Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De amman van Antwerpen (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van De amman van Antwerpen
Afbeelding van De amman van AntwerpenToon afbeelding van titelpagina van De amman van Antwerpen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

ebook (3.45 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Edmond van Offel



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De amman van Antwerpen

(1903)–Pol de Mont–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 76]
[p. 76]

XI.

En ze wachtte.... Een, twee, drie nachten wachtte ze.... Maar niets gebeurde.

Alleen was de Amman buitengewoon zacht en teder, vol kleine, lieve zorgen voor zijn vrouw, die dageliks zwakker werd en bleker en telkens klaagde over pijnen in het heftig bonzende hart, dat men soms kon zien kloppen onder het ruime huiskleed van bronsfluweel. Maar zelfs de altijd waakzame ogen van de oude vrouw zagen verder niets vreemds of opvallends in zijn gedrag.

Alleen had hij er een paar maal sterk op aangedrongen, dat Brechte in die andere kamer zou gaan slapen, - verder van hen af..., aan het eind van de gang..., in die torenkamer naast de zijne, en ook Mechtilde

[pagina 77]
[p. 77]

zelf had het haar verzocht. - Maar zij had geweigerd, vlakaf geweigerd en met die eigenaardige toegeeflikheid of inschikkelikheid van zwakwillenden, die, wat men hun eens met kracht geweigerd heeft, niet pogen door te zetten, was hij er niet weer op teruggekomen.

 

De vijfde dag was heel warm geweest, heel warm nevelachtig en drukkend zoel voor die late tijd van het jaar.

In de dichte, lichtgele nevel, die eerst tegen de avond optrok en, met zijn zware witte wolken over en langs de Schelde golvend, alleen de gaffels van de schepen vrijliet en de daken van de hoogste huizen, die met metaalglans flikkerden tegen het scherpe violetblauw van de bovenlucht, klaagden de misthoorns met hun droeve roerdompstemmen bijna de ganse dag langs de rievier...

's Avonds hevelde de maan de nevelen op en reeds vroeg, heel vroeg in de nacht had haar vriendelik-droevig gezicht zich weer-

[pagina 78]
[p. 78]

kaatst in de grote spiegel in de sombere kamer van de Ammansvrouw.

Brechte had alles voor die nacht gereedgemaakt. In haar eigen kamer kon zij geen kaars laten branden, maar de maan gaf genoeg licht aan haar oude ogen, om de kralen te zien van haar ievoren rozenkrans. Ze wilde bidden, heel stil en aandachtig God bidden om hulp.

Ze moest wachten.

Eer al de lichten in huis zouden gedoofd zijn, durfde ze zich niet op het portaal en de tussengang vertonen.

En de vorige avond, lang voordat de geruchten op de straat gestorven waren, had de slaap haar bijna bevangen. Het was nu ook al de vijfde nacht, dat zij tot laat in de kleine uren van de morgen had gewaakt.

En ook nu, eer ze één uur had gezeten in de brede houten vensterbank, steeg een lome vermoeidheid naar haar hersenen op en ze voelde een vreemde, trillende tinteling in alle gewrichten, als van een, die uit

[pagina 79]
[p. 79]

doordringende winterkoude plotseling gebracht wordt bij een gloeiend, schroeiend vuur. Zwaar, vreemd loodzwaar sliep zij in. En ze droomde, dat zij opzag naar de hemel en dat zij er de wolkjes telde, die als een kudde wollige lammeren speelden en dreven om de maan.

En de hemel was blauw, met het blauw van late korenbloemen, en de manestralen wemelden in lange, dunne zilverdraden over het blauwe water van de rievier, die de hemel weerspiegelde en de kleine, gouden sterren.

Ze droomde, dat ze het blauw van de lucht in zwart zag veranderen en de sterren in grote, vurigrode vonken uit de hemel vallen...... En het water van de kabbelende, zingende rievier werd bloed... En het tuig van de schepen schoot stralen uit, als trillende draden van gloeiend metaal.

En nu veranderde de maan in een bloem, een grote, vurigrode bloem met gouden hart, heen en weer wiegend op haar

[pagina 80]
[p. 80]

zware, zwarte stengel op de bloedrode golven van de rievier.

Toen bewoog ze zich in haar slaap. - Uit de naaste kamer kreunde een zacht kermen, - maar ze hoorde het zonder bewustzijn, - slapend noch.

En weer droomde zij.

Nu kwam er uit het Westen, ver achter de Zwijndrechtse polderweiden, veel, veel verder noch, waar de zee was, een grote reusachtig zwarte vogel, langzaam voortdrijvend op zware, grauwe vlerken naar de bloem, die zacht dodeinde op de wind.

En de vogel daalde al lager en lager, tot zijn vleugels de aarde raakten en zijn klauwen de rievier, en uit de lange, kronkelende hals stak hij de snebbe uit naar de stille rode bloem: de maan.

Uit zijn bek kwam een geelgouden straal, een zigzagvlam van glinsterend, verblindend licht, geel en blauw en fonkelend groen.

En die vurige tong stak hij uit naar de

[pagina 81]
[p. 81]

vreemde maanbloem, tot haar stengel brak, en de rode bloem, die de maan was, met een geruis als van vele wateren, met de kelk voorover viel in de rood opschuimende vloed.

 

Ze schrok wakker; huiverend, met half versteven armen en benen schrok ze wakker. Ze had verzuimd het venster te sluiten, eer de slaap haar beving, en nu gudste de regen in stromen naar binnen en doorweekte haar gehele kleed.

De lucht, inktzwart tussen de torenhoge loodgrauwe wolken met haar gouden randen, donsde wech in violet achter de Visvercoperstoren tot aan de Oosterwelse Scheldebocht, waarachter de maan, als het gezwollen lijk van een drenkeling, vaal bleekgroen, nu en dan, heel kort, heendobberde tussen de dunne mistsluiers van fijnere, ijlere wolken, die om beurten weer verduisterden tot nieuwe, loodblauwe onweersgevaarten. Om de lijsten van de hoogste huizen, om het tuig van de schepen, alle stevig vastgemeerd

[pagina 82]
[p. 82]

op het midden van de stroom, borduurde de bliksem schitterende randen van goud en rood... En dan, een ogenblik lang, zag ze alles weer zwart in het vormeloos, effen, onbeweeglik zwartgroen van de nacht. Alleen in het Oosten trilde een vage streep van roodoranje licht. Ze richtte zich omhoog en sloot het venster, maar ze kon nauwliks staan op haar moede trillende benen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken