Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.54 MB)

XML (6.55 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10

(1937)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Riemsdijk, Mr. Jeremias Cornelis Faber van]

RIEMSDIJK (Mr. Jeremias Cornelis Faber van), geb te Haarlem 3 Juni 1786, overl. te 's Gravenhage 6 Oct. 1863, was de zoon van Mr. Izebrandus Johannes Faber v. Riemsdijk, schepen, later burgemeester van Haarlem, en Ignatia van Beek. Hij studeerde te Utrecht, waar hij in 1802 werd ingeschreven en waar hij 15 Mei 1807 in de rechten promoveerde op een dissertatie De crimine, quod vulgo laesae majestatis in specie dicitur.

Hij zette zich te 's Gravenhage als advocaat neder en kwam op het kantoor van Fannius Scholten (dl. II, kol. 1295), die, ofschoon zijn zwager, hem zeer streng behandelde en zelfs zijn werk somtijds in woede verscheurde. Van Riemsdijk meende later, dat hij zijn werkkracht aan die strengheid verschuldigd was.

Op 27 Juni 1811 werd hij tot een der 4 adjunctmaires van 's Gravenhage benoemd en op 3 Aug. d.a.v. tot lid van den arrondissementsraad van 's Gravenhage. Even onbeduidend als laatstgenoemde betrekking was, even belangrijk was de eerste, vooral omdat de maire van Schinne veel afwezig was en zijn ambtgenooten in deze moeilijke tijden veel aan hem overlieten. Hij bleef tegelijk advocaat en associeerde zich omstreeks dezen tijd met Scholten.

In het laatst van Oct. en het begin van Nov. 1813 was hij, wegens verblijf van van Schinne te Parijs en abstinentie zijner ambtgenooten, waarnemend maire. Hij achtte het, hoewel even goed vaderlander, niet verstandig, zich bij van Hogendorp (dl. II, kol. 587) en de zijnen te voegen, omdat hij een eed aan den franschen Keizer gedaan had en het handhaven der orde in de stad aan hem opgedragen was. Daarin slaagde hij voortreffelijk. Nadat de prefect de Stassart (dl. V, kol. 800) gevlucht was, gaf hij 18 Nov. 1813 het bestuur der stad over aan Slicher, 't Hoen en Bachman, die voor 1811 leden van het bestuur geweest waren.

Hij wijdde zich nu geheel aan zijn praktijk en toen Scholten, die 16 Dec. 1813 tot president van raad en rekenmeesteren der rijks domeinen benoemd was, het daarmede in 1816 te volhandig kreeg, trok deze zich uit de associate terug. Van Riemsdijk heeft sedert geen associé meer gehad.

Bij de oprichting der Maatschappij van weldadigheid door van den Bosch (dl. II, kol. 221) werd hij een der bestuursleden. Hij heeft als zoodanig veel gedaan. Hij was lang de rechtsgeleerde raadsman der maatschappij. Ook werd hij omstreeks dezen tijd de rechtsgeleerde raadsman der stad 's Gravenhage. Op 15 Juli 1837 werd hij bovendien tot landsadvocaat benoemd.

In Nov. 1839 werd hij door de regeering met Brugmans (dl. IV, kol. 325) belast met een geheime zending naar Brussel. Op 7 Oct. 1839 werd hij tot lid van den raad der stad 's Gravenhage gekozen. Zijn medeleden kozen hem 25 Nov. 1840 tot lid der Provinciale staten van Zuid-Holland.

Hij werd wegens aan den lande bewezen dien-

[pagina 811]
[p. 811]

sten 7 Mei 1843 tot staatsraad in buitengewonen dienst benoemd.

Zijn medeleden in de staten benoemden hem 6 Juli 1843 tot lid der Tweede Kamer. Hij werd dit met 35 stemmen tegen 34 op Thorbecke (dl. IV, kol. 1308). Bij zijn periodieke aftreding verkreeg hij in Juli 1846 evenveel stemmen als Thorbecke en werd hij als oudste in jaren gekozen verklaard. Hij was een der meest conservatieve Kamerleden.

Met het oog op het daarin niet voorkomende recht van placet stemde hij 21 Juli 1847 tegen den 1en titel van het 2e boek van het ontwerpstrafwetboek, waarin zulk een recht (dat van de regeering om publicatie van circulaires van vreemde mogendheden te verbieden) niet was opgenomen. De titel werd met 41 tegen 15 stemmen verworpen.

Als gevolg van de herziening der grondwet in 1848 eindigde zijn kamerlidmaatschap 13 Febr. 1849. Bij de verkiezingen voor de nieuwe Kamer nam hij geen candidatuur meer aan.

De raad van 's Gravenhage, die nog de oude samenstelling had, koos hem nu 1 Juni 1849 tot lid der Provinciale staten van Zuid-Holland. Toen na de kieswet in Oct. 1850 staten van andere samenstelling samenkwamen, was van Riemsdijk daarin niet gekozen. Eindelijk kwam ingevolge de gemeentewet in Oct. 1851 een nieuwe Gemeenteraad van 's Gravenhage bijeen. Ook daarvan maakte hij geen deel uit. Bij de nieuwe samenstelling van den Raad van State werd hij 27 Juni 1863 benoemd tot honorair staatsraad.

Hij was voorzitter der Rijnspoorwegmaatschappij en werd in 1828 lid van de Maatschappij der nederlandsche letterkunde te Leiden. Hij bleef tot enkele weken voor zijn overlijden zijn uitgebreide praktijk waarnemen. Als pleitbezorger was hij voorbeeldig. Hij had steeds het oor van het rechterlijke college, voor hetwelk hij pleitte.

Hij huwde 15 Aug. 1809 Henrietta Johanna Anna Rietveld.

Zijn portret bestaat als prent door J.H. Hoffmeister.

Zie een levensschets van hem door J.L.G. Gregory in de Handelingen van de Maatschappij der Nederl. letterkunde (Leiden 1864), 345-366 van de bijlage.

Ramaer


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Jeremias Cornelis Faber van Riemsdijk

  • Johan Christoffel Ramaer