Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9 (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.68 MB)

XML (5.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Rechteren van Appeltern, Mr. Jacob Hendrik graaf van]

RECHTEREN VAN APPELTERN (Mr. Jacob Hendrik graaf van), geb. te Appeltern 27 Nov. 1787, overl. te Zwollerkerspel 9 Juli 1845, was de zoon van R.C. van Rechteren en A.E. van der Capellen.

Waarschijnlijk heeft hij aan een buitenlandsche universiteit een diploma van doctor in de rechtswetenschap verkregen.

Reeds 29 Aug. 1814 werd hij door den Souvereinen Vorst waardig geacht voor het geldersche platteland zitting te nemen in de Provinciale staten. Bij de verdeeling der leden over de districten werd hij lid voor het district Apeldoorn-Brummen. Op 18 Sept. 1818 kozen zijn medeleden hem tot lid van Gedeputeerde staten van Gelderland.

Voor die provincie was in het reglement de bepaling gemaakt, dat elk district gedurende 4 achtereenvolgende jaren 4 leden zou afvaardigen en gedurende de 2 daarop volgende jaren er slechts 3 zou hebben. Het gevolg hiervan was, dat van Rechteren bij de periodieke verkiezingen van Juni 1820 voor genoemd district afviel. Een bewijs, dat hij reeds bijzonder gunstig bekend stond, was dat hij op 1 Juni 1820 in het district Nijmegen-Druten als lid werd gekozen. Eenige jaren later, toen er in die streken een roomsch-katholieke beweging ontstaan was, begreep men in het district Zutfen, dat zijn zetel daar wankel zou staan en koos dat district hem op 1 Juni 1826, terwijl Nijmegen-Druten hem liet vallen.

In Juni 1820 werd hij benoemd tot lid der commissie van landbouw in Gelderland.

Als lid van Gedeputeerde staten en groot grondeigenaar in het Land van Maas en Waal stelde van Rechteren groot belang in den staat der groote rivieren, die in zijn tijd bijzonder groote zorg baarden, zoodat men twijfelde aan de deugdelijkheid van het stelsel der dijken. Er was bij koninklijk besluit van 15 Mrt. 1821 een commissie benoemd om middelen voor de beste rivierafleidingen voor te dragen. In haar rapport stelde deze commissie den aanleg van een aantal overlaten voor, waarvan de kosten 18¼ millioen zouden bedragen, maar er was vrij veel oppositie tegen haar plannen, van welke er evenwel sommige zijn uitgevoerd. Er werd een nieuwe commissie benoemd bij Koninklijk besluit van 7 Juli 1828, die den staat der hoofdrivieren en der daaraan grenzende polders, alsmede de gedane voorstellen te beoordeelen had, en hiervan maakte van Rechteren deel uit. Alvorens deze commissie met haar arbeid gereed kwam (dit had eerst na den dood van van Rechteren plaats), en wel twee jaren nadat zij was ingesteld, gaf van Rechteren een brochure uit, met kaarten toegelicht, waarin hij verschillende voorstellen deed, die veel verder gingen dan die der bovengenoemde eerste commissie. Deze had zich in hoofdzaak beperkt tot den aanleg van overlaten, van Rechteren wilde de dijken alle afgraven tot 0.40 meter boven den hoogsten zomer-waterstand; alleen den noorder Lekdijk wilde hij hiervan uitzonderen. Dit plan was uit den booze, en men is tot den goeden weg teruggekeerd ingevolge de plannen van 1850 van Ferrand (dl. I, kol. 859) en van der Kun (dl. II, kol. 738) om geen overlaten te maken en de dijken niet te verlagen, maar de rivieren te verbeteren. Tot verschooning van van Rechteren kan dienen, dat ook groote waterbouwkundigen in dien tijd plannen als de zijne voorstonden.

Bij Koninklijk besluit van 6 Dec. 1830 werd

[pagina 846]
[p. 846]

hij met ingang van 26 Jan. 1831 benoemd tot gouverneur van Overijsel. Hij ontving tegelijk ontslag als lid van Gedeputeerden en van de riviercommissie.

In Overijsel was hij bijzonder op zijn plaats en in zijn bijna 10-jarig beheer heeft hij zeer veel in het belang dezer provincie gedaan. Hij is de man, die den belgischen fabrikant de Maere uit St. Nikolaas en den Engelschman Ainsworth overtuigd heeft, dat Twente een uitstekende streek voor textielnijverheid is, en deze streek heeft haar groote ontwikkeling eigenlijk aan hem te danken.

Hij had tal van plannen voor aanleg van kanalen en spoorwegen in deze provincie, en heeft den stoot gegeven tot de oprichting der Overijselsche Kanaalmaatschappij, die de kanalen van Zwolle naar Almelo met zijtakken naar de Vecht bij Ane en naar den IJsel bij Deventer heeft aangelegd. Ook de verbetering en doortrekking van de Dedemsvaart is voor een groot deel aan zijn energie te danken.

Hij kocht in 1832 de buitenplaats IJsselvliet in de gemeente Zwollerkerspel, en gaf zijn buitenplaats Ahnem onder Wijhe eenige jaren later aan zijn broeder Jan Derk v.R.v. Ahnem (zie boven) over.

Het werd zonderling gevonden, dat een der laatste daden van koning Willem I was, van Rechteren bij besluit van 15 Sept. 1840 met ingang van 25 d.a.v. te benoemen tot gouverneur van Friesland, terwijl bij hetzelfde besluit zijn broeder, de gouverneur van Drente, hem opvolgde met ingang van 15 Oct. Van Rechteren werd tegelijk benoemd tot staatsraad in buitengewonen dienst. Hij wilde, ten einde zijn broeder niet onaangenaam te zijn, geen moeite doen om gouverneur van Overijsel te blijven, maar verzocht intrekking van het besluit voor zoover betrof zijn benoeming tot gouverneur van Friesland. Dit geschiedde bij K.B. van 12 Oct. 1840.

De Staten van Overijsel verkozen hem 3 Febr. 1841 tot lid van de Tweede Kamer. Hier sloot hij zich aan bij de liberale partij, die zich sedert 1837 aan het vormen was en die sedert Oct. 1844 de leiding van Thorbecke had. Van Rechteren was een van de 9 mannen, die 10 Dec. 1844 onder de aanvoering van Thorbecke een voorstel tot grondwetsherziening indienden. Dit voorstel is niet in behandeling gekomen.

Van Rechteren was in de Kamer specialiteit op financieel gebied. Ware hem een langer leven gegund geweest, hij zou zeker nog een belangrijke rol gespeeld hebben.

Hij werd 25 Apr. 1842 lid eener Staatscommissie tot het doen van voorstellen aan de regeering betrekkelijk de pensionneering der ambtenaren. De wet van 9 Mei 1846 was van haar voorstellen het gevolg. Op 1 Aug. 1842 werd hij benoemd tot voorzitter eener commissie tot onderzoek der ontwerpen tot verbetering der waterloozing van de landen tusschen Maas en Waal. Bij zijn overlijden was de commissie nog niet met haar arbeid gereed.

Hij werd in 1814 in de ridderschap van Gelderland opgenomen en hem werd in 1822 de titel graaf toegekend.

Hij huwde 28 Oct. 1813 Carolina van Haersolte, geb. 16 Sept. 1791, overl. 25 Sept. 1817, op 21 Juni 1822 Antoinette Marie Charlotte gravin Bentinck tot Rhoon, geb. 24 Juli 1792, overl. 27 Juli 1832, en 27 Apr. 1835 Geertruid Agnes baronesse de Vos van Steenwijk, geb. 14 Oct. 1807, overl. 20 Febr. 1845. Bij de eerste had hij een dochter, bij de derde een zoon God. W. (die voorgaat).

[pagina 847]
[p. 847]

Hij schreef: Verhandeling over den staat van den Rijn, de Waal, de Maas en den IJssel en de langs deze rivieren gelegen polders, benevens middelen tot verbetering derzelve (Nijmegen 1830); Beschouwingen over een vereenvoudigde huishouding van Staat en daardoor mogelijke vermindering der uitgaven, benevens voorstellen tot een verbeterde verdeeling der lasten (Zwolle 1843); De Staatkundige strekking van de verwerping der wet tot regeling van 's Rijks openbare schuld ('s Grav. 1843).

Verder is het waarschijnlijk, dat uit zijn zeer uitgebreide manuscript-gedenkstukken een uitvoerig uittreksel is vervaardigd door Mr. A.W. Engelen, onder den titel (anoniem): Gedenkschriften van een voornaam Nederlandsch beambte, door Mr. H. v(an) A(ppeltern).

Ramaer


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Jacob Hendrik van Rechteren, graaf

  • Johan Christoffel Ramaer