Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9 (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.68 MB)

XML (5.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1133]
[p. 1133]

U.

[Ukena, Focko]

UKENA (Focko), omstreeks 1360 te Neermoer of Edermoer in Oost Friesland, geb. uit een oudadellijk geslacht. Zijn vader heette Uco, vandaar de naam Ukena. (friesche vorm) of Ukens (latere vorm), dat zooveel als zoon van Uco beteekent. Zijn moeder was Amkevan Lengen.

Op zijn afbeelding op den borg te Oosterwijtwert stond zijn wapen: een witte Leeuw met een gouden kroon op het hoofd in een blauw veld, en daarbij ‘Focko Ukena van Brokum, Hovelung to Edermoer und Luer, Her van Aurik und Brokum’.

[pagina 1134]
[p. 1134]

Hij wordt ons in de oude kronieken beschreven als de friesche vrijheidsheld bij uitnemendheid, als een geboren aanvoerder en leider.

Hij stak een hoofd boven het volk uit en was een indrukwekkende verschijning. In den oorlog was hij een geboren overwinnaar, zelfs als hij tegenover een groote overmacht stond. Hij streed voor de friesche vrijheid tegen Holland, tegen Groningen, tegen Hamburg, tegen allen en elkeen. Voor den laatsten keer in de geschiedenis wist hij de Friezen tusschen Weser en Zuiderzee in een

[pagina 1135]
[p. 1135]

verbond te vereenigen. Ukena's willekeuren of wetten zijn de laatste friesche wetten, die min of meer in dat geheele gebied gegolden hebben. Door zijn huwelijk met Theda van Reide wist hij zijn macht uit te breiden. Uit dit huwelijk werden 2 zoons Uko Fokkena en Udo Fokkena geboren en 2 dochters Amke en Bawe.

Uko huwde Hebe Attena (of Attama), freule van Dornum, en Udo trouwde met de rijke Hinze Idsinga, freule van Norden. Amke werd de vrouw van Focko's medestander en vriend Sibet Papinga uit Rustringer Friesland en Bawe huwde Ewe Ewesma (volgens Sicko Benninga) of volgens anderen Ewe Tamminga. Uit een brief van 1462 blijkt, dat het eerste juist is.

Ten 2den male huwde Focko U. met Hidde van Dijkhuizen, die hem Dijkhuizen bij Appingadam, Weiwerd, Wirdum en Oterdum aanbracht. Uit dit 2de huwelijk sproot Ulske, die later de vrouw van Onko Ripperda, proost te Farn-sum, werd. De beide zonen van Focko Ukena sneuvelden in de vrijheidsoorlogen. Zijn zoon Uko Fokkena had met zijn vrouw Hebe Attena een dochter: Theda. Deze Theda werd later door haar huwelijk met Ulrik Sirksena gravin van Oost Friesland (zie onder Hinta in de Oostfriesse oorspronckelijkheden van J.I. Harkenroth, Emden 1712).

Focko Ukena overwon bij Deteren in 1399 het leger van Widselt thom Broecke, bastaardzoon van den ouden Ocko, en doodde hem. Hij maakte daardoor voorloopig een eind aan de macht der hollandsche graven in het oostfriesche gebied tusschen Eems en Weser. Veertig jaar lang was Focko Ukena nu de held en aanvoerder van friesche vrijheidsscharen tusschen Zuiderzee en Weser. Hij had soms de zeeroovers van de friesche kusten, de z.g.n. ‘likedeelers’ (victaliebroeders), tot bondgenooten en vocht voor de friesche eenheid tegen allen en elkeen, soms met de Thom Broecke en Vetkoopers, dan weer met de Schieringers, meestal tegen Hamburg, Oldenburg, Bremen, nu en dan tegen de stad Groningen. Hem in zijn hartstochtelijken vrijheidszin, heerschzucht en liefde tot heel Friesland te begrijpen, is moeilijk.

In 1415 nam Focko Ukena als aanvoerder van Keno thom Broecke's leger de stad Groningen in en herstelde de Vetkoopers of Bronkhorsten. De Schieringers weken uit naar Hoorn in West-Friesland, en Coppen Jarges vluchtte naar de Schieringers te Sneek, daarna naar Bolsward, en eindelijk naar Staveren. In 1416 werden Focko Ukena en Keno thom Broecke kwade vrienden. Nu herstelde Focko den proost en hoofdeling Hiske Abdena en de Hikhorsten (=Schieringers) te Emden, Even later-na zijn verzoening met Keno - verdreef hij ze wederom. In datzelfde jaar verbonden de Friezen van Hunsingo Fivelgo (later ook Vrede-wold Humsterland en Achtkarspelen) zich met de stad Groningen in een 10-jarig verbond o.a. tot bescherming van de stad als voorborg van heel het land. De verbondenen stelden aan Focko de beloofde gelden voor Keno thom Broecke ter hand. Keizer Sigismund verklaarde in dien tijd, dat de Friezen slechts aan het rijk onderdanig waren. In 1417 versloeg Focko Ukena aan het hoofd van Keno's leger de Schieringers van Westlauwers Friesland bij Oxwerder zijl (Noordhorn) en daarna in de Achtkarspelen. In 1417 overleed Keno thom Broecke in Oldenburg. Een gezantschap van Friezen (Schieringers) wist bij den Keizer te bewerken, dat Oost Friesland over de Eems in den rijksban geslagen werd. Vooral Ocko Kensma of thom Broecke, Focko Ukena en uit de Ommelanden Menno Houwerda, Hayo Ripperda enz. werden

[pagina 1136]
[p. 1136]

daardoor getroffen. Willem van Holland verklaarde, dat de Ooster- en Westergoërs den Keizer niet mochten huldigen, daar hij zelf hun heer was.

Jan van Beieren, die in Holland kwam te regeeren bood zijn hulp aan, welke de Schieringers in een vergadering te Staveren aannamen, terwijl zij hem als heer erkenden (ook de ommelander, groninger en oostfriesche Schieringers).

Focko Ukena plunderde au (1418) Dokkum, nam het blokhuis te Esumerzijl en brandschatte de Schieringers, die hij toen als hollandsche partij beschouwde - tusschen Staveren en Gerkesklooster. In 1419 wisten de Stad-Groninger Vetkoopers van den schadelijken rijksban af te komen door de huldiging van Utrechts bisschop Frederik van Blankenheim (tot nu hadden zij zich meestal luttel om den bisschop bekommerd). De bisschop gaf ook vriendelijke toezeggingen aan de Ommelander Friezen, die niet onder zijn kerkgezag stonden. Van dien tijd af ontwikkelde de stad Groningen zich reusachtig. Te Deventer en Kampen hadden verzoeningspogingen van wege den Keizer plaats, maar ten slotte mislukte alles, daar de Vetkoopers niets wilden weten van de herstelling der Schieringers in de ambten. Bovendien begeerden zij de vernietiging van het verbond met Utrechts bisschop. Van 1419 tot 1434 had keizer Sigismund te veel met de Hussieten te stellen om zich verder met de friesche twisten in te laten. In 1420 landde de Vetkooper vloot onder Focko Ukena te Hinlopen en versloeg de Schieringers onder Sicko Sjaerda en nam talrijke gevangenen. Bij het beleg van Sloten was Focko minder gelukkig, daar Hollands graaf Jan van Beieren, die door de Schieringers gehuldigd was, ter hulp snelde.

Nog in 1420 verzoende Hollands graaf, die zijn gezag gaarne over de stad Groningen wilde uitbreiden en zelfs de friesche Ommelanden en Oost Friesland tusschen Eems en Weser begeerde, zich met Ocko Kensma (thom Broecke). Weldra waren Holland en Utrecht nu in oorlog.

Munsters bisschop, onder wien officieel de friesche Ommelanden en het friesche Oldambt stonden, werkte zijn ambtgenoot van Utrecht zooveel mogelijk tegen. Eind 1420 benoemde Holland Hendrik van Renesse tot Generaal-kapitein en rentmeester van al 's graven landen van Oost Friesland tusschen Staveren en Weser (zoo geheeten in tegenstelling met West Friesland of Noordelijk Holland).

In 1421 verbrak de stad Groningen de overeenkomst met Sicko Sjaerda, de Schieringers en Holland.

Sjaerda's 12-jarig zoontje werd gijzelaar in Groningen en stierf daar in gruwzame gevangenschap. Ten gevolge van dezen moord huldigden nu alle Schieringers tusschen Vlie en Lauwers en alle schieringer ballingen van Weser tot Lauwers den hollandschen graaf te Staveren (April 1421).

In hetzelfde jaar (1421) hadden te Grietzijl en den Briel onderhandelingen plaats tusschen Jan van Beieren, Ocko Kensma of thom Broecke, Sybet Papinga uit Rustzinger Friesland en Groningens burgemeester over verzoeningen en vrede in de friesche landen tusschen Weser en Marsdiep. Overeengekomen werd, dat Holland tusschen Vlie en Lauwers vestingen zou mogen aanleggen en dat verder Friesland tusschen Lauwers en Weser zou blijven gelijk te voren. Vrije handel en wandel werd van weerskanten beloofd, de Friezen zouden in elkanders gewesten en streken vrij en ongehinderd kunnen verkeeren. Ocko Kensma of thom Broecke behield Emden, werd kamerheer van Hollands graaf en kreeg het recht om met 8 paarden en 7 bedienden aan het hof

[pagina 1137]
[p. 1137]

van Holland te komen. De stad Groningen betaalde aan den graaf nog eens 50 ossen. In 1422 werd buiten medeweten van Jan van Beieren een bevrediging tusschen de Friezen van Staveren tot Weser getroffen, waarvan Ukena de ziel was. Sieko Sjaerda, de dappere Schieringer, heeft officieel dit verbond niet bekrachtigd, maar het feitelijk toch gewild. Door list hebben de Hollanders, die op een dwaalspoor geleid waren, zich uit Friesland tusschen Vlie en Lauwers teruggetrokken. Nog in 1422 overleed Sicko Sjaerda. De graaf van Holland verzette zich tegen deze bevrediging. Drie jaar later ontstond er een twist tusschen Ocko Kensma of thom Broecke en Focko Ukena over den bruidsschat van Hebe Attena van Dornum, die met Uko Fokkena, Ukena's zoon, getrouwd was. Ditmar Rengers, burgemeester van Groningen. wist een verzoening tot stand te brengen. 1427 bracht een volkomen breuk tusschen Focko Ukena en Ocko thom Broecke. Focko Ukena versloeg eerst in Oost Friesland, daarna te Oterdum zijn machtige tegenstanders, nam 4000 gevangenen waaronder Hendrik thor Bruggen, burgemeester van de stad Groningen. Te meer was Focko's overwinning een groot wapenfeit, omdat hij ook de Hanze, den aartsbisschop van Bremen, den bisschop van Munster, den graaf van Oldenburg, de stad Groningen en talrijke edelen en heeren tegenover zich had. Op den Wilden akker bij Venhusen in Oost Friesland behaalde hij een 3e overwinning en nam zijn vroegeren leerling Ocko Kensma of thom Broecke gevangen. Hij sloopte nu den Kensmaborg. Daarna maakte hij een overeenkomst met den bisschop van Munster, trok door de friesche Ommelanden en vestigde zich te Aduard. Spoedig trok Focko Ukena zegevierend de stad Groningen binnen en herstelde de ballingen in hun huizen en bezittingen.

In hetzelfde jaar maakte Focko Ukena een twintigjarig verbond met de Friezen van de Ommelanden en nog andere Friezen. Hij stelde zeer nuttige wetten en willekeuren op, waarin ook de stad Groningen begrepen was. In 1428 streed Hiddo Tamminga, hoofdeling van Hornhuizen in de Marne tegen Focko, werd echter door dezen verslagen en gedood. Nu betaalde de stad Groningen schadeloosstelling aan Focko wegens de vernieling van zijn borg te Dijkhuizen bij Appingadam. In dezen zelfden tijd ondersteunde de hertog van Bourgondië, ruwaard van Holland, Ukena's bondgenooten proost Imel Abdena van Emden en den hoofdeling van Larrelt met schepen. Hamburg, Holland, Emden, Groningen en andere machten lagen voortdurend met elkander overhoop over den handel op de Eems.

Terwijl Focko Ukena na Ocko thom Broecke's gevangenneming de heerschende leider van alle Frieslanden tusschen Vlie en Weser was, vormde zich in 1430 een verbond tegen hem onder aanvoering van het huis Cirksena van Greetzijl.

Zij noodzaakten eerst Uko Fokkena, Ukena's zoon, hoofdeling te Oldersum, tot een schikking. In 1431 belegerde het leger van Edzard Cirksena met behulp van de Hamburgers den sterken borg van Focko te Leer.

Ukena verdedigde zijn slot een half jaar lang. Toen eindelijk de bovenste verdieping instortte, verdedigde hij nog de benedenste. Ten slotte zwom hij over de borggracht en ontkwam. Focko woonde voortaan tot zijn dood (12 Aug.1435) op zijn borg te Dijkhuizen bij Appingadam, waar hij in 1534 zijn vijand Ocko thom Broeck na zevenjarige gevangenschap vrijliet (Ocko overleed kort daarna). In 1435 verzoende Focko Ukena zich met de Oost Friezen van Overlcdingerland, Moormerland

[pagina 1138]
[p. 1138]

en Oplengen. Hij kreeg zijn goederen, zijn slot te Deteren enz. terug, en men beloofde hem om den Fockoborg bij Leer te herbouwen. Juist toen Focko op het punt stond met de friesche Ommelanders en andere friesche bondgenooten en met behulp van oostfriesche vrienden en Groningers den strijd tegen Edzard Cirksena en de Hamburgers te hervatten, stierf hij en werd in het Augustijner klooster te Appingadam bijgezet. Focko heeft de totstand-koming van een groot oost friesch rijk onder de Kensma's als vazallen van Holland verhinderd. Hij, die de friesche houwdegen werd genaamd, heeft voor het laatst al de friesche gouwen tusschen Weser en Vlie vereenigd en is de laatste held en heerscher van heel groot-Friesland tusschen Holland en Denemarken. Na zijn overwinning op de Groningers regelde Ukena de rechtspraak der Friezen (1428). In plaats van de ‘gemenelands warven’, sedert 1361 in de stad Groningen gehouden, zou elke gouw als vanouds zijn eigen rechtspraak binnen de oude grenzen herkrijgen, de z.g.n. ‘wisheit elkes landes’ d.i. de aanzienlijken zouden 2, 4, 6 of 8 opperrechters kiezen, die dan weer in overleg met de geestelijkheid en ‘de wisheit van der mente’ in elk kerspel 1 of 2 onderrechters zouden aanstellen, om minder gewichtige zaken te berechten. De rechters zouden twee jaar zitten en dan opnieuw gekozen worden. De friesche landen verbonden zich elkaar bij te staan ter handhaving der friesche vrijheid - ‘dar se met Godts genade to komen siin’. Ook bij ‘water-noet’ zullen zij elkaar helpen. De proosten, die als tot de aanzienlijke Vetkoopers behoorende, onder de stad-Groninger overheersching, hun rechten hadden zien inkrimpen, werden in hun oude rechten hersteld. Het onderling verkeer in al de friesche landen zou voor Friezen van alle gouwen vrij zijn, al bleven de tollen bestaan. De Ukena's willekeuren zijn in een overgangstaal gesteld. Er zijn nog veel zuivere oud-friesche woorden in, doch er ligt reeds een Saksische tint over welke men in denzelfden tijd ook in de stukken van Friesland tusschen Vlie en. Lauwers opmerkt. In het latere landrecht van Midwolda (1471) vindt men luttel Friesch meer, het is van ‘woerden tot woerden in duyts’ overgezet. Toen had de taal van de stad Groningen, van Oldenburg en Bremen het Friesch grootendeels teruggedrongen.

Domela Nieuwenhuis Nyegaard


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Focko Ukena

  • Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard