Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagboek voor mijne vrouwelijke landgenooten (1826)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagboek voor mijne vrouwelijke landgenooten
Afbeelding van Dagboek voor mijne vrouwelijke landgenootenToon afbeelding van titelpagina van Dagboek voor mijne vrouwelijke landgenooten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.48 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagboek voor mijne vrouwelijke landgenooten

(1826)–Petronella Moens–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Eerste deel


Vorige Volgende

Brief van een' grijsaard aan zijne dochter.
Den 7den Mei.

Gij zijt dan weer hersteld? mijne dierbare alina! O! hoe verheugden mij de weinige letteren, die gij weer met uwe eigen hand had geschreven, nadat gij voor de derdemaal het onuitsprekelijk zalig oogenblik, waarin gij moeder werd, had genoten. Het is waar, elke brief van uwen braven karel was mij, na uwe bevalling, hoogste welkom; ja, was voor mij, als eene verkoelende teug, uit eene heldere bron voor den matten reiziger in de bran-

[pagina 153]
[p. 153]

dende zandwoestijn. Maar nu gij in uw eigen handschrift weêr tot het liefhebbend vaderhart spraakt, nu dat schrift mij overtuigde dat uwe krachten weêr vrolijk opbloeijen; o, mijn kind! nu gloeide mij de borst van reine dankbaarheid. Goede God! gij hebt dan de jonge blijde moeder weêr opgerigt? (zuchtte ik) en een traan der heiligste vadervreugd vloeide op uwe letteren. Ja, gewis, ik kan God niet genoeg danken voor mijn leven, dat nu nog, in den laten avondstond van hetzelve, zoo rijk is in blijde genietingen. Gij verlangt, lieve alina! dat ik u dagelijks eenige regelen zal schrijven, ‘een geheele brief, (zoo lees ik in den uwen) op eenmaal af te schrijven, mijn Vader! is te vermoeijend, en toch heb ik zoo gaarne veel, heel veel schrift van u. Schenk elken dag slechts eenige oogenblikken aan uwe alina, zij heeft uwen getrouwen raad, zij heeft uw vaderlijk geleide op den weg des levens, dien zij heden als echtgenoote en moeder bewandelt, nog zoo dringend noodig.’ Welnu, mijne geliefde Dochter! ik wil uwen wensch vervullen; zoo lang ik op deze aarde ben, en God mij mijne zielsvermogens ongekrenkt laat gebruiken, schenkt het mij nog eene reine vreugd, nuttig te kunnen zijn voor mijne dierbare kinderen. Nuttig? (vraag ik mij zelven) is de opvoeding van mijne kinderen, voor zoo ver die aan sterfelijke ouders toevertrouwd is, niet voltooid? nu hunne eigen oordeelskracht tot die hoogte gestegen is, dat zij voor zich zelve de beste middelen kunnen verkiezen, om het doel, dat zij zich voorstellen, te

[pagina 154]
[p. 154]

bereiken? nu hun lot hier op aarde gevestigd is, en zij hunnen eigen weg, onderscheiden van den mijnen, bewandelen? Doch in hetzelfde oogenblik vraagde ik ook mij zelven: is elk mensch niet verpligt zijne natuurgenooten op alle mogelijke wijze nuttig te zijn? al ware het dan ook slechts in het bevorderen van zijn genoegen? en zoude een afgeleefd vader een oogenblik aarzelen kunnen, om het genoegen van zijne geliefde dochter te bevorderen? Neen - ook dit is voorzeker nut stichten. Kunnen dus de weinige regelen, die ik u dagelijks schrijf, uw verlangen voldoen? mijne alina! ware vreugd zal het uw' grijzen vader schenken wanneer hij dierdoor nog een enkel bloempje meer in uwen weg doet bloeijen. Ook aan vaderlijke raadgevingen, ook aan liefderijke herinneringen en waarschuwingen, (waar ik dit heilzaam keur) zal ik het u niet laten ontbreken. Mijne raadgevingen, Lieve (dit weet gij) zijn geene wetten voor u; sinds gij uwe reden, dat heerlijk geschenk van God aan den mensch, hebt kunnen gebruiken, bezit gij ook het regt op zedelijke vrijheid, die van onze Goddelijke afkomst getuigt. Uwe nu zalige Moeder en ik, hebben God bij de wieg van ons dierbaar kroost zoo menigwerf vurig gebeden om licht, wijsheid en kracht, opdat wij onze geliefde panden, voor wier tijdelijk en eeuwig geluk wij ons bloed en leven met vreugd hadden willen opofferen, tot regtschapene burgers der zedelijke wereld mogten vormen. Ja, mijne geliefde Dochter! uw kleine, lieve willem, die heden vier jaren telt, deed mij, toen hij onlangs op mijne knien

[pagina 155]
[p. 155]

speelde, nog met wellust terug denken, aan de zalige dagen toen uw broeder en gij, omtrent in dien zelfden ouderdom, reeds door uwe moeder en mij beschouwd werden, niet slechts als onze aardsche vreugd, maar ook als voorwerpen, die eenmaal in de eeuwigheid onze roem, onze hoogste zaligheid, of, onze namelooze smart en afgrijzen, zijn zouden; en juist deze beschouwing, mijne lieve alina! verhoogt de kinderliefde der menschen boven die der dieren. Zorg voor het ligchamelijk onderhoud der hulpelooze kleinen, ijver en waakzaamheid voor derzelver veiligheid, dit alles heeft de mensch met de dieren gemeen. Wie kent niet de onvermoeide zorg der vogelen voor hunne pluimelooze jongen; of de trouwhartige teederheid der anders zoo schuwe klokhen, voor hare kiekens? waarover zij bij dreigend gevaar met onweerstaanbaren moed de vleugelen uitbreidt. Wie kent niet de fierheid, waarmede onze anders zoo zachtaardige huisdieren hunne jongen verdedigen? Beschamen zij niet weleens ontaarde menschelijke ouders, die de vermeerdering van hun kroost als eene wezenlijke ramp beschouwen? die de lieve onnoozelen, uit zucht om aan duizend kunstbehoeften te voldoen, verwaarloozen? ja beschaamt het moederschaapje, dat daar ginds tegen over mij, op het geblaat van hare twee nog teedere lammeren, het malsche gras, dat zij als onverzadigbaar stond af te scheren, aan de weidende kudde overlaat, en hare, naar lafenis smachtende, jongen zoogt; beschaamt dat moederschaapje? beschaamt onze trouwe huishond, die zijn meest geliefd voedsel verlaat om zich bij zijne jankende jongen neder te leggen, om

[pagina 156]
[p. 156]

hen te verwarmen en te voeden; niet menige trouwelooze moeder, die uit ijdelheid of praatzucht, het voedsel, dat de natuur haar schonk voor de vrucht van haren schoot, aan het smachtend mondje weigert? terwijl zij een vreemden boezem huurt, waaraan het voor een gedeelte moederlooze wicht; zijne onschuldige liefkozingen spilt; en toch niet zelden uit dien boezem, door ontucht vergiftigde melk, en met dezelve verderf en dood indrinkt? Doch lieve alina! ik gevoel dat ik uwen raad moet volgen, en slechts weinige regels achter elkander schrijven: tot morgen dus, mijn Kind!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken