Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4 (1918)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.86 MB)

ebook (6.35 MB)

XML (6.03 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4

(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Mist, Mr. Jacob Abraham Uitenhage de]

MIST (Mr. Jacob Abraham Uitenhage de), geb. te Zalt-Bommel 30 April 1749, overl. te Voorburg 3 Aug. 1823, was de eenige zoon van Arnoldus Lambertus de Mist en Gertruida Brechta Vestrinck, (een zuster van A. Vestrinck, burgemeester van Kampen en ordinaris gecommitteerde wegens Overijssel in de Staten-Generaal, als schrijver bekend gebleven door zijn in 1785 met G.D. Jordens en H.W. Ravensteyn uitgegeven Verklaring van het recht van overstemming ter Staten-vergadering van de provincie Overijssel, naamens de hoofdsteden Deventer, Campen en Zwolle ingesteld en geteekend 24 Dec. 1784, dienende teffens tot eene korte wederlegging van de behandeling over 't recht van overstemmingen door de heeren meerderheid voor de heeren Ridderschap onlangs in 't licht gegeven).

Onder het toezicht van dezen invloedrijken en machtigen oom, die zijn neef reeds vroeg een zetel in de stedelijke regeering had toegedacht, te Kampen door den hoogleeraar in de historie en welsprekendheid, J.D. van der Hoven, voor de hoogeschool opgeleid, vestigde hij zich, na een tweejarig verblijf te Leiden (17 Sept. 1766-1 Juli 1768), met toestemming van Gedeputeerde Staten (20 Juli), en van den stedelijken magistraat (25 Juli) daar als advocaat, na er reeds 7 Juni 1765 onder de grootburgers te zijn opgenomen. Reeds het volgende jaar (11 Nov.), na den dood van den oudsten der drie stadssecretarissen, Mr. Herman Huber, werd hij, door de voorspraak van zijn oom, op aanbeveling des stadhouders, tot jongsten secretaris der stad aangesteld, en toen diens opvolger, Mr. Cornelis Roldanus, 5 Dec. 1779 zijn ontslag had genomen en door Mr. Arend Jan Lemker was vervangen, tot tweeden secretaris benoemd, als hoedanig hij ook na het jaar 1795 werkzaam bleef, ofschoon de burgerij hem toen provisioneel slechts tot jongsten secretaris had aangesteld. 9 Oct. van dat jaar werd hij met den gecommitteerde voor Zwolle, Mr. Lambertus Nolte, op voordracht der provincie, door de Staten-Generaal tot lid van het ‘Comité voor de coloniën en bezittingen aan de kust van Guinea en in America’ benoemd, en 10 Mei d.a.v. door de kiezers uit de grondvergaderingen voor het district Deventer naar de Nationale vergadering gezonden, in de plaats van den secretaris der stad, den bekenden Mr. G. Dumbar, die de verklaring, welke van de gekozenen voor hun zitting nemen gevorderd werd, niet had willen afleggen. Ofschoon in velerlei opzicht een kind van zijn tijd en daardoor tegen de oude maatschappelijke vormen zeer ingenomen, begon de Mist toch terstond na zijn zitting nemen (17 Mei), evenals hij dat vroeger te Kampen gedaan had, zich tegen het drijven der revolutionnaire partij te verzetten, daar hij, zooals hij dat uitdrukt ‘de tranen bij den een niet opdrogen wilde, om die bij een ander te rijkelijker te doen vloeien’ (22 Nov.). Meer dan eenmaal herinnerde hij er de vergadering aan, dat zij, hoewel zij van de kiezers een bepaalden last had ontvangen (het reglement) en voortdurend van de oppermacht van die kiezers gewaagde, telkens daaraan echter te kort deed door haar bemoeiingen uit te strekken tot zaken, die in dat reglement niet werden genoemd (7 Juni en 7 Aug. en 22 Nov. 1796), of bracht hij haar onder het oog dat zij zich mengde in dingen van welke zij geen verstand had (7 Juni, 22 Nov. 1796, 3 Maart 1797), en hield hij

[pagina 990]
[p. 990]

haar voor, dat een zich met alles bemoeiend en tot alles afdalend volksparlement een niet minder drukkende en kleingeestige dwingeland is dan een despotiek vorst (7 Nov. Juni en 22 Nov. 1796). Eene ‘omgedraaide volksleuze, noemde hij het, tegen alle denkbeeld van vrijheid strijdig en alleen op een despotisch gezag gegrond’ om te beweren, dat alle recht en huishoudelijk bestier den ingezetenen zijn toegestaan door den algemeenen wil of door eene afdalende concessie of toestemming des wetgevers, en dat niet juist omgekeerd de ingezetene, volgens den regel wat ik heb houd ik, van zijne individueele bevoegdheid aan den algemeenen wetgever niets meer en niets anders heeft afgestaan, dan hetgeen werd genoemd. Nadrukkelijk verzette hij zich daarom tegen de afschaffing der ambachtsheerlijkheden zonder voorafgaande schadeloosstelling (6 Aug. 1796), het terzijdestellen der gewestelijke en plaatselijke ordonnantiën (30 Aug. en 22 Nov. 1796), de nationaal-verklaring - diefstal, zooals hij zeide - der kerkelijke goederen (5 Aug. 1796, 3 April, 24 Mei 1797), de amalgamatie der schulden der zeven Provinciën (22 Nov. 2 Dec. 1796, 11 en 16 Jan. en 6 Maart 1797), de opheffing, zonder meer, van de gilden (15 Maart 1797), en verdedigde hij om deze reden in de zittingen van 22 November en 2 Dec. 1796 en 16 Jan. en 10 Maart 1797 ook de provinciale souvereiniteit. Met groote scherpzinnigheid hield hij tegen de Unitariers vol, dat de zeven Provinciën, die steeds als vrije volken tegenover elkaar hadden gestaan, tot de nieuwe orde van zaken niet anders dan tot de Unie van Utrecht, konden of mochten toetreden, omdat een volk zijn oppermacht niet mag prijsgeven, maar daarvan allen zooveel afstaan als de noodzaak vereischt, en de ontworpen constitutie ook niet ter beoordeeling aan de inwoners van het geheele land, maar aan de verschillende provinciën voorgelegd (10 Mrt. 1797), noch het land in departemenanten verdeeld mocht worden (9 Maart 1797), en gaf hij, toen de pensionaris van Haarlem, van de Kasteele, zijn, in de vergadering in tegenovergestelden zin uitgebracht advies had laten drukken, op aandrang van zijne vrienden onder den titel Advys van het ontwerp voor eene constitutie voor het volk van Nederland uitgebracht 22 Nov. 1796, het zijne uit, waarop zijn tegenstanders met eene Waarschuwing aan het Nederlandsche volk in het algemeen en de inwoners van Staats-Brabant in het bijzonder tegen deze ‘venijnige raadgeving, arglistige redeneering en sophistische argumenten’ antwoordden.

Nadat het ontwerp constitutie door de Nationale vergadering aangenomen, maar door de kiezers in de provincie zoowel als in het geheele land was verworpen, werd de Mist 11 Aug. 1797 door de kiezers van Deventer naar de nieuwe Nationale vergadering, die het werk nog eens ter hand nemen zou, andermaal afgevaardigd, en eenige maanden later in de commissie voor de redactie van het nieuwe ontwerp gekozen, doch, daar hij zich ten opzichte der provinciale autonomie gelijk bleef, 22 Jan. 1798 met 22 geestverwanten op het Huis ten Bosch gevangen gezet en van al zijne titels, ook die van honorair secretaris van Kampen, die hem 31 Oct. 1795 bij zijn vertrek verleend was, vervallen verklaard. Na zijn invrijheidstelling (14 Juli) begaf hij zich naar de familie zijner vrouw in Beverwijk, en ontving daar 6 April 1799 de mededeeling zijner benoeming door de Tweede Kamer van het Vertegenwoordigend lichaam, tot lid van het Gerechtshof van het departement van den Amstel, dat, in gevolge der ten vorigen jare aangenomen staatsregeling, opgericht was. Daar het echter onzeker bleef, of dit Hof wel in functie zou treden, werd hij

[pagina 991]
[p. 991]

4 Aug. van het volgend jaar op aandringen van de Kempenaar, Temminek, van 't Hoof e.a. in den, 11 April opgerichten, Aziatischen Raad aangesteld, terwijl 20 Mei 1801 de kiezers van 40 grondvergaderingen van het distrikt Kampen hem tot plaatsvervanger van hunnen afgevaardigde in het Vertegenwoordigend lichaam, den burger J. Banier, kozen; waarin hij berustte, ofschoon hij de constitutie ‘abhorreerde’. Toen het volgende jaar bij den vrede van Amiens (1 April 1802) Groot-Britannie zich tot de teruggave van de op ons veroverde koloniën verplicht had, werd de Mist echter aangewezen om als Commissarisgeneraal de Kaap de Goede Hoop over te nemen en de wetgeving en het bestuur met de nieuwe orde van zaken in overeenstemming te brengen, en vertrok hij met zijn oudsten zoon (zie voorg. art.), zijn eenige dochter, zijnen zwager Mr. Lambertus Christiaan Hendrik Struberg, die tot lid van den Raad van Justitie, en generaal J.W. Janssens, die tot luitenant-gouverneur benoemd was, 5 Aug. 1802 derwaarts in het linieschip Bato, begeleid door een escader van twee linieschepen, twee fregatten en drie brikken, onder bevel van den schout-bij-nacht Simon Dekker, uit Texel en landde 23 December ‘na eene niet ongelukkige doch echter niet zeer voorspoedige reize’ zooals hij zegt, van vier maanden en achttien dagen te Kaapstad waar hij den volgenden dag met groot militair vertoon werd ontvangen, en, na op het kasteel zijn intrek te hebben genomen, de hooge ambtenaren, predikanten en aanzienlijke burgers, die hem hunne opwachting maken wilden, ontving. Zeven dagen later, in den namiddag van 31 Dec., terwijl alles reeds door hem met den Britschen bevelhebber voor de overgave van de kolonie op den volgenden dag voorbereid was, werd hem door Sir Francis Dundas bericht, dat deze den last had ontvangen, om niet te vertrekken; welke moeilijke en onaangename toestand voor hem tot 1 Maart d.a.v. duren bleef, toen hij eindelijk het bestuur kon aanvaarden. Ofschoon hij, evenals generaal Janssens, inzag, dat Croot-Britannie slechts de eerste de beste gelegenheid aangrijpen zou, om het land opnieuw in bezit te nemen, en de kolonie in dat geval niet te behouden zou zijn, kweet hij zich met grooten ijver van zijn taak, en keerde eerst 25 Febr. 1805 na van October 1803 tot 23 Maart 1804 met zijn kinderen, een vriendin zijner dochter en een zeer groot gevolg door het geheele land een reis te hebben gedaan, om zich door eigen aanschouwen zoo goed mogelijk op de hoogte te stellen, op de ‘Selenius’, een amerikaansch schip, over Amerika huiswaarts, en landde 23 April te New-York, waar hij tot 29 Mei bleef en de gelegenheid waarnam om verschillende steden, o.a. Philadelphia te bezoeken. Ruim een maand later (6 Juli) kwam hij voor Texel op het koopvaardijschip ‘Concordia’, en reeds vijf dagen later bracht hij mondeling, en 17 Juli schriftelijk, verslag aan den Raadpensionaris en den Aziatischen Raad uit, in welk college hij zijn zetel had hernomen (11 Juli), daar hij bij de geruchtmakende reorganisatie 22 Maart 1804 met zijn vroegere medeleden Brouwer en Keyzer was herbenoemd. Een jaar later (12 Juli 1806) volgde zijn benoeming door Koning Lodewijk tot secretaris-generaal van koophandel en koloniën en staatsraad in buitengewonen dienst, en het volgende jaar, nadat hem bij 's Konings besluit van 14 Febr. 1807 was aangezegd, dat hij met de overige in de residentie wonende buitengewone staatsraden gedurende dat jaar aan de werkzaamheden zoude hebben deel te nemen, 7 Mei, voor hem geheel onverwachts, zijn benoeming tot landdrost van

[pagina 992]
[p. 992]

Maasland (Zuid-Holland) ‘een alleraanzienlijkste, doch ook allergewichtigste post’, dien hij echter nog voor het einde des jaars weder moest opgeven, daar Z.M. hem, tot zijn niet minder groote verassing en ditmaal diepe teleurstelling, in den Raad van State deed zitting nemen en het voorzitterschap der vierde afdeeling (koophandel en koloniën) opdroeg. Na hem bij besluit van 22 Dec. 1808 in die waardigheid ook voor het volgend jaar te hebben bevestigd, riep de hem zeer toegenegen vorst de Mist 27 Mei 1809 als eersten president in het kort te voren ingestelde ‘Hof van rekeninge’, met recht van stem en zitting in den staatsraad, op de bank der ministers, als hoedanig hij tot aan de opheffing van dit college werkzaam bleef (1 Jan. 1813), toen aan eene ‘commission remplacant la cour des comptes’ werd opgedragen om onder zijn voorzitterschap de hangende zaken ten einde te brengen. Toen na de troonsbestijging van Willem I weder een Algemeene Rekenkamer werd ingesteld (26 Juli 1814), die om de drie maanden beurtelings door een der leden zou worden gepresideerd, werd de Mist echter daarin niet opgenomen, maar tot staatsraad in buitengewone dienst en lid van den Raad van koophandel en koloniën benoemd, in welke hij tot aan de ontbinding op 25 Juli 1820 zitting hield, waarna drie maanden later (27 Sept.) zijne benoeming tot lid van de Eerste Kamer volgde.

Behalve de bovengenoemde betrekkingen was de Mist directeur van de Bataafsche (later Hollandsche) Maatschappij der Wetenschappen (2 Mei 1802) en het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (12 Sept. 1803), eerelid van het Genootschap ter bevordering van de koepokinenting te Rotterdam (14 Juli 1807) en lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde (10 Sept. 1807) en een der sectie-presidenten in de vergadering der notabelen op 20 Maart 1814 te Amsterdam; verder ridder der Koninklijke orde van de Unie (23 Febr. 1807) en na de opheffing daarvan der Keizerlijke orde van de Reunie (7 Mrt. 1812), en 22 Jan. 1817 bij open brieven gerechtigd verklaard om zoo voor zich zelven als voor zijne wettige nakomelingen zijn voorvaderlijken geslachtsnaam te mogen voeren van Uitenhage de Mist.

Hij was driemalen gehuwd: eerst te Cleve met Amelia Elisabeth Struberg, die hem 20 Dec. 1783 te Amsterdam ontviel; 2o. 8 Mei 1796 te Amsterdam met Elisabeth Margaretha Morre, die hij reeds 8 Febr. 1800 verloor, en 3o. 20 Sept. 1808 te 's Gravenhage met vrouwe Magdalena de Jonge, douarière Jacobus Maersen, met welke hij tot 6 Febr. 1823 vereenigd bleef. Van de tien kinderen, die hij bij zijn eerste vrouw verwekt had, waren bij haar dood nog zes in leven. Zijn zoon Christiaan Henrick, 10 Mei 1778 te Kampen geboren, stierf 26 Jan. 1803 als luitenant ter zee 1e. kl. op de reede van Batavia.

Uitgezonderd het in den tekst reeds genoemde Advys, gaf de Mist nog in 1797 uit: Aan mijne Hollandsche medeburgers, een blaadje in den vorm eener zamenspraak tot encouragement der welgezinde burgers om in de grondvergaderingen op te komen tot weering van revolutionaire keuzen, terwijl volgens zijne aanteekeningen bijna alle rapporten over geldelijke aangelegenheden van 2 Aug. tot Oct. 1797 in de Nationale vergadering uitgebracht, van zijn hand zijn. Ook vervaardigde hij een register op het ‘Liber memorandum’ en de boeken van Resolutiën en Apostillen der stad Kampen over de jaren 1550-1650, waarvoor hem uit erkentelijkheid door de stad een zilveren presenteerblad

[pagina 993]
[p. 993]

vereerd werd. Voorts vindt men op het Rijksarchief in elf folio-deelen gebonden het verslag van zijne werkzaamheid aan de Kaap; en in Onze Eeuw, Sept. en Oct. 1915, het verhaal van zijne reis in de kolonie, dat gedeeltelijk is opgenomen in het bekende werk van Lichtenstein, die den tocht als gouverneur van den jongen Jansens medemaakte en de aanteekeningen van de Mist heeft gebruikt.

Zijn portret is gegraveerd door R. Vinkeles.

Behalve de familiepapieren van zijn achterkleinzoon, Uytenhage de Mist te Kampen, van welke bij de samenstelling van het bovenstaande levensbericht ruim gebruik gemaakt is, en de stukken van de Mist op het Rijksarchief, zie men over hem: Bilderdijk, Geschiedenis des Vaderl. III, 308; Bijdragen tot de geschiedenis van Overijssel VIII, 242 (2e serie I) 258; XII (2e ser. II) 340; Historie en gedenkschrift van de revolutie te Campen sedert den aanvang van den jare 1795 tot op den tegenwoordigen tijd, uitgegeven door een gezelschap vaderland minnende burgers binnen gemelde stad (Amsterdam 1798) 1, 9, 27, 43, 101, 122, 180, 181; 11, 41, 42, 153; Wagenaar, Vaderl. Geschied. XIII, 40; XXXVII, 169, 208, 263, 295; XXXVIII, 126, 170, 208; XXXIX, 119, 177; XLV, 202, 203, 204, 208, 210, 214, 234; XLVI, 43-47; 202, 213; Rogge, Geschied. der staatsregeling voor het Nederl. Volk. 92, 95, 102, 103, 131, 142, 203, 206, 237, 239, 267, 269, 305, 308, 323, 356, 370, 466, 503, 542; Dagverhaal der Nationale vergadering representeerende het volk van Nederland no. 84, 94, 98, 103, 110, 142, 143, 144, 147, 172, 177, 184, 189, 245, 265, 266, 294, 321, 331, 348, 355, 366, 375, 379, 385, 401, 418, 419, 423, 426, 436, 438, 458, 465, 473, 482, 511, 546, 556, 579, 630, 638, 657, 666, 754, 755, 771; Groen van Prinsterer, Handboek; Tijdeman, Over de voormalige staatspartijen in de Nederlandsche Republiek 6; Gedenkstukken der algem. Geschiedenis van Nederland door H.T. Colenbrander 1795-98: 133, 503, 514, 529, 532; 1798-1801; 401, 547, 695, 721, 723; 1801-06; 6, 66, 77, 372, 374, 413, 498, 529, 598; 1806-10: 266, 369, 417, 591. P.B. Borcherds, An autobiographical memoir etc. 172, 174, 175, 247, 250; van Kampen, Nederl. buiten Europa III, 418-437; Mc. Theal, History of South Africa since 1795; Short sketch of the South-African career of Jacob Abraham de Mist, 21 Febr. 1803 to 25 Febr. 1804, als bijlage opgenomen achter Transactions of the ordinary annual meeting of the Provincial Grand Lodge in South Africa (Transvaal excepted) under the Grand East of the Netherlands (held in the Temple of the Lodge ‘De Goede Hoop’ at 7 p.m. on Frid. 30 Aug. 1907; Cape weekly editions Julij 26, 1911;

de Savornin Lohman


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Jacob Abraham Uitenhage de Mist

  • W.H. de Savornin Lohman