Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6 (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.59 MB)

XML (5.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6

(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Plaat, Pieter Thomas Leonard Grinwis]

PLAAT (Pieter Thomas Leonard Grinwis), geb. te Beerta 27 Dec. 1854, overl. te Berlijn 9 Sept. 1910, was de zoon van een geneesheer. Hij ontving lager onderwijs te ter Borg en middelbaar onderwijs te Utrecht. Toen hij in 1872 aan het eindexamen der hoogere burgerschool aldaar voldaan had, ging hij aan het polytechnicum te Zürich studeeren en behaalde daar in 1876 het diploma van werktuigkundig ingenieur. Daar het hem bleek, dat er h.t.l. en in Nederlandsch Indië geen hem passende betrekking bereikbaar was met dit buitenlandsch diploma, besloot hij, te Delft te gaan studeeren en wel voor civiel ingenieur. In 1877 werd hij volgens eene nieuwe bepaling voor den nederlandsch-oost-indischen dienst aangewezen, en in 1879 deed hij met goed gevolg het eindexamen der polytechnische school. Hij werd bij beschikking van den minister van Koloniën van 18 Sept. 1879 ter beschikking van den gouverneur-generaal gesteld, maar eerst moest hij op eenige werken h.t.l. gedetacheerd worden. Dit waren de Rotterdamsche Waterweg, waar hem geen werk van eenige beteekenis gegeven werd, en de spoorwegbrug te Renen, waar de ingenieur J.M. Telders alle moeite deed om hem en zijne

[pagina 1130]
[p. 1130]

ambtgenooten omtrent alles wat er te zien was, in te lichten.

Na dezen proeftijd vertrok hij naar Indië en daar aangekomen, werd hij 3 Mrt. 1881 tot aspirant-ingenieur van den waterstaat benoemd, en te Padang geplaatst. Op 9 Febr. 1883 werd hij bevorderd tot ingenieur 3e klasse en op Atjeh geplaatst. Hij had daar een zeer gewichtigen werkkring, waartoe behoorde het telkens weder herstellen van door den vijand vernielde werken, in het bijzonder van een tramweg, dikwijls onder 's vijands vuur.

Na van 1886 op het hoofdbureau te Batavia te zijn werkzaam geweest, werd hij in 1887 gedetacheerd onder J.W. IJzerman bij den aanleg van den spoorweg op Sumatra's westkust. Het moeilijkste werk, de spoorweg in eene kloof, werd door hem zonder ongevallen tot stand gebracht.

Nadat hij 6 Febr. 1889 tot ingenieur 2e klasse bevorderd was, werd hij in 1890 aan de afdeeling bevloeiingswerken te Batavia gedetacheerd en geplaatst te Karang Anjer (residentie Bantam), waar hij verschillende irrigatiën ontwierp en uitvoerde in de afdeeling Serajoe.

Op 13 Aug. 1892 werd hem verlof naar Nederland verleend. Hier aangekomen, droeg de minister van Koloniën hem het doen eener reis tot bezichtiging van buitenlandsche bevloeiingen op. Hij bezocht Italië en Spanje. Vooral laatstgenoemd land, dat h.t.l. niet den naam had, dat er veel op eenig gebied te leeren viel, boezemde hem veel belang in. Het bleek hem, dat daar in 1879 eene uitstekende bevloeiingswetgeving ingevoerd was, en hoewel deze werken in geen opzicht voorbeelden voor Nederland kunnen zijn, zijn zij dit wel voor Indië. De Javanen hebben vele bevloeiingen van geringen omvang tot stand gebracht. In Spanje daarentegen zijn reusachtige werken, o.a. stuwdammen tot 50 meter hoogte, reeds door de Mooren gebouwd en die aan een nederlandsch-indisch ingenieur kunnen leeren wat op dit gebied gepresteerd kan worden.

In Juni 1895 van verlof in Indië teruggekeerd, werd hij eerst op Sumatra's westkust geplaatst, vervolgens werd hij nog in hetzelfde jaar aangewezen als hoofd van de werken tot bevloeiing en waterafvoer in Zuid-Bagelen, ter standplaats Poerworedjo. Hier heeft hij de groote irrigatiewerken uit de rivier Djali, vroeger onder G.A. Pet (kol. 1108) gemaakt, en die vervallen waren, grootendeels opnieuw uitgevoerd, hetgeen een zegen voor de betrokken streek was.

Na 26 Sept. 1896 tot ingenieur 1e klasse te zijn bevorderd, verkreeg hij 27 Sept. 1897 verlof en kwam hij in dienst bij de maatschappij Suriname, die hem het doen van exploratie en opnemingen voor eene in die kolonie aan te leggen stoomtramlijn opdroeg. In het verslag dezer maatschappij, van welker raad van beheer J.A. de Gelder president was, over 1900 werden verschillende beschuldigingen tegen de gestie van Plaat gericht. In het weekblad de Ingenieur van 24 Aug. 1901 protesteerde hij tegen de beschuldigingen en wees hij er op, dat de raad van beheer nog in Apr. 1900, dus zeer kort voordat hij zijn functie neerlegde, aan de regeering verzocht had, zijn verlof met een jaar te verlengen.

Met ingang van 1 Aug. 1900 keerde hij in Rijksdienst in Indië terug. Hij werd toen gedetacheerd bij den aanleg van Staatsspoorwegen op Java, en wel bij de berglijn Padalarang-Krawang en daarna bij eene dergelijke lijn van Rangkas-Betoeng naar Menes in Bantam. Op 8 Dec. 1903 werd hem verlof verleend naar Europa in het be-

[pagina 1131]
[p. 1131]

lang zijner gezondheid. Toen hij geheel genezen was, werd hem 3 Mrt. 1906 door den minister van Binnenlandsche zaken het geven van colleges over irrigatie- en andere werken in bergachtige streken aan de technische hoogeschool te Delft opgedragen. Tevens werd zijn verlof verlengd door den minister van Koloniën en hem 18 Mei d.a.v. de rang hoofdingenieur 2e klasse toegekend. Op 19 Aug. 1908 werd hij benoemd tot hoofdingenieur 1e klasse; op 29 Aug. 1908 werd hem de rang hoogleeraar toegekend. Overeenkomstig de gewoonte hield hij 28 Sept. 1908 een inaugurale rede als zoodanig.

In 1907 werd Plaat benoemd tot lid eener commissie, ingesteld door de vereeniging van delftsche ingenieurs, omtrent eene meer regelmatige aanvulling van het corps ingenieurs van den waterstaat in Nederlandsch-Indië. In 1908 werd hij door den minister van Koloniën benoemd in eene commissie tot het onderzoeken van de wenschelijkheid om het vaarwater naar Soerabaja met zeer groote baggervaartuigen diep te maken en te houden. Aan de rapporten van beide commissiën had Plaat een groot deel.

Zijne gezondheid, die door zijn verblijf in Suriname geknakt was, werd in het laatst van 1908 zoodanig, dat hij als hoogleeraar verlof moest nemen. De hoofdingenieur van den indischen waterstaat J.C. Heyning nam zijne colleges waar van 21 Dec. 1908 tot 31 Mrt. 1909. Daarna kon Plaat zijn arbeid weder opvatten, doch 15 Jan. 1910 verkreeg hij op zijn verzoek met ingang van 1 Jan. te voren eervol ontslag als hoofdingenieur en als hoogleeraar.

Plaat was een man, vol toewijding en werkkracht. Zijne kracht was vooral gelegen in de zelden voorkomende vereeniging van civiel en werktuigkundig ingenieur in een persoon.

Hij schreef: Voordracht over bevloeiingen in Notulen Koninklilk instituut van ingenieurs 11 Sept. 1894; Bevloeiingen in Noord-Italië en Spanje ('s Gravenhage 1895); De spoorweg op de Jungfrau in Ingenieur van 25 Mrt. 1905; Het rapport van J. Homan van der Heide over irrigatie en afwatering in Siam in Ingenieur 20 Mei 1905; Over de zelfontbranding bij het inheien van palen, in Ingenieur 17 Juni 1905; Rede bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleeraar in de waterbouwkunde aan de technische hoogeschool te Delft; Opleiding van den civiel-ingenieur voor den Indischen dienst in Ingenieur 3 Oct. 1908; Graphische berekening van den afvoer in open kanalen in Ingenieur 27 Aug. 1900.

Hij huwde Catharina Sieuwerts, die hem overleefde.

Zie omtrent hem een artikel met portret in den Ingenieur van 28 Januari 1911.

Ramaer


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over P. Th. L. Grinwis Plaat

  • Johan Christoffel Ramaer