Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bevrijders (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bevrijders
Afbeelding van De bevrijdersToon afbeelding van titelpagina van De bevrijders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (7.05 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bevrijders

(1921)–P.H. van Moerkerken jr.–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

Hoofdstuk II

DE OUDE TIJD WAS ZO ZOET GEWEEST.WAAROM dan waren de dingen veranderd? De mensen gingen nu anders gekleed, zij spraken anders, zij bogen niet meer als vroeger met sierlijk gebaar. Zij werden geestdriftig om andere gebeurtenissen. De boeken en brieven werden op vreemde en onaangename wijze gespeld, zonder de deftige letters van eertijds. Hoe was dit gegaan, van dag tot dag, van jaar tot jaar? Wonderlijk geleek het, dat niets bleef zo schoon als in de dagen der jeugd. Ook de haren waren grijs geworden, de huid van het gelaat was gerimpeld.

De twe-en-zeventigjarige mevrouw Kee-Jans van Wijck vond de wereld niet schoner en beter geworden. De revolutie, waarmee haar zoon en haar kleinzoon dweepten, had de genoeglijkheid der vorige eeuw onherroepelijk weggevaagd. De oude vroomheid was gedood, de eerbied voor van God gestelde overheden bespot. En de ramp was gekomen, de straf van Omhoog .... Kon het wel anders, dan dat God de opstandigen geselde met armoede en vernedering? Helaas, dat zij dit moest beleven! Het huis der van Wijcks dat zij, meer dan een halve eeuw geleden, als twintigjarige verloofde voor het eerst betreden had; waar zij dertig gelukkige huwelijksjaren had gekend; waar zij na den dood van haar man hun enig kind, David, toen sinds een jaar gehuwd met Anne-Marie ter Wisch, bij zich had gevraagd ter inwoning; zij moest het met hen verlaten, zij moest met hen verhuizen naar de kleine hofstede Wijckervelt, aan den Herenweg onder Heemstee. Wijckervelt, voor een tiental jaren door David voordelig gekocht, was verwaarloosd; het had niets van de voorname pracht van haars vaders grote hofstede aan de Vecht, nu sinds lang verdwenen, het huis gesloopt, de bloemtuinen en bosschages tot drassig weiland geworden. David had gesproken van bezuiniging .... Waarom? Had hij verliezen geleden? Zij wist het niet; over de zaken had zij zich nooit bekommerd. Doch geduldig wilde zij met haar kinderen lijden, al klaagde zij ook stil in zichzelve over de verslechtering der maatschappij.

Het jaar vijf-en-negentig herinnerde zij zich als den aanvang. Was de wereld zinneloos geworden, dat mannen en vrouwen, zelfs uit háren stand, met het plebs dansten rond een versierden

[pagina 4]
[p. 4]

paal? Waar was de grootheid van Amsterdam gebleven, door haar vader nog geroemd, nu een vreemdeling het land overheerste, den handel vertrapte en háár verjoeg uit het oude huis? Het leven op de hofstede trok haar niet, ver van de deftige gracht waar zij de karossen harer vrienden kon zien rijden, ver van haar kerk en den geliefden predikant. Zij bewoog zich niet gemakkelijk meer; wat zou zij in de doodse wintermaanden doen, achter een laag venster van het buitenhuis op den eenzamen weg turend? Hoe zou zij de grote vertrekken der stadswoning missen....

Al die vroegere jaren, van vóór vijf-en-negentig, schenen haar één dag van ongestoord geluk. Toen was de wereld schoon en goed. Op de Keizersgracht stond het huis der Van Wijcks, met de hoge vensters, met het hardstenen bordes, met de zware plafonds en goud-leren behangsels, met al de eerwaardige familie-stukken. Aan de Vecht lag de rijke hofstede van haar vader, statig gebouw van vierkante degelijkheid tussen zwaar geboomte. Daar was het zonnig en vrolijk langs de groene gazons, als op de strak geharkte paden de elegante bezoekers elkander zwierig begroetten, de driekantjes lichtend van hun witte paruik, en op feestdagen de vergulde koetsen rolden over het beklinkerd voorplein. De kinderen speelden in de schaduwrijke berceaux, in de geheimzinnige grot, bij de watervallen en fonteinen, rond den landelijken bouwval die kunstig was nagebootst uit oude stenen. Zij verwonderden zich over het eenzaam grafmonument onder een treurboom, diep in de verste diepte van het doolhovig park. Zij plukten bloemen van kostbare uitheemse gewassen. In de gesprekken der ouderen sprankelde vernuftige scherts; de heren schaterden, de sierlijkgekapte vrouwen glimlachten blozend, terwijl lakeien naderden met likeuren of tee.

Nu was het alles heen; de wereld scheen dor en grauw, arm en vreugdeloos geworden. En de oude mevrouw, in haar leunstoel bij den haard, zuchtte, wanneer opnieuw deze beelden door haar eenzame mijmering gingen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken