zelfs de stenen der oude huizen moesten er tegen in verzet komen.

En alsmaar bleef de magere figuur van José als Don Quichot over de heuvels rijden... een bespotting voor de Joden. Hij zou de melaatsheid in het stadje kunnen overbrengen! De warmte was ondraaglijk geworden. De politieke toestand hield de gemoederen gespannen. Zij zonnen op een middel zich van hem te ontdoen. In hun radeloosheid wendden zij zich tot de Rabbijn, die met leedwezen terugdacht aan de dagen toen zijn studeerkamer een rustig vertrek was waarin hij zich ongestoord aan het genot van de studie had kunnen overgeven. Dagelijks vol van opgewonden Joden, leek zij thans meer op een vergaderzaal. Maar zijn ambt had nu eenmaal twee kanten.

Met tegenzin riep hij de Oudsten bijeen, ook Sjon Moïs kwam. Herhaaldelijk moest de Schriftgeleerde om stilte verzoeken. Zij beraadden zich over het gebeurde. De Nederlandse Grondwet bepaalde dat Katholieke geestelijken, welke in Holland of haar overzeese bezittingen proselieten maakten, uit hun ambt konden worden ontzet. De Joden konden van de Gezaghebber toepassing van dat wetsartikel eisen. Als vreemdeling zou de Padre ook kunnen worden uitgewezen. De mannen waren ingenomen met deze vondst, maar

[p. 180]

begrepen dat ook Sjon Abram, als een der Parnassim erin moest worden gekend. Sjon Moïs had het warm gekregen, gekrenkt in zijn trots dat de familienaam er mee gemoeid was. Er kwam nog bij dat José de verloofde van zijn dochter was geweest. Doch hij beloofde met zijn broer te praten.

Nog nooit had een gesprek hun beider hart zo zeer bezwaard. Abram kon niet dadelijk zijn medewerking toezeggen. Het was te hard wat van hem werd gevergd. Hij moest er de tijd maar voor nemen, zei Moïs, de anderen zouden het wel begrijpen.

Sjon Rebecca begreep de zorgen van haar man niet, de Padre had niet beter verdiend en voor José zou het goed zijn dat hij zijn steun kwijt raakte. Maar Sjon Moïs legde haar het zwijgen op, in zaken van godsdienst hadden vrouwen zich niet te mengen!

De nacht om Sjon Abram was nog zwarter geworden. Welk een besluit moest hij nemen! Hij las zelfs niet meer de Heilige Schrift, zat de hele dag voor zich uit te staren. Hij overwoog zijn leven. Op de sterfgevallen der kleine kinderen na was hij grenzeloos gelukkig geweest. Sarah en hij hadden dit serene bestaan genoten als een heerlijke wijn, zonder voorgevoel dat het een einde zou kunnen nemen. Aan een veelbelovende boom waren de vruchten verdord.

En nu kwam de voorbereiding op Nieuwjaar met Schofartonen in de morgen en de halve vastendagen. Al lang at hij niet meer voor de middag. Het liefst was hij voorgoed op de ‘koenoekoe’ gebleven, ver van alle mensen. Maar vóór hij het wist had Rachel al de terugkeer naar de stad geregeld. En hij had zich niet verzet, hoewel hij liever het huis met de herinneringen aan de noodlottige avond had gemeden.

De ernst der ontzagwekkende dagen lag voor hem. Vóór Nieuwjaar bezocht hij weer de graven der zijnen. Hier had hij ook verleden jaar gestaan, vol verdriet om de kleine die hem was ontvallen. Maar toen was José nog bij hem geweest, die nu levend dood voor hem was. Bij de hele oude

[p. 181]

graven bleef hij weer staan. Als de Vaderen nu maar tot hem zouden kunnen spreken, hem raad geven! Zijn oog viel op de zerk van de voorouders wiens naam hij droeg, met de afbeelding van Abraham, die op het punt staat zijn zoon te offeren. Het antwoord was hem gegeven. Alles moest hij voor de Almachtige prijs geven, zelfs het eigen kind. Hij had het voorbeeld van zijn geslacht te volgen, dat aanzien en bezittingen ter wille van de Heer had vaarwel gezegd.

Gelukkig was er die middag maar weinig bezoek, slechts de allernaaste familieleden en de armen, die hun weldoener kwamen danken, een hele stille ontvangst.

Er werd gefluisterd dat vele Venezolaanse dames en hun kinderen, die in de laatste jaren hierheen de wijk hadden genomen, naar hun land waren teruggekeerd. Dat zou op een consolidatie van de toestand wijzen. De gesprekken gingen langs Sjon Abram heen. Hij leefde in zijn eigen wereld en overtuigd van zijn mening haatte hij ieder politiek gesprek.

Met Nieuwjaar en Grote Verzoendag stond hij in gebed en vasten alleen tegenover zijn Heer. Thans zag hij de weg en bad slechts om kracht. Maar Adonaï is rechtvaardig, vrij te zegenen of te verwerpen. Aan het schepsel valt geen oordeel toe. Het is slechts stof, een worm, heeft te vrezen en te aanbidden.

Het Loofhuttenfeest miste iedere blijdschap en luister. Sjon Sarah sleepte zich iedere avond naar beneden, niet om zoals andere jaren van de sterren te genieten, maar ze was ervan overtuigd dat José met dit feest naar huis zou terugkeren; dit waren immers de dagen die de gezinnen bijeen brengen. Gespannen zat ze ieder geluidje af te luisteren en was nooit te bewegen naar bed te gaan zo lang de huisdeur nog openstond. En zo wachtte een moeder zeven dagen lang.

 

Met het Slotfeest bad Sjon Abram kreunend: ‘Och help toch, Heer! Och help toch, Heer!’ Daarna gaf hij zijn besluit aan zijn broer te kennen. De Joden van dit eiland hadden immers

[p. 182]

weinig anders dan hun geloof, dat nog evenveel offers vergde als in het verleden.

Vóór de opening der vergadering van de Parnassim waren de heren in druk gesprek. Er was de laatste weken veel gebeurd; een belangrijke stad was gevallen, een hunner aanvoerders naar Cuba gevlucht. Panama had zichzelf bevrijd en bij de Republiek aangesloten. Het nieuws van de dag was dat de ‘Libertador’ Bogotà had verlaten om een veldtocht naar het Zuiden te beginnen. Sjon Abram moest toegeven dat het op een belangrijke overwinning leek. Maar de anderen begrepen niet dat het taktiek van de Spanjaarden was ogenschijnlijk terrein prijs te geven. Maar waar het op aan kwam: de kust - Puerto Cabello - dat hielden zij als een bruggenhoofd vast om daar straks met een grote expeditie te landen om de Republikeinen, die zij willens en wetens naar het Zuiden hadden gelokt, te verpletteren.

Aller zenuwen waren tot het uiterste gespannen. Een verzoekschrift werd opgesteld en door een delegatie aan de Gezaghebber overhandigd. Wekenlang bleef het antwoord uit.

 

Na lange tijd ontving Sjon Abram een officieel schrijven, dat hij ongeopend liet liggen. Tegen de middag kwam zijn broer hem vragen wat hij van de nieuwe maatregel dacht. Verbaasd opende hij de brief. Het was alsof de grond onder hem wegzonk. Aan de kooplieden werd namelijk een strikt neutrale houding in het conflict op het vasteland voorgeschreven en iedere bevoordeling der Spanjaarden moest achterwege blijven. Bevreesd dat de Venezolaanse havens voor de Nederlandse vloot konden worden gesloten, had de Regering de Gezaghebber een nieuwe richtlijn doen toekomen.

Sjon Abram voelde zich schandelijk bedrogen, zelfs door de Koning in de steek gelaten, die hij zo trouw had willen dienen. Voor de tweede maal was hij ziende blind geweest, had hij zich tegen beter weten in het afgelopen jaar wijs

[p. 183]

gemaakt dat Spanje toch nog een actie zou ondernemen.

Maar al zou dat land afstand doen van haar oude bezittingen, de leningen moesten toch uitbetaald worden. Voor zover hij zich kon herinneren, was het nog nooit in gebreke gebleven. Sjon Moïs kon hem daar geen antwoord op geven. Wel wist hij dat de andere kooplieden, woedend op de Regering die hen zo lang om de tuin had geleid, hun persoonlijke wrok tegen de Gezaghebber richtten. Dacht die ‘makamba’ dat hij hen als een stel kwajongens niet hoefde te antwoorden? Zij waren degenen die hier de koorden van de beurs in handen hadden. Diezelfde middag wilden zij nog een audiëntie afdwingen. De broer moest maar thuis blijven!

Toen hij vertrokken was, sloeg Abram zijn boeken open. De cijfers dansten hem voor de ogen! Zo zeer waren zijn zaken achteruit gegaan, dat de uitgaven de inkomsten overtroffen. De uitstaande gelden zouden dat gat kunnen vullen. En als die uitbleven? Hoe heette het ook weer... bankroet! Aanvankelijk kon hij niet eens op dat woord komen. Een nieuwe smet op zijn naam!

Met tergend getik vielen de waterdruppels door de poreuze filter van een aarden kruik op de bodem van een tweede. Sjon Abram liep naar de watertafel, schonk zich een glas in dat hij in één teug ledigde. Hij zou meegaan om met de andere heren de Gezaghebber in het nauw te drijven. In zijn woede was hij vergeten dat hij daarmee zichzelf en de zoon ging kastijden.

Zwetend over het hele lichaam, beklom hij die middag de treden van het Gouvernementsgebouw. Ook de anderen hadden het warm, veegden voorhoofd en nek met hun zijden zakdoeken af. Iemand liet een snuifdoos rondgaan. De Gezaghebber had het rumoer onder zijn bordes gehoord. Het zou wel over het schrijven gaan. Er bleef hem niets anders over dan de heren te ontvangen.

De Rabbijn als woordvoerder sprak over de corruptie van de Padre. Terwijl de priester steun van de Joden genoot,

[p. 184]

had hij de jongeman van het geloof der Vaderen vervreemd en uit het ouderlijk huis gelokt. De koele grijsgroene ogen van de Gezaghebber rustten onbewogen in de fel stekende van de spreker. Aan zijn strak gezicht was te zien dat de beschuldigingen weinig indruk maakten. Toen de Schriftgeleerde was uitgesproken, zei de landvoogd: ‘Al deze dingen zijn heel vervelend voor de gemeente en de familie zelf. Maar zulke zaken liggen buiten mijn competentie.’

‘In ons verzoekschrift vragen wij dat de man van het eiland wordt verwijderd.’

‘Maar Heren, is dat niet een beetje te kras? Zolang het eiland onder Hollands bewind staat - sedert eeuwen - worden missionarissen hier toegelaten, aanvankelijk zelfs door de Joden aangemoedigd in wier belang het was hun slaven onder de invloed van Katholieke priesters te weten. Door de macht der gewoonte hebben de bewoners stilzwijgend in deze activiteit toegestemd.’

‘Maar het gaat hier niet om negers! ‘De Spaanse Padre heeft zich verstout een Jood te dopen!’ ‘Wij hebben een wet, die toepassing van het Hollandse recht eist.’ ‘Wij eisen dat de priester uit zijn ambt wordt ontzet!’ Zij riepen het allen door elkaar.

‘En hoe stelt gij u daarna de zielzorg der negers voor?’

‘Uwe Excellentie kan een Hollandse geestelijke laten komen, die zich aan de wetten van zijn land zal weten te houden,’ antwoordde de Rabbijn.

De landvoogd schudde zijn hoofd: ‘Ik zie geen schuld in die man.’

Weer klonk het van alle kanten: ‘Maar Excellentie, deze Padre is een gevaarlijk individu!’ ‘Hij ruit onze slaven op!’ ‘Aan iedereen vertelde hij dat zij kinderen zijn, die op eigen benen moeten komen te staan.’ ‘De jongeman is door hem aangestoken.’ ‘Op straat hitst hij ondergeschikten op!’ ‘De politie moest ingrijpen.’ ‘Schande voor de familie!’

‘Zijn er getuigen?’ vroeg de Gezaghebber koel.

[p. 185]

‘Uw eigen schout moest hem tegen onze gerechtvaardigde woede beschermen.’

‘Ik bedoel getuigen, die zijn woorden hebben gehoord. In het politierapport zijn zij niet vermeld.’

Nu stond de winkelier, die José had uitgelachen, op: ‘Met verlof, Excellentie, ik heb hem horen zeggen dat Christus de Zoon van Jehova is.’

‘Hij heeft God gelasterd!’ riep de Schriftgeleerde uit. ‘Hebben wij nog meer getuigen nodig? Zijt gij dan niet hier als vertegenwoordiger van de Koning? Zijne Majesteit zou uw loyaliteit in twijfel trekken wanneer Uwe Excellentie aarzelde de Grondwet toe te passen.’

Een moment zat de landvoogd na te denken. Hij kon het zich niet veroorloven de Joden te froisseren, die ongetwijfeld ook door het schrijven geschokt waren. Want hij had hun steun nodig voor de vestingwerken, die de veiligheid van het eiland meer dan ooit vereiste, sedert de onlusten op het vasteland zo'n grote omvang hadden genomen. Als hij om subsidie naar Den Haag schreef, kon het jaren duren voor hij er iets op hoorde. - De laksheid had hij nu aan deze lange weifeling leren kennen. - Dan was het nog zeer de vraag of zijn verzoek werd ingewilligd, want het moederland had nooit veel geld of belangstelling voor dit eiland gehad. En in die tussentijd droeg hij geheel alleen de verantwoording voor alles wat nog kon gebeuren.

Tenslotte belde hij. Aan de binnenkomende klerk gaf hij geen opdracht hem een schotel te brengen om zijn handen in onschuld te wassen. Hij dicteerde hem het bevel, dat Padre Pablo uit zijn ambt ontzette en gebood het eiland te verlaten. Met een krachtige streek tekende hij het document, opgelucht dat de politiek niet ter sprake was gekomen!

Sjon Abram had zijn rijtuig laten komen, want hij voelde zich niet bij machte het korte eindje naar huis te lopen. Onder het instappen zag hij juist ‘De Verwachting’ door de nauwe vaargeul binnenzeilen. In de wagen dacht hij aan

[p. 186]

zijn heildronk bij de aankomst van Manchi en de Padre. Beiden hadden hun belofte niet ingelost. ‘De bedrogen Hoop’ had die schuit moeten heten. Wat werd zijn tong zwaar! ‘Sarah, Sarah!’ wilde hij roepen, maar hij kon geen woord meer vormen.

Toen het rijtuig voor het grote huis had stilgehouden, trof de bediende die het portier opende, zijn heer dood aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken