Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bevrijders (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bevrijders
Afbeelding van De bevrijdersToon afbeelding van titelpagina van De bevrijders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (7.05 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bevrijders

(1921)–P.H. van Moerkerken jr.–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XXXI

DAVID VAN WIJCK VERHEUGDE ZICH VAN week op week over den gang der staatkundige gebeurtenissen. Met de Opregte Haarlemse in de hand volgde hij van verre, rustig gezeten in zijn fauteuil op Wijckervelt, den winterveldtocht der bondgenoten, de inname van Parijs, den afstand te Fontainebleau. En toen hij las hoe de gehate tyran zich op Elba ontscheept had, dronk hij met Floris na den maaltijd nog een extra fles ouden Bourgonje, daar de wijn het enige uit Frankrijk was - zoals hij lachend zeide - dat hij niet versmaden kon.

Ook de belangrijke feiten in het vaderland bevredigden hem. Al ging hij niet naar de Nieuwe Kerk om de inhuldiging van den Souvereinen Vorst te aanschouwen, toch waardeerde hij de bevestiging ener nieuwe orde die hem zeer welkom was. Want op Heemstede kwam al vraag naar gronden; er waren tekenen van nieuwen bloei in tuin- en bollenbouw.

Sinds de heropening zijner zaak was hij van Dinsdag tot Vrijdag in Amsterdam, levend met tabak en snuif, de gedachten vaak in verre tropise landen. De rest der week bracht hij op Wijckervelt door. En ook daar bleek uit David's werkzaamheid vertrouwen op de toekomst, herleving van ouden welstand. Van Zaturdag tot Maandag was hij hovenier; hij liep op klompen, rustieke eenvoud, door zijn tuin en gaf zelf met de spade zijn aanwijzingen voor het bijsteken van paden en perken. Onder zijn leiding en toezicht harkte en schoffelde, wiedde en snoeide, zaaide en plantte de tuinman. Soms kwam de oude mevrouw

[pagina 128]
[p. 128]

Kee-Jans, leunend op den arm van Thérèse, haar goedkeuring knikken bij den arbeid van haar zoon; zij zag met voldoening dat het haar geest was die hem bezielde, de geest der vorige, der degelijke oud-vaderlandse eeuw. Op den geschoren gazon van het sterrebosje was een nieuw kunstwerk hun grootste trots: twe taxis-bomen, de ene gesnoeid tot een karikatuur van den tyran, met reusachtig hoofd en kleine gestalte; de andere als de leeuw van Holland die den wreden onderdrukker naar de keel vliegt.

‘Als Jacob nog eens kwam!’ zuchtte David wel eens; ‘als hij nog eens kwam en mijn verachting voor zijn afgod zien kon...’

Maar Jacob ter Wisch kwam niet meer naar Heemsteê. Het was hem te pijnlijk, Anne-Marie's vriendelijk gelaat te missen. En ook een ander beeld kwelde hem bij de gedachte aan Dreef en Hout: de herinnering aan Cornélia Valéry en zijn dwazen doellozen omgang met haar.

In die lente, kort na de restauratie der oude monarchie, ontving hij een verzegelden brief van haar uit Versailles, naar Wijckervelt geadresseerd en door David zelven aan het Herenlogement afgegeven. Zij schreef hem op goed geluk, wetend dat haar brief, zo hij niet meer leefde, in verkeerde handen vallen kon. Ach, zij had weinig hoop dat hij nog teruggekomen was! Zij had bij hem moeten blijven, ondanks zijn wrede uiting tegen haar; zij had berouw, in de hartstochtelijkste harer liefkozende woorden, over haar heengaan. Hij kon zijn hardheid immers niet hebben gemeend; hij had geijld, hij was zwak van hersenen geweest. De man dien zij gevolgd was, een oud vriend, kolonel der kurassiers, met wien zij in Parijs, tien jaar geleden, zeer vertrouwelijk was geweest, leefde niet meer. Nu bespeelde zij met een minderrangsen toneeltroep de kleine theaters der Parijse banlieue. Zij smeekte hem, mocht hij nog leven en haar niet vergeten zijn, over te komen naar Frankrijk, dat hem immers dierbaarder was dan het kleine Holland...

Hij haalde de schouders op, nam een zwavelstok en wierp het brandende papier op de haardplaat. Al had zij zelve voor hem gestaan in haar warme bekoorlijkheid, ... wat was het wufte wezen van deze vrouw bij de levensdiepte van die andere die hij niet meer vergeten kon...

[pagina 129]
[p. 129]

Maandenlang zonderde hij zich af op zijn logementkamer, tussen boeken en oude brieven, vermaningen van zijn ouders uit de jaren van zijn eerste verblijf in Parijs. Zelden sprak hij een vroegeren kennis; de nieuwe toestanden van land en stad trokken zijn belangstelling niet. Als het hem te eng werd met het dode verleden in zijn eenzaam vertrek, huurde hij een rijpaard en reed weg van de stad, nu den kant van Diemermeer op, langs Muiden, Naarden, tot in de verlaten wildernissen van het Gooi; hij bleef dagen aaneen op de zomerse heiden, in de herfstlijke bossen, zijn maal kopend bij een boer en overnachtend in een dorpse herberg. Ongestoord was zijn mijmering dan, hoopvol weer onder den wijden vrijen hemel, altijd kerend naar de jonge vrouw die hem voor het eerst de wereld als meer dan louter luchtig spel had doen aanzien.

Eens, op een stillen neveligen Oktobermorgen, nam hij zijn besluit. Snel reed hij terug naar Amsterdam en vroeg dien middag belet bij freule Fabian. Reeds bij zijn binnenkomen begreep zij wat hij wilde. Zij was bleker dan bij hun eerste weerzien en haar stem sprak ietwat hees en onzeker.

Hij vroeg haar, zonder woorden van voorbereiding, tot vrouw. Doch toen zij eenmaal die vraag uit zijn mond had gehoord, was het of haar kracht en vastheid terugkwamen; zij wankelde niet en haar stem beefde niet meer. Terwijl zij zwijgend naar haar sekretaire ging en een lade opende, verwonderde hij zich over haar kalmte. Wat zou zij doen? Waarom antwoordde zij niet? Zijn blik dwaalde even af en hij zag den windlozen herfstdag in den tuin, een blanke wolk boven den gelen kastanje, asters en rozen en wijnrode wingerdblaren. Maar zij kwam weer nader ... Zij had een klein papiertje in de hand en reikte het hem.

‘Mijnheer Ter Wisch,’ sprak zij, ‘herkent u die woorden?’

Hij las: ‘Combat de la volupté’ En opeens zag hij weer het beukenlaantje in den Haarlemmer Hout. Daar had hij zelf in die woorden zijn ijdel verleden open gelegd.

Hij wendde het gelaat af en zeide:

‘Ik begrijp u.’

Hij vroeg niet hoe zij het wist: of zij hem bespied had; of hij wellicht in een brief verraden was. Maar zij zag de vraag in zijn ogen en vertelde van haar wandeling in den Hout, dien stormachtigen zomermorgen.

[pagina 130]
[p. 130]

Zij had gewild, gehoopt dat hij zich verdedigde. O, waarom had zij zich niet vergist! Maar hij zweeg; hij bleek haar weerzin te begrijpen; hij voelde schuld...

Toen hij na een stillen groet was heengegaan, liet zij het hoofd in de handen zinken en beschreide haar strengheid, haar ernst, haar onverbiddelijkheid jegens het leven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken