Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1 (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.41 MB)

ebook (6.56 MB)

XML (6.30 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1

(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Georg]

GEORG, hertog van Saksen, geb. 27 Aug. 1471, gest. 1539, naar den langen baard dien hij, in rouw over den dood zijner echtgenoote, liet groeien, bijgenaamd ‘de gebaarde’, soms ook wel ‘de rijke’, oudste zoon van Albrecht ‘den kloekmoedige’ (kol. 62) en Sidonia, dochter van George Podiebrad van Boheme, toonde reeds op jeugdigen leeftijd een merkwaardigen aanleg, die door eene zorgvuldige opvoeding uitstekend werd ontwikkeld. Reeds tijdens zijne studiejaren te Leipzig gaf hij bewijzen van zijne bedrevenheid in het latijn, zoo al niet in de verzen, waarin hij de daden van zijn vader zou hebben bezongen, dan toch in zijne briefwisseling met Erasmus en andere geleerden.

Nog jong heeft hij voor zijn vader het bestuur gevoerd in de saksische landen tijdens diens afwezigheid. Geestelijke, en wel domheer van Meiszen was hij vervolgens, totdat een oudere broeder overleed, waarna hij in het wereldlijke leven terugkeerde en in den echt trad met Barbara, dochter van Casimir van Polen. Het kon niet lang uitblijven, of George werd in de veelomvattende zaken van zijn vader betrokken, ook buiten de saksische erflanden, die door dezen hem waren toegedacht, terwijl Friesland bestemd was voor Hendrik. Toen de laatste zich weldra door de opgestane Friezen in het nauw gebracht zag, was het George, die ingelicht door zijn zwager Erik van Brunswijk, terwijl Albrecht toefde op den rijksdag te Augsburg, de eerste maatregelen tot hulp nam. Zoo stelde hij zich in verbinding met den utrechtschen bisschop en met Albrechts bondgenoot, Edzard van Oost-Friesland, en maakte zich op om zelf met troepen in Friesland op te treden, toen het bericht kwam, dat de oude hertog er in persoon heen wilde gaan; George was intusschen doorgegaan met overal te laten werven en om hulp te vragen, zelfs bij den aartsbisschop van Keulen, de hertogen van Gulik en Kleef, den landgraaf van Hessen, ja bij den koning van Noorwegen. Toen eene flinke macht bijeen was, ving de tocht aan, die geleid heeft tot het ontzet van Franeker en hertog Hendrik door diens vader, broeder en Schaumburg (zie het art. Albrecht). De onderwerping en tuchtiging van Friesland en de aanval

[pagina 923]
[p. 923]

op Groningen volgden, waarna echter, door bemiddeling van den bisschop, een voorloopige zoen werd getroffen. Kort daarop is de oude Albrecht in Embden overleden. Daar bevonden zich ook George en Hendrik, terwijl aan burggraaf Hugo van Leisnig de leiding der zaken in Friesland aanvankelijk was opgedragen. Bij testament was nog bepaald, dat aan George, wanneer hij uit zijne saksische erflanden verdrongen mocht worden, voor zijn onderhoud de stad Franeker ten deel zou vallen, maar hij zou zijn broeder niet mogen hinderen in de uitoefening van zijn erfpotestaatschap. Dat ambt werd echter weldra neergelegd door Hendrik, die na den gevaarlijken opstand genoeg had van Friesland en die het gewest, tegen eene vergoeding in Meiszen, aan George verkocht, welke zich hierover in Augustus 1502 tot Philips van Bourgondië wendde, in verband ook met het nog hangende groningsche geschil. Doch eerst omstreeks 12 Mei 1504 verscheen George in Friesland en wel in Harlingen, vanwaar hij zich naar Franeker begaf, waar een landdag werd gehouden. Daar en vervolgens te Leeuwarden en te Harlingen kwam het tot moeilijkheden ten gevolge van George's eisch, dat de friesche heeren hun goederen aan hem zouden opdragen om ze dan weer in leen terug te ontvangen. Hiervan wilden de Friezen niets weten en de Hertog, die zijn gezag nog allesbehalve verzekerd achtte, gaf ten slotte toe, doch verlangde nu in de plaats den 20sten penning; ook hiertegen kwam hevig verzet op, totdat men het eens werd over een 21sten penning van hun renten en bezittingen, afgezien van alle schattingen, die de Hertog en zijn erven den heeren en hun landen zouden mogen opleggen. Nadat deze aangelegenheid geregeld was, trof de Hertog zijne maatregelen tegen de Groningers, met wie het bestand was afgeloopen; doch dit werd weer verlengd na eene ontmoeting met graaf Edzard te Harlingen; op deze ontmoeting volgde eene te Sneek met Frederik van Baden, bisschop van Utrecht. Terzelfder tijd eischte hij aldaar schatting van de geestelijkheid, doch ook bij haar vond George geen gewillig gehoor. Hierop is hij in alle deelen van Friesland gehuldigd en hebben ook de groote heeren hem trouw gezworen.

Nu begon het bestuur van hertog George te toonen, wat het waard was, in menig opzicht ten zegen voor het zoo beproefde land. In de bekende ordonnantie van Saksen werd de rechtspraak geregeld, meer losgemaakt van de overige administratie. Voor de laatste werd een college van zes regenten in de plaats gesteld van den stadhouder en de hem ondergeschikte raden; voor de eerste werd naast dit college een ‘overste recht’ ingevoerd. Een der rechters zou er als ‘overste rechter’ zitting in hebben. Zetel van ‘hof’ en ‘overste recht’ werd Leeuwarden, waartoe de kanselarij werd gebouwd. Dan werd zorg gedragen voor eenheid van maat en gewicht en in den zelfden tijd liet de Hertog het Bildt opmeten, dat vier rijke personen uit Holland voor tien jaar van hem huurden, op voorwaarde dat zij het zouden bedijken. Na voor een en ander zorg te hebben gedragen en de sterke punten met manschap en geschut te hebben voorzien tegen de Groningers verliet hij Friesland, evenwel niet zonder het met zware schattingen te overladen. Door Groningerland, waar hij in Appingedam eene samenkomst had met den embdenschen graaf, en het Sticht, vertrok George naar Meiszen.

Tijdens zijne afwezigheid begonnen de vijandelijkheden met de Groningers opnieuw, die ten-

[pagina 924]
[p. 924]

slotte door hongersnood zeer in het nauw kwamen. Bij de slapheid van den Bisschop, knoopten dezen ten slotte onderhandelingen aan met graaf Edzard, die zich nu door de weerbarstige stad aangenomen en gehuldigd zag.

Hertog George, dit vernemende, moest aan zulke trouweloosheid van den graaf paal en perk stellen en zag zich bij die opvatting in het gelijk gesteld op den Rijksdag, maar hij, onmachtig tot een oorlog, moest toegeven, althans betreffende het stadhouderschap over een goed deel van Groningens omgeving. De Oost-Fries toch, zich aan niets storend, verklaarde de stad onder zijn beheer te nemen voor Keizer en Rijk, totdat uitgemaakt zou zijn wie er recht op zou hebben. Intusschen werden 's hertogen maatregelen in Friesland voortreffelijk uitgevoerd, eerst onder de regenten, dan door den vreedzamen graaf, Hendrik van Stolberg, die George van 1505 tot 1508 als stadhouder vertegenwoordigde, onder wien ook de Ee en andere bijna onbevaarbare wateren werden uitgediept, terwijl oudere kanalen ter verbetering van de gemeenschap werden gegraven. Intusschen bracht de hertog van Saksen zijne klacht zelf voor Maximiliaan op een te Constanz gehouden rijksdag, maar tot een positief resultaat kwam men daar niet. Ook toen door den utrechtschen bisschop de zaak in handen was gesteld van den Paus, bleef zij slepende.

De graaf van Stolberg stierf in 1509 tot droefheid der Friezen en werd vervangen door Eberhard, graaf van Bentheim (kol. 292), die nog getuige was van geweldige watervloeden, welke Friesland teisterden, waartegen men echter krachtig optrad door aanleggen en herstellen van dijken. In 1512 deed George, ook bij den Keizer, nieuwe pogingen om het geschil met Edzard bij te leggen, reden waarom Maximiliaan in dien zin den graaf hiertoe maande. Nog in het volgend jaar deed gene hem herhaaldelijk weten, dat deze het betwiste gebied in leen zou ontvangen na de huldebewijzing.

Niets vermocht den koppigen Oost-Fries te bewegen en hertog George zag zich derhalve genoodzaakt zelf te velde te trekken. 1 April 1514 verscheen hij te Leeuwarden en wilde er een landdag houden, die echter uitgesteld moest worden om de nadering van graaf Edzard. Op de vergadering te Leeuwarden, die daarna toch plaats had, moest de Hertog in eene lange, welsprekende rede om eene nieuwe schatting vragen, die noodig was voor den nogmaals oplaaienden krijg. Nadat men het eindelijk met moeite eens was geworden, overviel George enkele sterkten in de Ommelanden, o.a. het blokhuis bij Delfzijl, terwijl Appingedam stormenderhand genomen en uitgemoord werd.

Groningen zelf kostte intusschen George heel wat aan schatten en met moeite hield hij zich staande. Doch anderzijds begonnen de Groningers, na den val van Appingedam, een belangrijke voorpost voor hen, andermaal door hertog George ingesloten, gebrek te krijgen, terwijl geen vorst de zijde koos van den onder rijksban verkeerenden Edzard, behalve de avontuurlijke hertog Karel van Gelre. Daarom wendden de Groningers, wier onderhandelingen met George door diens veeleischende Raden mislukt waren, zich, in overleg met graaf Edzard, die hun daarbij was voorgegaan en hen vrij liet, tot den Gelderschman. Terwijl de teleurgestelde Edzard naar zijn land terugkeerde, kwamen nu de Gelderschen, gerugsteund door Frankrijk, zijne plaats innemen. Eene uiterste krachtsinspanning was voor de Saksers noodig om het nu ook weer tegen dezen

[pagina 925]
[p. 925]

nieuwen en gevaarlijken vijand op te nemen. Nieuwe zware schattingen moesten toen den Friezen weer worden opgelegd, daar Saksen en Meiszen door ‘Fr(i)esland aufgefressen’ waren. Doch dit verwekte groot gemor, ook toen hun werd voorgesteld den jaartax af te koopen, waar men zich immers ongerust afvroeg, waaruit de hertog dan zijne middelen zou putten. Onder de ontevredenen behoorde o.a. de aanzienlijke edelman, Janko Douwama, die de Gelderschen begeleidde bij den nu door hertog Karel ondernomen inval in Friesland. Sloten, Ylst en Sneek vielen hem toe.

Het bericht van dit alles trof hertog George, die nog voor Groningen lag, met zoo groote verslagenheid dat hij, totaal uitgeput en zonder middelen, door Maximiliaan slechts met beloften gepaaid, zijn zoon uit het wankelende Leeuwarden ontbood en met hem naar zijn vaderland, Meiszen, aftrok. De ‘Zwarte Hoop’ die hij afzond tegen de geldersche Friezen, betaalde hij met woorden, waarvoor deze zich in het zwaargeteisterde land tusschen Zuiderzee en Lauwers ruimschoots schadeloos zocht te stellen, totdat de achtergebleven saksische heeren door stellige belofte van spoedige afbetaling haar wisten weg te krijgen. Doch na Paschen 1515 kwam ze uit Holland terug, terwijl de Gelderschen steeds verder voortdrongen, met de ‘Zwarte Hoop’ wedijverend in brand-, plunder- en moordzucht. Hertog George, het land zelf niet hebbende kunnen houden en het liever in oostenrijksche dan in geldersche handen ziende, droeg ten slotte Friesland aan keizer Karel V over. 19 Mei werd het eindverdrag geteekend, waarbij hertog George voor eene som van 100.000 goudguldens afstand deed, ten behoeve van aartshertog Karel, van zijne rechten op Friesland, dat nu ontslagen werd van den eed aan den Sakser gedaan, die het niet meer zou terugzien.

Hij leefde nog tot 1539 en nam als ijverig katholiek deel aan den strijd tegen Luther en de zijnen.

Behalve zijn beide zoons Johan en Frederik, heeft hij nog twee dochters nagelaten: Christina, in 1523 gehuwd met landgraaf Philips van Hessen, en Magdalena, met keurvorst Joachim van Brandenburg in den echt getreden.

George was de laatste van zijn geslacht, die in Meiszen begraven werd. Zijn in 1534 door Lucas Cranaech geschilderd portret is in het museum te Leipzig.

Zie: literatuur bij art. Albrecht, vooral Schotanus, Worp van Thabor, Sicke Benninghe, Ubbo Emmius. Van de nieuwere geschriften noemen we hier nog: W. Eekhoff, Beschr. van Friesl. (Leeuw. 1851); Spalatin, De Alberti Ducis Saxon. liberis bij Mencke II, 2127 seq.; Müller's Annalen der Sächs. Gesch. 69; J.D. Ankringa in Vrije Fries IV (1846); O. Lehmann, Hr. Georg v. Sachsen im Briefwechsel mit Erasmus v. Rotterdam u.d. Erzb. Sadolet (Diss. Leipz. 1889); F. Gess, Hr. Georg, Kurf. Joachim I und Kad. Albrecht in Zeitschr. f. Kirchengesch. XIIII; F. Gess, Habsburgs Schulden bei Hr. Georg in N. Arch. f. Sächs. Gesch. XIX (1898) 213; F. Gess, Akten und Briefe zur Kirchenpolitik Herzog G.v.S. l (Leipz. 1905); A.M. Schulze, Georg und Luther (Leipz. 1834); K. Mensing, Bilder a.d. Sächs. Gesch. Der Sächs. Judas (Georg d. Bärtige u. Kurfürst Moritz II) (Dresden 1902); H.v. Welck, Georg d. Bärtige, Herz. v. Sachsen. Leben und Wirken (Brnschw. 1900); K. Krebs, Beitr. und Urk. im Zeitalter der Reformation II: Heinrich v. Einsiedel auf Gnandstein und Herzog Georg

[pagina 926]
[p. 926]

d. Bärtige vor d.J. 1528 (Leipzig 1896); B. Wolf, Georg d. Bärtige (Wissensch. Beil. zur Leipz. Zeitung) 110; L. Schwabe, Herzog Georg, ewiger Gubernator v. Friesland in N. Archiv für Sächs. Gesch. XII (1891) 1.

Veel over hertog George van Saksen vindt men nog in: L. Seckendorf, Comment. hist. de Lutheranismo l (Leipz. 1714); J.K. Seidemann, Die Reformationszeit in Sachsen 1517-1519 in Beitr. zur Reformationsgesch. 1846 H. 1; J.S. Theissen, Centraal gezag en Friesche vrijheid (Friesland onder Karel V)(Diss. Gron. 1907).

Kooperberg


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over hertog van Sachsen-Meiningen Georg II

  • L.M.G. Kooperberg