Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Brabandts nachtegaelken, met zijn driederley gesangh, te weten minne-liedekens, herders-sanghen, ende boertigheden (1650)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Brabandts nachtegaelken, met zijn driederley gesangh, te weten minne-liedekens, herders-sanghen, ende boertigheden
Afbeelding van Het Brabandts nachtegaelken, met zijn driederley gesangh, te weten minne-liedekens, herders-sanghen, ende boertighedenToon afbeelding van titelpagina van Het Brabandts nachtegaelken, met zijn driederley gesangh, te weten minne-liedekens, herders-sanghen, ende boertigheden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (37.47 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Brabandts nachtegaelken, met zijn driederley gesangh, te weten minne-liedekens, herders-sanghen, ende boertigheden

(1650)–Jan Mommaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 200]
[p. 200]

Kluchtigh rondeel van eenen Hannen, die zijn klachte doet over zijn luye Griet.

 
EYlacy! armen bloedt, dat ick oyt ben gehouwt,
 
Dat moet van my aen God geklaegt zijn t’allen tijden,
 
My dunckt, soo ick bemerck, dat ick juyst ben getrouwt
 
Op sinte Alpen dagh; ick sie aen alle zijden
 
Dat ick met dese vrouw seer qualijck sal bedyen:
 
Een ongeluckigh jaer brocht my in haer behoedt.
 
Wat drommel heeft my doch dees luye Griet doen vryen!
 
Want ’t is al te vergeefs het geene dat sy doet;
 
Ick sorge, eer sy wordt een huys-wijf net en vroedt,
[pagina 201]
[p. 201]
 
Dat uyt den hemel sal noch menigh water loopen,
 
t’Ontschicken sonder noodt, te schicken sonder spoedt,
 
Te dragen alle waer te merckt met groote hoopen,
 
Graen voort-doen voor de lien, en nimmermeer verkoopen:
 
Dit’s eeuwig haer bedrijf, ’t welc my verweckt tot toren:
 
Want sulcken arrebeydt is gantschelijck verlooren.
 
2. Ons Hinnen tast sy rechts soo sy gestorven zijn,
 
’s Nachts tiert sy op den Haen soo hy begint te kraeyen,
 
Nu leest sy Kriecken af die gantsch bedorven zijn,
 
Nu gaet sy in den Stal haer Tarw’ en Kooren saeyen;
 
Van gramschap dunct mijn hooft van mijne neck te draeyen:
 
Sy vraeght my na den droom die sy heeft ’s nachts ghehad;
 
Als ’t Kooren is gepickt beveelt sy my te maeyen.
 
Nu onlanghs liep sy uyt met een beroeste lat,
 
En sloegh daer mede doodt een arm verdroncken Kat,
 
Om dat sy eens de Pap van ’t Kindt hadd’ op-ge-eten.
[pagina 202]
[p. 202]
 
Nu lestmael met een mes door-stack s’een doode rat,
 
Die over dry vier maent had in het graen gescheten,
 
Van sulcken vromen daedt wilt sy haer noch vermeten,
 
Geen slechter Ale-wit en wasser oyt gebooren:
 
Want sulcken arrebeydt is gantschelijck verlooren.
 
3. Sy soeckt den heelen dach, en nimmermeer en vint,
 
Het selve dat gebeurt wel negen-mael ter weken,
 
Geen eynd’ en sie ick oyt van al dat sy begint,
 
Dit zijn, wat dunckt u vrient? haer dagelijcksche treken.
 
Nu doen, en nu her-doen, nu maken, nu weer breken,
 
Nu water te vergeefs te putten in een mand’,
 
Dit’s gister-avondt noch tot mijnen huys gebleken,
 
Met sulck een lam bedrijf belebbert sy haer handt.
 
Mijn herte breeckt in twee te hooren sulcken schand’.
 
Nu gaet sy naer de kerck met eenen sack vol boecken,
 
En als sy lesen sou en roert sy lip noch tandt,
[pagina 203]
[p. 203]
 
’t Kint wieght sy als het slaept, en sou ick dan niet vloecken?
 
Vijf reysen op den dagh her-stijftse hare doecken,
 
So dat my dunckt dat ick in droefheyt moet versmooren:
 
Want sulcken arrebeydt is gantschelijck verlooren.
 
4. Sy draeyt de spit al eer het vyer is aen den haert,
 
Het geen’ niet vuyl en is dat wilt sy stadigh schueren,
 
Sy is in sulcken werck wel seven blancken waert,
 
Kan sulcken huys-gesin noch langer blijven dueren?
 
Als ick beschoncken ben met wijn van mijn gebueren,
 
En somwijl ligh en slaep, verwijt sy al mijn leedt,
 
En schreeut, en kijft op my: wat dunckt u van dees kuren?
 
Sy maeckt haer asscheray al daegh thien reysen heet,
 
En staet dan over ’t vyer, besmeurt, verslaeft, besweet,
 
Om ’t yser van het vyer, pot-ysers, en grondt-haken
 
Te schueren twee-mael daeghs: dan loopt sy ongekleedt
 
Met water op de straet, om die heel nat te maken,
[pagina 204]
[p. 204]
 
Al regent ‘et heel stijf: hadd’ ick geweest tot Aken,
 
Als ick dees sotte sloor heb voor mijn Wijf verkooren:
 
Want sulcken arrebeydt is gantschelijck verlooren.

Naer ’t duyster hoop’ ick ’t licht.

 
Siet Hannen gingh een Sloor om haren ryckdom trouwen,
 
En meent dat ’s houwelijcks rust in goudt en silver leydt;
 
Neen Hannen, desen koop die sal u haest berouwen,
 
Een hondert pondt dat is verteert in korten tijdt.
 
Het jaer was qualijck om, het geldt was wegh gheloopen,
 
En vindt alleen in huys een vuyl, en quistigh wyf.
 
Hy gingh eylaes! om ’t kot alleen het sotjen koopen:
 
Nu heeft hy in de plaets van vrouw, een tijdt verdrijf.

Naer ’t duyster hoop’ ick ’t licht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken