Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5 (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.38 MB)

XML (4.55 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5

(1921)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Vonck, Cornelius Walraven]

VONCK (Cornelius Walraven), zoon van Joannes Vonck en Elisabeth Vermeer, geb. 30 Aug. 1724, te Cuyk, waar zijn vader landschrijver was, overl. te Uden 17 Jan. 1768. Voorbereid op de Apostolische of Latijnsche school te Nijmegen, onder leiding van den bekenden rechter Joh. Arntzenius, trok hij in 1741 naar de utrechtsche academie, om in de Rechten te studeeren. Het bleek evenwel spoedig dat hij meer historicus en literator dan jurist was. Reeds in 1744 en 45 gaf hij een paar geschriftjes uit op dat gebied (zie lager), die van een zeldzame belezenheid getuigen, doch van voorbarigheid en vluchtigheid niet zijn vrij te pleiten. Van de rechtsgeleerdheid kwam voorloopig weinig: in 1744 wendde Vonck vergeefsche pogingen aan om een vacant professoraat aan de Illustre school te Deventer, en ongeveer terzelfder tijd een aan de groningsche Universiteit te bemachtigen. In het volgende jaar promoveerde hij in de rechten op een dissertatie Centuriae thesium inauguralium, waarna hij zich als practiseerend advocaat in zijn geboorteplaats vestigde. Hoewel hij zich door de vinnigheid zijner geschriften en zijn aanvallen op de orthodoxe predikanten reeds veel vijanden gemaakt had, in Utrecht en elders, werd hij toch in 1749, met behulp van Otto Frederik graaf van Lynden, en van Mr. Jan van

[pagina 1067]
[p. 1067]

Back, geheim secretaris van Willem IV, benoemd tot secretaris van den Raad der stad Nijmegen. 1751 werd hij rentmeester van 's lands domeinen, waarop hij zijn secretariaat nederlegde; in 1754 en 55 benoemde Willem IV hem tot lid van den raad dier stad, in 1756 tot burgemeester, tevens werd hij door de Provincie aangesteld tot onderrichter in het Rijk van Nijmegen en door de stad tot curator der Apostolische school. Als zoodanig beijverde Vonck zich voor de wederoprichting der omstreeks 1676 te gronde gegane nijmeegsche quartierlijke Academie, doch dat ideaal zou niet vervuld worden. De daarmede in verband staande benoeming van den predikant Exter Hellenius tot hoogleeraar aan die toekomstige hoogeschool, was in een weinig talrijke raadsvergadering geschied, en werd door de meerderheid der leden verworpen als ‘informeel, nul ende onbestaanbaar’. Het geschil dienaangaande liep zoo hoog, dat Vonck in het begin van 1756 zijn ontslag als burgemeester en raadslid aanvroeg en verkreeg; hij bleef echter werkzaam als onderrichter en rentmeester van 's lands domeinen. Plotseling, 30 Mrt. 1763, bedankte hij ook voor deze beide betrekkingen. Daarmede was zijn rol in Nederland afgespeeld. Hij begaf zich nu naar Keulen, waar hij afvallig werd van het protestantisme en tot de roomsche kerk overging. Door bemiddeling van twee zijner vrienden, de jezuïeten Reiffenberg en Harzheim kwam hij aan het hof van Carl Theodor, keurvorst van de Paltz. Toen deze in 1783 de Academia Theodora-Palatina te Manheim stichtte, vereerde hij Vonck met een professoraat. Slechts twee jaren mocht hij zijn ambt vervullen; in 1765 dwong zijn zwakke gezondheid hem Manheim te verlaten. Hij vestigde zich in een klooster der Kruisheerenorde te Uden, in de heerlijkheid Ravestein, waarvan zijn vorst Carl Theodor heer was, waar hij overleed.

Men heeft van hem: Specimen criticum in varios auctores. Accedunt observationes miscellaneae (Traj. ad Rhen. 1741); Lectionum latinarum libri duo (Ibid. 1745); Mercurii Styggii iter subterraneum sive Adriani Hasdy somnium et alia, cum commentariis perpetuis. Inseruntur Cornelii Valerii Vonck Elegia ad v.c. Abraham Wieling, nec non Vindiciae adversus nuperi somniatoris calumnias. Ab uno disce omnes. Oneiriopoli apud Dyranidram, sub imagine ululae. s.a.); Zodiacus quaestionum theologicarum a Rectore Magnifico Trajectino Valentini Johanni Blondeel propositarum (Hagae Comit. 1745); Nicolai Hagemanni Promulsus animadversionum in Alberti Voget Scripta varia (Ibid. 1745); Centuria thesium inauguralium philologico-nomicarum (Ultraj. 1745); Abrahami Wieling Nubes testium S. Apologetici pars altera. Opus posthumum. Edidit et praefationem adauxit C.V. Vonck Trajecti Vittorum 1746. Castrucci Banamici de rebus ad Veletras gestis commentarius. Editio nova auctior curante C.V.V. Amst. 1748. Guidonis Ferrarii S.I. de rebus gestis Eugenii principis bello Pannonico libri III cum praefat. C.V. Vonck. Hagae in Batavis 1749. Hieronymi Falete de bello sicambrico libri IV. Praemissa est epistola ad illustrem Janum de Back. Noviom. 1749. Guidonis Ferrarii De politica arte oratio, primum edita Anconazi. 1750. Castrucci Banamici Commentariorum de bello Italico liber primus, cum praefatio e C.V.V. 1750.

Ook gaf hij Beschrijving van het begin, opkomst en aanwas der stad Doesburg, Nijm. 1753, waaruit zijn grondige kennis der geschiedenis

[pagina 1068]
[p. 1068]

van Gelderland blijkt. Bij de inwijding der Manheimsche universiteit bood Vonck een geschrift aan: Meditatio politico historica de felici integritatis ac prudentiae in historia temperamento, hetwelk in het volgende jaar te Utrecht werd gedrukt.

Er bestaat een portret van Vonck, gegraveerd naar een schilderij van den nijmeegschen kunstschilder N. Hengst, 1752.

Zie: Y.H. Rogge, Oud Holland 1899, 2de afl.

van Schevichaven


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over C.W. Vonck

  • Herman Diederik Johan van Schevichaven