Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9 (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.68 MB)

XML (5.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Schimmelpenninck van der Oye van de Poll, Willem Anne baron]

SCHIMMELPENNINCK VAN DER OYE VAN DE POLL (Willem Anne baron), geb. te Doesburg 6 Jan. 1800, overl. te Voorst 12 Dec. 1872, was de zoon van Assueer Jacob baron Schimmelpenninck van der Oye en Henriëtte Assuera Charlotte Juliana Alexandrine baronesse van Pallandt. Hij werd in 1814 cadet der artillerie aan de artillerie- en genieschool te Delft, 22 Juni 1817 tweede luitenant bij genoemd wapen. Hij verzocht reeds spoedig ontslag uit den militairen dienst, hetwelk hem 18 Oct. 1822 eervol verleend werd.

Hij ging nu op zijn buitenplaats de Poll onder Voorst wonen en werd 1 Juni 1826 door de ridderschap van Gelderland gekozen tot lid der Provinciale staten dier provincie en door zijn medeleden 7 Juli 1831 tot lid der Tweede Kamer.

Hij trok tijdens den Tiendaagschen veldtocht uit als kapitein der schutterij.

In de Kamer trad hij als een even ijverig als verlicht staatsman al spoedig op den voorgrond. Hij was een sterk tegenstander van het stelsel van volharden in zake de scheiding van België en van het stelsel van geheimhouding der financiën. Een voorstel van hem en andere leden der Kamer (hij was de tweede onderteekenaar) tot grondwetsherziening, hetwelk veel verder ging dan het regeeringsvoorstel, dat kort daarna werd ingediend, kwam 12 Jan. 1840 bij de Kamer in, maar is door oppositie van de toen nog zeer machtige ultra-conservatieve partij in de Kamer niet in behandeling gekomen.

Op 12 Mei 1841 werd Schimmelpenninck met ingang van 1 Juni d.a.v. benoemd tot minister van Binnenlandsche Zaken. Hij bleef Kamerlid tot het eind van het zittingjaar 1840-41. Hij heeft bovendien van 21 Sept. tot 15 Oct.

[pagina 985]
[p. 985]

1843 het ministerschap van Buitenlandsche Zaken tijdelijk waargenomen.

Hij heeft in het eerstgenoemde zoo omvangrijke departement veel gearbeid. Een zijner eerste daden was het richten eener circulaire van 6 Juli 1841 aan de gouverneurs der provinciën, waarin gelast werd gegevens te verzamelen betrekkelijk den arbeid van jeugdige personen in fabrieken. De rapporten der gouverneurs waren zoo optimistisch, dat Schimmelpenninck er niet toe gekomen is, een wetsvoorstel tot beperking van dezen arbeid in te dienen. Later was ditzelfde met de rapporten van de Kamers van koophandel het geval.

Driemaal, in 1841, 1843 en 1845, diende hij een ontwerp in omtrent de samenstelling der Provinciale staten en het stem- en kiesrecht in de steden en op het platteland. Men was van oordeel, dat die ontwerpen, welke werkelijk een vrijzinnigen geest ademden, niet met de bestaande grondwet in overeenstemming waren, en de behandeling van het ontwerp van 1845 werd op voorstel van Luzac uitgesteld tot het voorstel der 9 mannen (zie art. Thorbecke, dl. IV, kol. 1308) behandeld zou zijn. Daar dit niet in behandeling kwam, werd ook Schimmelpenninck's ontwerp niet behandeld.

Daar het hem bleek, dat zijn medeleden in het kabinet evenals de Koning weder meer naar den conservatieven kant overhelden, en ook om gezondheidsredenen, verzocht hij als minister ontslag, dat hem 8 Febr. 1846 met ingang van 15 d.a.v. verleend werd, terwijl hij tegelijk tot lid der Eerste Kamer en tot minister van Staat benoemd werd.

Op 22 Sept. 1847 werd hij met ingang van 1 Oct. d.a.v. benoemd tot gouverneur van Gelderland. Dus trad hij af als lid der Eerste Kamer. De naam van dit ambt werd 13 Juli 1850 veranderd in dien van commissaris des Konings. Algemeen was men in Gelderland van oordeel, dat Schimmelpenninck een uitstekend hoofd der provincie was. Men was dan ook zeer verbaasd, toen hij bij Koninklijk besluit van 29 Nov. 1852 met ingang van 1 Jan. 1853 eervol ontslagen werd. Men schreef dit toe aan intrigues van den griffier Sloet van de Beele (dl. V, kol. 751) en juist van Thorbecke, den minister, die het ontslag geprovoceerd had, vond men het zonderling, daar hij vroeger zeer bevriend met hem was geweest.

Van dezen tijd af was Schimmelpenninck met hart en ziel de conservatieve richting toegedaan. Deze was trouwens een geheel andere dan die van voor 1848; eigenlijk was hij weinig veranderd en was het dikwijls meer een persoons- dan een beginsel-quaestie.

Op 17 Mei 1853, na de Aprilbeweging, werd hij in het kiesdistrict Zutfen weder tot lid der Tweede Kamer gekozen. Al speelde hij er niet zulk een belangrijke rol als voor 1841, zijn woord had er toch groot gezag. Hoewel van der Brugghen (dl. I, kol. 484), die te Zutfen tegelijk met hem gekozen was, reeds in Juni 1854 door een liberaal vervangen was, werd Schimmelpenninck in Juni 1856 met groote meerderheid herkozen.

Toen de voorzitter der Kamer van Goltstein (dl. I, kol. 952) tot minister van Buitenlandsche Zaken benoemd was, was er geen lid van de conservatieve partij, die geschikt voor het presidium bevonden werd en daartoe bereid was. En men wenschte toch een conservatief daarvoor aangewezen te zien in het bijzonder omdat men Dullert (dl. IV, kol. 534), die door de liberalen candidaat gesteld werd, wilde weren, daar hij, vóór de April-beweging voorzitter, beschuldigd werd, de vergadering niet onpartijdig te leiden. Schimmelpenninck liet zich een keuze tot eersten candidaat

[pagina 986]
[p. 986]

welgevallen en werd 14 Apr. 1848 met één stem meer dan Dullert tot eersten candidaat voor het voorzitterschap gekozen en vervolgens als zoodanig benoemd. Hij had daarbij de voorwaarde gemaakt, dat dit slechts tot het eind van het zittingjaar zou duren, en voor het volgende jaar werd van Reenen (dl. II, kol. 1176), die in Juni 1858 lid geworden was, daarvoor aangewezen.

Op 8 Mrt. 1860 werd Schimmelpenninck door de Staten van Gelderland tot lid der Eerste Kamer gekozen. Hij bleef dit tot zyn overlijden. Hoe conservatief hij langzamerhand geworden was, bewees hij door Sept. 1860 te stemmen tegen de afschaffing der doodstraf.

Hij huwde 27 Mrt. 1825 Adriana Sophia van Rhemen, geb. 15 Juni 1806, overl. 9 Nov. 1842, en daarna 3 Juli 1844 haar zuster Johanna Maria van Rhemen, geb. 1 Sept. 1816, overl. 14 Nov. 1857. Bij de eerste had hij 2 zonen, waaronder W.A.A.J., die volgt, en 4 dochters.

Ramaer


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over W.A. Schimmelpenninck van d.Oye van d. Poll

  • Johan Christoffel Ramaer