Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bevrijders (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bevrijders
Afbeelding van De bevrijdersToon afbeelding van titelpagina van De bevrijders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (7.05 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bevrijders

(1921)–P.H. van Moerkerken jr.–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XXX

JACOB TER WISCH HAD TE AMSTERDAM ZIJN intrek genomen in het Oudezijds-Herenlogement; hij regelde zijn zaken bij den notaris, schikte boeken en familieportretjes aan den wand van zijn woonvertrek, kocht nieuwe kleren en ging, enkele dagen later, naar het huis op de Keizersgracht.

Aagje Fabian trad hem glimlachend doch met bleek gelaat tegemoet. Door geen brief, door geen mondeling bericht was zij op zijn komst voorbereid en de hand drukkend aan het angstig-kloppend hart had zij een ogenblik in haar fauteuil achterovergeleund, toen de oude Dieuwertje, na den heer Ter Wisch te hebben aangediend, hem uit het wachtkamertje was gaan halen.

Hij was strak en zakelijk en vertelde dat hij wel in het Keizerlijk leger ware gebleven, als verlangen naar zijn zuster en bezorgdheid omtrent de zaken van freule Fabian, in dezen bewogen tijd, hem niet naar Holland hadden teruggeroepen. Hij dankte haar voor de vriendelijkheid jegens mevrouw Van Wijck, voor de weldaden jegens de arme Bet Breevoort. En terwijl hij zich met moeite bedwong om niet haar hand in de zijne te nemen en te kussen, voelde zij een schrijnende pijn om

[pagina 126]
[p. 126]

zijn kalme woorden. Hij bood aan naar den Ulenhoek te gaan, om te zien of de strooptochten der Fransen, bij hun uitvallen rondom Deventer, ook aan het landgoed schade hadden berokkend. Koel nu van haar kant wees zij het aanbod af; zij had van den heer Staring en andere buren van den Ulenhoek bevredigende berichten ontvangen. Zij vroeg hem nog met schijnbaar rustige belangstelling naar zijn lotgevallen, en in korte trekken beschreef hij de feiten van den veldtocht, over eigen ontbering zwijgend. Intussen beschouwde hij haar anders dan voorheen; zij scheen hem ouder geworden, zodat de ernst van haar gelaat harmoniser was bij haar jaren. Hij voelde niet de kwelling der verre en onbestemde begeerten die hij bij elke andere beminde vrouw in zich gewaar werd. Hij vond haar zeer schoon, in het goud-bruin gewaad met paars-engroene boordsels. In haar grote donkere ogen wisselden brandende dromen en schitteringen van koel en klaar verstand.

Toen hij heen was bleef zij zitten en tuurde den ontbladerden tuin in. Zij vond zich zelve dwaas en kleinmoedig. Naar dien man had zij verlangd, om zijn leven was zij angstig geweest; en nu hij tegenover haar had gezeten, was zij niet onstuimig op hem toegesneld, had zij niet ontroerd het hoofd aan zijn borst gelegd. Wat had haar weerhouden? ... Dwaasheid ook, als zij het gedaan had! Dwaasheid, zich over te geven aan zulk een verlangen! Wat beduidde het ... Was het niet enkel vrees voor de eenzaamheid van het leven? En haar leven vulde zich toch met zo velerlei gedachten en gevoelens en ervaring en inzicht. Maar neen, zij voelde tegelijk dat het leven haar niet bevredigde. Haar weldoend omgaan in de volksbuurten der grote stad gaf haar niet wat zij op den Ulenhoek gedroomd had van het volle bewegen onder de mensen. Onmachtig wist zij zich het leed der armoede, der domheid, der zonde te stelpen. Er moesten in de maatschappij onbekende krachten werken die zij niet kende, niet begreep; oorzaken wier eigen diepere oorzaken zij niet doorgronden kon en die al haar milde toewijding vruchteloos maakten. De vunze kelders der Jodenbuurt, de stinkende sloten der Jordaan bleven dezelfde; zij kon het water niet dempen en de vochtige krotten niet slopen. Alleen wat geven kon zij, voedsel en kleren, en nu-endan aan een ontvankelijk hart een woord van troost. Doch de

[pagina 127]
[p. 127]

armoede in de stad was als een oceaan wiens water zij met de hand trachtte uit te scheppen. Anders dan in den beginne, toen zij sterk en overtuigd bleef tegen den ondank die haar meestal bejegende, voelde zij zich nu vaak onrustig als zij uit woorden of blikken begreep dat de armen weldadigheid eisten als den plicht der rijken. Eens ook hoorde zij een ouden man zeggen dat het altijd zo geweest was, gevende rijken en ontvangende armen, gelukkigen en ellendigen, en dat het wel altijd zo blijven zou. Zij geloofde het niet; het onrecht scheen haar te groot, doch zij zag er geen klaarheid in en dit ontmoedigde haar vaak tot een vroeger niet gekende neerslachtigheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken