Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 865]
| |
Parijs en Nancy naar fransche zede opgevoed en onderscheidde zich vroeg door ridderlijke manieren en neiging tot drinken. ‘Constanter et sincere’ en ‘verbum Domini manebit in aeternum’ waren zijn fraaie maar overigens weinig bij hem passende zinspreuken. Hij was in zijn jeugd weinig theologisch of warm calvinist, al bracht zijn loopbaan hem meer en meer in die richting. Hij voerde 1567-68 een paltzisch hulpleger voor de Hugenoten aan maar had daar gering succes. Juni 1570 huwde hij de streng luthersche Elisabeth van Saksen. Met Lodewijk van Nassau stond hij sedert dien tijd in nauwe betrekking; zijn broeder Christoffel viel met dezen op de Mookerheide. Hij beschermde de reis van Henri van Anjou naar Polen en was daarna nauw verbonden aan dezen en Alençon (later Anjou), dien hij 1575-76 door een tweede expeditie tot steun der Hugenoten hielp. Na den dood zijns vaders en een hevigen twist over de handhaving van de calvinistische beginselen met zijn lutherschen oudsten broeder Ludwig, stelde hij zich meer en meer op calvinistisch standpunt, samenwerkend met den energieken Dr. Beutterich, zijn raadsman. Hij verbond zich thans nauw met koningin Elizabeth van Engeland en trok in den zomer 1578 met een aanzienlijk leger tot hulp der Staten met subsidie van Elizabeth naar de Nederlanden, waar hij in Zutphen en Gelderland binnengevallen, in Brabant verder don Jan zou bestrijden. Met Oranje, die hem geenszins vertrouwde en dien ook hij wantrouwde, kreeg hij spoedig twist. Te midden van de toenemende verwarring, ontevreden over de benoeming van Boussu tot opperbevelhebber van het Statenleger, verliet hij zijn in Brabant zeer ongeregeld huishoudende, slecht betaalde troepen en ging met 500 zijner ruiters naar Gent, waar hij zich aan het hoofd stelde der calvinistische oppositie tegen Oranje (10 Oct. 1578). Daardoor niet alleen met dezen en den in Henegouwen gekomen Anjou maar ook met Elizabeth's politiek in tegenstelling gekomen, werd hij, niettegenstaande zijn scherp optreden tegen Oranje, door dezen, die eindelijk persoonlijk naar Gent kwam en hem aanstonds overschaduwde, aldaar onmogelijk gemaakt en ging Dec. 1578 naar Engeland om Elizabeth weder voor zich te winnen. Hij werd er inderdaad in genade aangenomen en kreeg zelfs de orde van den Kouseband (7 Febr. 1579). Daarna keerde hij 14 Febr. te Vlissingen terug, maar, daar zijn troepen reeds uiteengeloopen waren, bleef hij slechts kort in de Nederlanden, scheldend op Oranje en de Staten en ging over Utrecht naar de Paltz. Zijn dubbelzinnige houding werd in 1581 zoo erg, dat hij niet alleen met de fransche Guises maar ook met Philips II zelven onderhandelde over hulp tegen de Hugenoten, Oranje en de Staten; Beutterich was hier wederom zijn raadsman, wat geen geheim bleef. Toch bleef hij, eerzuchtig als hij was, steeds de Calvinisten aan den Rijn steunen en onderhandelde 1583 ook weder met de Staten. Bij den dood zijns broeders (12 Oct. 1583) maakte hij zich meester van de voogdij over zijn jongen neef, den keurvorst, en bestuurde onder veel verzet der machtige Lutheranen negen jaar lang het keurvorstendom de Paltz in calvinistischen zin, zich ook weder mengend in de hugenootsche woelingen in Frankrijk (1587-88) en in de duitsche geschillen, strijdend in het Rijk voor samenwerking der Evangelischen en naar een evangelisch keizerschap, misschien wel voor zichzelven. Rusteloos, zonder scrupules in allerlei twisten gemengd en hevig aan den drank verslaafd na het mislukken zijner soms ver uitziende plannen, is hij, na lang lijden, levensmoede gestorven. Zijn vrouw, die hij 1589 op beschuldiging | |
[pagina 866]
| |
van echtbreuk en verdenking van moordplannen op hemzelven gevangen gezet had en die 2 April 1590 in gevangenschap was gestorven, had hem geen kinderen nagelaten. Van zijn portret bestaan prenten door R. Vinkeles en Bogerts, J. Punt, Ph. Uffenbach en een onbekend kunstenaar. Vgl. over hem: van Bezold, Briefe des Pfalzgr. Joh. Cas. (München 1892-1903); Groen, Archives, t. IV suiv. passim; von Bezold, in Deutsche Biographie i.v. Blok |
|