Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1 (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.41 MB)

ebook (6.56 MB)

XML (6.30 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1

(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Engelbrecht, Engelbert II]

ENGELBRECHT (Engelbert) II, graaf van Nassau-Dillenburg-Dietz, heer van Breda enz., geb. te Breda 17 Mei 1451, gest. te Brussel 31 Mei 1504, kleinzoon van den vorige, oudste zoon van Johann IV, graaf van Nassau-Dillenburg-Dietz, en Maria, gravin van Loon en Heinsberg. 8 April 1472 sloot hij met zijn broeder, Johann V, graaf van Nassau-Dillenburg, (geb. te Breda 9 Nov. 1455, gest. te Dillenburg 30 Juli 1516) op aandrang van hun vader een voorloopig verdeelingsverdrag, waarbij vrouwelijke erfopvolging werd uitgesloten, zoolang er nog mannen zouden zijn uit een van beide takken, gevolgd (8 Mei 1472) door een verdeelingsverdrag, waarbij de nederlandsche en andere bezittingen links van den Rijn aan hem en de nassausche aan Johann kwamen, met behoud van beider aandeel aan het stamslot en ambt Nassau zelf. Hij werd dus geheel nederlandsch edelman, was een der voornaamste bourgondische edelen en kreeg 1473 te Valenciennes het Gulden Vlies, kort vóór den tocht van Karel den Stoute tegen Gelre, gedurende welken hij als stadhouder der bourg. landen voor Karel optrad. Hij woonde ook de samenkomst van Oct. 1473 met den Keizer te Trier bij en het beleg van Neuss (1474), benevens den tocht tegen Lotharingen (1475), terwijl hij verder door Karel met de verdediging der Nederlanden belast werd; in den slag bij Nancy werd hij gevangen genomen maar spoedig tegen rantsoen losgelaten. Hij was daarna de krachtige steun van hertogin Maria en bevorderde haar huwelijk met aartshertog Maximiliaan, onder wien hij bij Guinegate (1479) de lansknechten leidde en de zege bevocht. Na den dood der hertogin (1482) bleef hij Maximiliaan en diens kinderen

[pagina 820]
[p. 820]

onwankelbaar trouw en genoot diens volle vertrouwen. Maximiliaan maakte hem drost van Brabant en Limburg en stadhouder van Luxemburg. Hij was diens trouwste helper in de vlaamsche verwikkelingen en hielp (1485) Brugge en Gent bedwingen, waarna Maximiliaan hem en Philips van Kleef bij diens vertrek naar Duitschland met het stadhouderschap in de Nederlanden bekleedde. Hij nam (1486-7) aan het hoofd van het voetvolk deel aan den oorlog in Noord-Frankrijk, maar werd bij Béthune (28 Juli 1487) gewond en gevangen genomen. Eerst in den zomer van 1489 keerde hij uit de fransche gevangenschap terug, nadat het zware losgeld, waarvoor hij Vianden o.a. aan zijn broeder Johann moest verpanden, eindelijk betaald was. Hij bewerkte den vrede van Frankfurt (22 Juli 1489) tusschen Maximiliaan en Karel VIII. Bij de onderwerping van het onrustige Vlaanderen door Albrecht van Saksen bewees hij èn als diplomaat tegenover Karel VIII èn als krijgsman groote diensten, met name tegenover den afgevallen Philips van Kleef, ook als stadhouder in Vlaanderen. De val van Brugge (6 Dec. 1490) was vooral zijn werk; bij Gent en Sluis onderscheidde hij zich zeer. Hij werd (1492) door Maximiliaan belast met het terugeischen van diens dochter Margaretha te Parijs, maar slaagde niet. Onder den jongen aartshertog Philips bekleedde hij een niet minder aanzienlijke plaats in de Nederlanden; hij was voorzitter van den Grooten Raad, welk ambt Maximiliaan hem had doen opdragen (1494). Hij behoorde dan ook tot diens aanhangers, terwijl Busleyden en Chièvres een eigen nederlandsche staatkunde wenschten. Zijne bezittingen vermeerderde hij, door ruiling met Willem van Gulik, met Diest, Sichem, Zeelhem en het burggraafschap van Antwerpen; later (1501) door koop met Roosendaal, Wouw en Nispen. Hij heeft (1501) de verloving van den zeer jongen prins Karel met Claude, dochter van Lodewijk XII van Frankrijk, bewerkt en werd bij het vertrek van Philips naar Spanje (Nov. 1501) algemeen stadhouder der Nederlanden, welk ambt hij met hulp van een raad tot zijn dood bekleedde, voortdurend trachtend naar handhaving van orde en vrede, ook met hertog Karel van Gelre, dien hij tijdens diens gedwongen verblijf aan het bourgondische hof onder zijn toezicht had gehad. Hij stond bekend als eerlijk en betrouwbaar staatsman en veldheer en schitterend edelman en was algemeen bemind om zijn groote welwillendheid; zijne neiging tot weelde toonde hij op menig tournooi en door den bouw van zijn paleis te Brussel; zijn levensgedrag liet overigens veel te wenschen over. Hij werd in de Groote kerk te Breda begraven in het graf van zijn grootvader Engelbert I; zijn neef Hendrik liet hem hier door een italiaansch beeldhouwer, Thomas van Bologna, een prachtige marmeren graftombe met zijn beeltenis oprichten. Van andere portretten vermelden wij een miniatuur in het Guldenvlies-ridderboek in de kon. bibl. te 's Gravenhage en een geschilderd glas in Onze Lieve Vrouwe-kerk te Antwerpen, beide afgebeeld in Roest van Limburg, Het kasteel van Breda 24, 28. Zijn fiere zinspreuk was: ‘Ce sera moi Nassau!’; hij had haar aangenomen als ridder van het Gulden Vlies. Hij was (19 Dec. 1468) gehuwd met Cimburga, markgravin van Baden (geb. 15 Mei 1450; gest. te Breda 5 Juli 1501), bij wie hij geen kinderen had; hij liet slechts één bastaardzoon, Jan, na, bij zijne geliefde Catharina van Haeften.

Vgl. over hem behalve de kronieken uit en geschiedwerken over zijn tijd: Münch, Geschichte des Hauses Nassau-Oranien III, 85 vlg.; C.A.

[pagina 821]
[p. 821]

Serrure, Notice sur Engelbert II, comte de Nassau (Gand 1862); Rachfahl, Wilhelm von Oranien I, 40 vlg.

Blok


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Engelbrecht II van Nassau-Dillenburg-Dietz

  • P.J. Blok