geleerden worden op goede gronden bestreden. Ook met de krijgsgeschiedenis liet hij zich in. In 1825 werd een door hem bewerkt antwoord op een prijsvraag, uitgeschreven door het Departement van Oorlog, over de Vorderingen, die de aanval en verdediging van vestingen sedert het beleg van 's Hertogenbosch in 1629 had gemaakt, hoewel een ander antwoord bekroond was, toch van Rijkswege uitgegeven. Merkwaardig, dat, waar zoovele belegeringen worden behandeld, hierin niet gerept wordt van het beroemde beleg van Toulon in 1794. In 1826 kwam een werk van hem uit over De baan der projectielen, waarin tal van theorieën gecritiseerd en vele formules door gemakkelijker bruikbare werden vervangen.
Op 11 Aug. 1828 werd hij bij de stichting van de militaire academie te Breda aangesteld als hoofd van het onderwijs in de wis- en natuurkundige vakken. Hij werd, toen de belgische opstand uitbarstte, in Oct. 1830 te Antwerpen, eerst in de vesting, later op de citadel geplaatst. Hij maakte zich bij het beleg van genoemd fort, waar hij van 9 Dec. 1830 tot 29 Juni 1831 aanwezig was, hoogst verdienstelijk. In Febr. 1832 werd hij weder in zijne vroegere betrekking aan de militaire academie geplaatst, die naar Medemblik was overgebracht. Toen ingevolge het koninklijk besluit van 10 Juni 1836 deze inrichting weder te Breda gevestigd werd, werd hij daarbij als tweede commandant geplaatst. Op 23 Aug. 1841 werd hij commandant en op 19 Oct. 1843 werd hij bij den staf der genie geplaatst ofschoon zijne betrekking aan de academie dezelfde bleef. Op 17 Sept. 1836 werd hij benoemd tot majoor.
In 1832 kwam eene verhandeling van hem uit over den Weerstand van balken en ijzeren staven, waaruit eene reusachtige belezenheid blijkt. In 1834 werd zij gevolgd door eene over de Gedaante der gewelven en de afmetingen hunner rechtstanden. Respectievelijk in 1840 en 1842 kwamen zijne standaardwerken, de groote Leerboeken voor de cadetten in de mechanica en in de werktuigkunde, uit. Het eerste was reeds gedeeltelijk tijdens zijn verblijf op de citadel van Antwerpen bewerkt. Statica, dynamica, hydrostatica en hydrodynamica zijn alle uitvoerig bewerkt, op voorbeeldige wijze is hier theorie en practijk vereenigd. Het tweede was meer geheel aan de practijk aangepast en is even helder als oorspronkelijk. In 1840 verscheen zijn verhandeling over De drukking van een last op verschillende steunpunten, in 1844 eene over De wateropbrengst van den vijzel en in laatstgenoemd jaar eene over Het berekenen der gemiddelde snetheid in stroomende wateren. In 1849 gaf hij een verhandeling uit over De drukkingen op de kanonnen door de ontbranding hunner ladingen. Ook dit moeilijk onderwerp wordt op uitnemende wijze behandeld. Van 1844 tot 74 dagteekenen vele verhandelingen over waterloopkunde, die nog steeds gebruikt worden en alle van een helder inzicht getuigen. Talloos zijn de door hem geschreven verhandelingen, vooral over het theoretische deel van het vak van den ingenieur, dat hij geheel beheerschte.
Delprat werd 5 Nov. 1843 luitenant-kolonel. Op 2 Aug. 1852 werd hij kolonel. Zijn werkzaamheid aan de militaire academie is zijn glanstijd. In samenwerking met den kolonel, later luitenant-generaal H.G. Seelig (II, kol. 1306) heeft hij het militair onderwijs zoodanig gewijzigd, dat er wetenschappelijke officieren gevormd werden. Zelf schreef hij de bovenvermelde leerboeken, en vooral op zijn aandrang werden door verschillende zeer bekwame mannen, onder wie vooral uitblonken Badon