[Sprenger van Eyk, Jacobus Petrus]
SPRENGER VAN EYK (Jacobus Petrus), verdienstelijk staatsman en directeur-generaal der Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, overl. 20 Mrt. 1907 te Utrecht, in den ouderdom van 65 jaar. In 1842 te Hilvarenbeek (bij Tilburg) geb., waar zijn vader Jacobus Johannes predikant was (de moeder heette Wilhelmina Carolina Heshusius), studeerde hij te Utrecht in de rechten (ingeschr. Sept. 1863), kon echter wegens bijzondere omstandigheden zijn academische studie niet voltooien, deed in de plaats daarvan examen als candidaat-notaris en als surnumerair bij de registratie, en kreeg toen een ambtenaarsbetrekking bij 't Ministerie van Financiën. In 1871 noodigde de inspecteur van dezen dienst Motké, hem uit, als deskundige mee te gaan naar Java, ten einde aldaar het belastingwezen en de indische financiën in 't algemeen te helpen hervormen. Met bijzondere lust en toewijding gaf Sprenger aan die roepstem gehoor. Door zijn grooten ijver en buitengewone talenten klom hij weldra tot den rang van inspecteur en directeur der indische financiën op. Vervolgens tot lid van den Raad van Indië benoemd (1879), werd hij in 1884 uit deze betrekking naar Nederland teruggeroepen, om aldaar als minister van Koloniën op te treden in 't derde ministerie Heemskerk. Hij aanvaardde dat hooge ambt en vervulde het met lof en eer van 27 Febr. 1884 tot 21 Apr. 88.
In laatstgenoemd jaar tot het ambtelooze leven teruggekeerd, schreef de buitengewoon bekwame en werkzame man meer dan één zeer gewaardeerd werk over het belastingwezen in ons land. Wij noemen: De rijks- en gemeentebelastingen in Nederland (1891) en het onder zijn redactie staande Staatkundig en staathuishoudkundig Weekblad Nederland (1892 e.v.). Voorts zijn Wetgeving op het recht van successie en van overgang bij overlijden (1886) en De wet op de vermogensbelasting (1893) en De wet ter belasting van bedrijfs- en andere inkomsten (1893), beide door hem toegelicht. Zijn woonplaats in den Haag gehouden hebbend, zag hij zich hier in 1892 tot lid van den gemeenteraad gekozen, terwijl de Senaat der utrechtsche hoogeschool hem honoris causa tot Jur. Utr. Dr. bevorderde. Ook tal van andere onderscheidingen vielen hem ten deel.
Van 9 Mei 1894 tot 26 Juli 97 was Sprenger v. Eyk minister van Financiën in 't kabinet Röell. Onder zijn Ieiding kwam toen onder meer een herziening van de Wet op de personeele belasting tot stand, alsmede een regeling op de suikerindustrie.
1 Juli 1900 werd hij tot directeur-generaal der Staatsspoorweg-Maatschappij en tot directeur der Nederl. Centraal Spoorwegmaatschappij benoemd, als opvolger van J.C. Cluysenaer, die als zoodanig was afgetreden.
Zie: van Welderen Rengers, Schets Parlem. Gesch. Nederl., Register (1907), en Ising, In de Kamers der Staten-Generaal (1892), 193.
Zuidema