Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9,68 MB)






Genre
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre
non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen

Vorige Volgende

[Zuylen van Nievelt, Gerrit Willem van (1)]

ZUYLEN VAN NIEVELT (Gerrit Willem van) (1), geb. te Arnhem 5 Jan. 1756, overl. aldaar 8 Apr. 1813, was de jongste zoon van Coenraad Jan v.Z.v.N. en Theodora Wilhelmina van Lynden. Hij werd in 1776 ambtsjonker van Nijkerk en werd in 1778 in de ridderschap van de Veluwe opgenomen. Hij erfde van een oom de heerlijkheid Dorth, thans onder Gorsel, en vestigde zich aldaar.

Hij was een der hoofden van de patriotsche partij in Gelderland en zeer bevriend met de beide van der Capellens. In Nov. 1785 deed hij in de Staten van Gelderland het voorstel om den stadhouder

[p. 1321]

Willem V uit te noodigen, in hun vergadering te komen ten einde Zijn Hoogheid op de talrijke misbruiken in de regeering te wijzen. Dit voorstel werd verworpen. Hij weerde zich ook verder geducht, maar eveneens zonder succes.

In tegenstelling met Holland, waar sedert de stadhouder 15 Sept. 1785 naar Breda en later naar Nijmegen vertrokken was, en de Staten zich langzamerhand alle macht hadden aangematigd, terwijl in Utrecht sedert 2 Aug. 1786 en een jaar later in Friesland twee regeeringen waren, was in Gelderland de partij van den stadhouder steeds de heerschende.

Van Zuylen verzette zich tegen een publicatie, waarbij het rondloopen met rekesten in Gelderland verboden werd en bepaald werd, dat geen andere verzoekschriften zouden worden aangenomen dan die, door ten hoogste 6 personen geteekend en alleen persoonlijke belangen betreffende. Toch werd deze publicatie 11 Mei 1786 uitgegeven. De maatregelen van den stadhouder te Elburg en te Hattem, waar hij den officier zijner lijfwacht Dr. A. Dinckgreve, trouwens uit Hattem afkomstig, tot burgemeester aanstelde, wekten hevige verontwaardiging bij de geldersche Patriotten. Genoemde stadjes kwamen in opstand, maar werden spoedig door het stadhouderlijke leger bedwongen.

Nadat de pruisische troepen ons land met vergunning van de Staten van Gelderland binnengerukt waren, en de Oranjepartij hadden doen zegevieren, werd van Zuylen beschuldigd van verstandhouding met den vijand en werd hij door de Staten-Generaal veroordeeld tot een boete van 2000 zilveren dukaten, van zijn lidmaatschap dergeldersche ridderschap vervallen verklaard en uit de Nederlanden verbannen. Alle stukken over zijn proces zijn te Amsterdam in 1790 gedrukt en verkrijgbaar gesteld.

Met het fransche leger kwam hij in Jan. 1795 in Nederland terug. Hij werd dadelijk tot richter der stad Arnhem benoemd en werd weder lid der ridderschap en der Staten van Gelderland. Ook vaardigden dezen hem af naar de Staten-Generaal. Toen de eerste Nationale Vergadering 1 Mrt. 1796 voor de eerste maal bijeenkwam, was van Zuylen als de eerste afgevaardigde van de eerste provincie in rang voorzitter der commissie, die namens Hunne Hoogmogenden het bewind aan die vergadering overdroeg. Hij hield daarbij een treffende rede, die door Mr. P. Paulus beantwoord werd.

Bij een aanvullingsverkiezing in Oct. 1797 voor de Nationale Vergadering in het kiesdistrict Zutfen werd hij tot eersten plaatsvervanger gekozen en had hij de betrekking van lid kunnen aanvaarden daar de gekozene bedankte. Hij bedankte echter eveneens. Hij wenschte geen politieke betrekking te bekleeden, maar liet zich eenige jaren later overhalen om het lidmaatschap van het bestuur van het departement Gelderland, waartoe hij door het Staatsbewind bij besluit van 4 Juni 1802 benoemd werd, aan te nemen. Hij vertegenwoordigde daar het district Wageningen. Hij werd in 1805 curator der hoogeschool te Harderwijk en bleef dit tot haar opheffing in Oct. 1811.

Hij schaakte 13 Juni 1778 zijn nicht Jacoba Maria Wilhelmina van Lynden, geb. 22 Jan. 1755, overl. 24 Oct. 1784; spoedig werd de vrede met zijn schoonouders gesloten, want de huwelijksvoorwaarden werden 3 Juli 1778 vastgesteld. Na haar overlijden huwde hij A.M. Romp, geb. in Juni 1753, overl. 8 Mei 1800. Zijn zoon Coenraad Jan uit het eerste huwelijk gaat hiervoor.

Zijn portret is gegraveerd door R. Vinkeles, en komt voor in het 12e Vervolg op de Vaderlandsche geschiedenis van J. Wagenaar.

Ramaer


Vorige Volgende

Over het gehele werk

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

over G.W. van Zuylen van Nievelt

Johan Christoffel Ramaer