Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Fladderende vlinders (1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van Fladderende vlinders
Afbeelding van Fladderende vlindersToon afbeelding van titelpagina van Fladderende vlinders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.40 MB)

ebook (8.74 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrators

Léon Abry

Piet Verhaert

Edgard Farazijn



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Fladderende vlinders

(1885)–Pol de Mont–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 179]
[p. 179]

Inhoud en aanteekeningen

Bladz.
OP VLINDERWIEKEN VII.
 
RONDEELKENS EN VILLANELLES (1884)  
 
I. Pascha 3
II. Lenteverdichtsels 4
III. April 5
IV. Naar 't Veld 6
V. Mijn Egelantier 7
VI. Pastoreelken, getoonzet door Edward Potjes 8
VII. Bloem en Vrucht 9
VIII. Frisch van den Tak 10
IX. Het langgezochte Woord 11
X. Zomeravond 12
XI. Aan mijne Linde 13
XII. De Voedster 14
XIII. Bede. Uit Poésies attribuées à Villon (Rondel III) 15
  1) De vorm van dit stukje wijkt eenigszins af van den geijkten, door Th. de Banville wederom in eere gebrachten typus van het ‘rondel’. Ook in mijne vertaling heb ik gemeend deze afwijking te moeten eerbiedigen. De kundige lezer zal opmerken, dat in al de andere gedichten dezer eerste rubriek, de regels van deze beide dichtsoorten, rondeelken en vilanelle, met de grootste nauwkeurigzijn toegepast. (Zie over het rondel, mijn opstel: Le Parnasse contemporain, Ned. Museum, 1881, deel II, blz. 247, enz.
XIV. 't Is de oude Will, die spreekt 16
XV. Villanelle 17
XVI. De boomen klagen 18

[pagina 180]
[p. 180]

RITORNELLEN EN TERZINEN (1884-1885)  
 
I. In 't vroeg der Lente 23
  2) Ondanks de bewering van sommige prosodisten en poëten, ben ik van gevoelen dat Nederlandsche terzinen geene staande of gemengde, maar, evenals in het Italiaansch, enkel sleepende rijmregels mogen bevatten. Men leze I en XVIII in deze rubriek.
II. o Rein genieten 25
  3) J.A. van Droogenbroek schrijft: ‘Ritornellen zijn strophen van 3 vaerzen, waarvan het tweede assonant is met een van beide andere, die onderling rijmen.’ Tegen dezen regel, waaraan noch de Italiaansche noch de beste Hoogduitsche meesters zich gebonden achten, heb ik, wetens en willens, in enkele nrs. dezer afdeeling gezondigd. Met het oog op de stukjes, waarin ik de assonantie niet heb volgehouden, beroep ik mij op het voorbeeld van Rückert, en wel op zijne niet assoneerende ritornellen, I, 2, 6, 9, 18, 19, 51, 52, 54; II, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 11, 12, III, 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 12, 14, 16, 19, 21; en een vijftigtal andere.
Ziehier trouwens een paar oorspronkelijke Italiaansche liedekens, die mede het bewijs leveren, dat hooger aangehaald voorschrift geenszins berust op algemeen gebruik.
  1. ‘E pure un bel seren con tante stelle!
Vieni di fuori, se le vuoi contare:
Le pene che mi dai son piú di quelle!’
  2. ‘L'amante mio è lontano cento miglia!
Le mando a salutare per una stella.
Perchè le genti ne fa meraviglia?’
  Men zie ook de werken van Müller, Paul Heyse, enz.. Eindelijk, daar het karakter van deze vaerssoort hoofdzakelijk berust in het getal der vaerzen van elke strophe en in de schakeering de vrouwelijke rijmen, heb ik niet alleen vijfvoetige, maar ook viervoetige jamben, en in een enkel stuk (V) een op zich zelf staande metrum (in vaers 2), aangewend. Men leze, met het oog hierop, de viervoetige ritornellen van J.A. van Droogenbroeck, Nederl.

[pagina 181]
[p. 181]

  Museum, 1875, 1e afl., blz. 86-87, en het allerliefste: Ik moet het listig overleggen, van denzelfden meester.
III. Wijnbessen 27
IV. Gepijp van Vinken 29
VII. Ecce nova omnia 31
VIII. In 't Hofken 32
VIII. De Bloode 24
VII. De Doren 36
IX. Meisjesboet 37
X. De blauwe Doffer 38
  4) In dit stukje, strophen 2 en 3, zijn de vaerzen 1 en 3 assonant, daar integendeel 1 en 2 of 2 en 3 met elkander rijmen. Wat deze schijnbare afwijking betreft, ben ik zoo vrij te wijzen 10. op de meeste ritornellen van Müller; 20. op de volgende ritornellen van Rückert, V, 4, 9, 12, 13, 15, 16, 18, 23, 29, 33, 36, 43, 53, 57, 59, 61, 63, 69, enz. enz.; 30. op Italiaansche liederen als:
  ‘Se il papa me donasse tutta Roma,
E mi dicesse: lascia andar chi t'ama -
Jo gli direi di no sacra corona!’!
 
XI. Te Jong 39
XII. Pikdonker nacht 40
XIII. Meinacht 41
XIV. Na den Dans 42
XV. Verliefde Kijvage 43
XVI. Slechts éene 44
XVII. Italiaansche Volksliedekens 45
XVIII. Dante 46
 
PANTOENS EN GHAZELEN (1883-1885)  
 
I. Komt nu, komt 51
  5) Ik heb mij, evenals onderscheiden andere dichters, (zie Chamisso, Die Korbflechterin, Ferguut, de ledige Plaats, en W. Lovendaal, Oude Geerte, eenige lichte

[pagina 182]
[p. 182]

  wijzigingen veroorloofd in een paar mijner in pantoen (niet pantoem -) vorm geschreven stukken. Men leze, over het pantoen, het Maleisch-Hollandsch Woordenboek van Dr. Pijnappel, Prof. te Leiden, of ook Grammaire de la langue malaise van abt Favre.
II. Op den Paerdjesmolen 53
III. Schier of morgen 55
  Aanmerking. - Het woord schier is, in deze in de provintie Antwerpen nog dagelijks gebruikte uitdrukking: Schier of morgen (Brab. Heden of morgen), in zijne oude beteekenis van spoedig aangewend.
IV. In uwen Tuin 57
V. Hoogste Heil 59
VI. Slechts van éene 60
VII. Scheiding 62
  6) Eigenlijk geene ghazele, en ook niet als dusdanig geschreven, werd dit stukje alleen onder deze rubriek gerangschikt, omdat het den ghazelenvorm meest van al nabijkomt.
VIII. Zoo gansch alleen 64
IX. Klokkenkerstlied 65
X. De Vader 67
  7) Verrek. - Op de plaats, waar dit woord thans staat, werd eerst opvolgentlijk bezwijk, verga, nu sterf, val dood, nu stik, neergeschreven. Hoe leelijk het nu gebruikte werkwoord moge klinken, tóch was dit wel het eenige, dat in den mond der onbeschaafde, half wilde en door toren vervoerde deerne scheen te passen. Om deze reden werd het aangewend.
XI. De Manga's rijpen 72
  8) Reel, elders reil, reilde, raal, is geheel Zuid-Nederland door bekend in den zin van slank, rank, dun, en lang, rijzig.
Het woord staat, goddank! bij den onovertroffen Vlaamschen Kiliaan, in de beteekenis van gracilis, tenuis, exilis, vermeld.

[pagina 183]
[p. 183]

XII. Sterren 74
XIII. De Slang 76
  9) Dit metrum werd opzettelijk verkozen met het doel, de bewegingen der slang zoo plastisch mogelijk door den rhythmus weer te geven.
 
INTERMEZZO (1881-1885)  
 
I. Lentefluit 81
II. Het Net 83
III. Door 't Gordijn 86
IV. Over de Hut 88
V. Zeer oud Liedeken op eene bekende Wijze 88
VI. De Dooden 90
VII. Zalige Rust 93
VIII. Vizioen 95
IX. Vóor en Na 100
 
X. Twee Liederen van Liefde  
 
  Ζωὴ ϰαὶ ψυχὴ 103
  Waar twee zich kussen (n.h. Duitsch van Fischer) 104
 
XI. Twee Schilderijtjes met getaande Kleuren 105
XII. De Kranen 109
XIII. Wandelen 110
XIV. Referein van achten 113
 
SONETTEN (1882-1885)  
 
EROS I-XVII 117
Bethlehem 129
De Weidemaagden 130
Sonetten aan Mary I-III 131
Indutiomar 133

[pagina 184]
[p. 184]

CAMEEËN EN ANTIEKPENNINGEN (1883-1885)  
  Aan alle in deze rubriek voorkomende eigennamen werd door mij de gewone prosodische waerde behouden. De scandeering komt doorgaans overeen met die van Vosmaers Londinia's, Vogels van diverse pluimage, enz.
  Dat de vaers-schakeering der strophen van een enkel stuk niet met de bekende antieke schema's overeenstemt, zal de deskundige lezer zelf bemerken.
  Waarom zou de moderne dichter het niet beproeven, naar het voorbeeld der ouden, en in hunnen trant nieuwe strophen saam te stellen?
Dionusos 137
De Weerspannige 140
Het riet 142
Afzijn der Geliefde 144
Xanthos 146
Nagalm 148
Endumion 149
Leda 151
Uit ‘Daphnis en Chloë’  
  I. Van het Krekelken 153
  II. Landschap 156
Atlas 157
Morgendstilte 158
Het Bad 160
Europe 163
Silenus 166
Kleopatra 168
Na den Wijnoogst 171
Aphrodite 175

EINDE.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken