Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Brabandts nachtegaelken, met zijn driederley gesangh, te weten minne-liedekens, herders-sanghen, ende boertigheden (1650)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Brabandts nachtegaelken, met zijn driederley gesangh, te weten minne-liedekens, herders-sanghen, ende boertigheden
Afbeelding van Het Brabandts nachtegaelken, met zijn driederley gesangh, te weten minne-liedekens, herders-sanghen, ende boertighedenToon afbeelding van titelpagina van Het Brabandts nachtegaelken, met zijn driederley gesangh, te weten minne-liedekens, herders-sanghen, ende boertigheden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (37.47 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Brabandts nachtegaelken, met zijn driederley gesangh, te weten minne-liedekens, herders-sanghen, ende boertigheden

(1650)–Jan Mommaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

Tot de Brabandtsche jongh-vrouwen.

 
GHy Brabandts soet geslacht, ô heusschelijcke dieren,
 
Die onder Venus dienst u gheeft voor Camenieren,
 
Door uwen sachten aerd ick nu bedwongen ben,
 
Om tot genucht en vreugt te stieren mijne pen,
 
Jongh-vrouwen aerdigh volck, die door verborgen perten
 
Een Minnaer leven doet in blijdschap en in smerten;
[pagina 4]
[p. 4]
 
Die door u soet gelaet, en lodderlijck gesicht
 
Een droeve ziel’ geneest, een treurigh hert verlicht:
 
Aen u seynd’ ick dit Boeck vol dichten, vol gesangen,
 
Naer ’t welck u blijden geest gehaeckt heeft met verlangen,
 
Aen u komt dit geschenck van desen Nachtegael,
 
Die nu gevlogen komt uyt Venus gulde sael,
 
Aen u, ô teere Waer! Cupîdos Meê-gespelen,
 
Die u, door soete dieft, een jeughdigh hert leert stelen;
 
Aen u komt dit geschenck, waer in u Venus Soon,
 
Door ’s Nachtegaelkens stem leert driederleyen thoon.
 
Hy thoont in ’t Eerste Deel de wenschen en de klachten,
 
Die eenen Minnaer moet van zijne Nymph verwachten,
 
Hy thoont de vrees’, de hoop’, de pijn’, het droef gesucht,
 
Die eenen Minnaer lijdt, gemengelt met genucht:
 
Hy thoont u hoe bedacht een jongh-man moet versinnen,
 
En hoe hy leven moet in herten te verwinnen,
[pagina 5]
[p. 5]
 
Hoe hy sijn Liefste prijst, hoe hy haer valt te voet,
 
Hoe hy sich selven voegt naer d’oogh’ van haer gemoedt.
 
Hoe hy verbittert is op valsche nijders tongen,
 
Waer door een Magets hert tot af-keer wordt gedwongen;
 
Hy noemt sich selven Slaef, sijn Lief noemt hy Godinn’:
 
Nu leeft hy heel door-wont, nu sterft hy door haer minn’.
 
Het Tweede Deel bewijst, door soete Herders-sangen,
 
Hoe Galathêas hert’ door Tyter wordt bevangen,
 
Hoe Coridon in ’t groen met zijn Clorinde spreckt,
 
Hoe Lisidas tot minn’ sijn Niciaen verweckt;
 
Hoe Sylvia veracht een Jonckers minne-klachten,
 
En haren Herder mindt met al haer sinne-krachten;
 
Waer in ghy siet de rust van ’t Herders rondt-gevry,
 
De lustigheydt van ’t veldt, de vreughden van den Mey.
 
Maer in het Derde Deel sal ’t Nachtegaelken fluyten
 
Niet dan een mal-gesangh, vol boerten ende kluyten,
[pagina 6]
[p. 6]
 
Om somtijds door gelach,, te korten uwen teydt,
 
Om somtijds door den dach,, te toonen vrolijckheyd.
 
Soo verr’ dat hier oft daer,, ô Nederlandtsche Maeghden,
 
Wat geyls te vinden waer,, ’t welck u niet wel-behaegden;
 
Volgt hier in ’t Bieken naer,, ’t welck in het vinnig kruyt
 
Laet de venijnen; maer,, suyght daer den honigh uyt.
 
Kipt dan, ô teere Jeught,, uyt dese Minne-dichten
 
Alleen het welck tot deught,, kan uwe sinnen stichten:
 
En neemt dees kleyne gaef,, met een soo goeden hert,
 
Als ’t selve van u Slaef,, u toe-ge-eygent wert.

Den geheelen uwen

JOAN MOMMAERT.

Naer ’t duyster hoop’ ick ’t licht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken