Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Iris (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van Iris
Afbeelding van IrisToon afbeelding van titelpagina van Iris

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.40 MB)

ebook (4.73 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Iris

(1894)–Pol de Mont–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 329]
[p. 329]

II.
Menaden-dinsdag
6 Oktober 1789

 
Sombre, huivrigkille middag...
 
Nevel, regen - regen, nevel!
 
In een waas van fijne dropjes,
 
met geen oog te ziene dropjes,
 
dropjes, op de wang nauw voelbaar,
 
zichtbaar slechts op hoed of mantel
 
als heel kleine flonkerperels,
 
doch allengskens - drop ná dropje -
 
't al doorweekend, 't al doorneschend,
 
al de blâren op de boomen,
 
al de leien op de daken,
 
en - tot op het lijf - de kleeren;
 
in zulk waas van najaarsdroppen
 
lag, dien heugelijken morgen,
 
't oud en koninklijk Versailles...
 
 
 
Treurig keek uit al zijn vensters,
 
treurig, met den vagen blik van
 
oogen, die in tranen zwemmen,
 
't aadlijk OEil-de-Boeuf. Nog droever
 
oogelden, in al de lanen,
 
al de lommerrijke lanen,
 
al de idyllische priëeltjes
 
van den koninklijken Lusttuin,
 
't blanke volk der marmerbeelden,
 
grauw nu, grauw, en als van koude
 
huiverend, elkander tegen,
 
 
 
Dan, wat ook de mist mocht zabberen,
 
in de menschenzee, die, joelend,
[pagina 330]
[p. 330]
 
gichlend, tierend, kijvend, razend
 
op- en neergolft vóor de hekkens,
 
wachtend op het aftochtsteeken,
 
heerscht geen weemoed! Vroolijk lachen
 
klapwiekt daar op aller lippen,
 
en in aller oogen vonkelt
 
vreugde, hooggestemde vreugde,
 
pure patriottenblijheid.
 
 
 
Plotsling - hoor! Plam, plam, ramplamplam!
 
Heil Maillard, den vluggen kunstnaar:
 
zíjn slag is 't... Maar hoor, maar hoor dan:
 
plam! - zíjn slag, terstond herkenbaar,
 
plam! - zíjn slag, zoo forsch en zwierig,
 
ramplamplam! - den slag van... gistren,
 
voerend, uit de onrustige hoofdstad,
 
't nog onrustiger heir der vrouwen
 
naar 't niet rustiger Versailles!
 
 
 
Plam! - Alsof in 't doffe roflen
 
hooger kracht stak, tooverkrachte...,
 
zoo, - gelijk Amphions zingen
 
op het puinengruis van Thebe
 
steen bij steen weer op deed zweven,
 
zoekend, op den weeken maatslag,
 
't passend plekje, en 't zéker vindend,
 
tot, met zuil, fronton en tinnen
 
weer de gansche stad daar rechtstond,
 
flonkerend in Hellas' zonne, -
 
zóo, in heel die menschenschaar
 
brengt het roflen dezer trommel,
 
dezer patriottentrommel,
 
orde en rhythmus, maat en gang...
 
 
 
Heerlijk steeg het, machtig dreunde 't,
 
al de slapende echo's plotsling
 
wakker schrikkend in de parken:
[pagina 331]
[p. 331]
 
‘Naar Parijs! Lang leef de Koning!’
 
uit die regennatte massa.
 
 
 
En daar ging het - plam! ramplamplam! -
 
hoofdstadwaart, een in- en uittocht:
 
uittocht van het oud régime
 
uit zijn erflijke paleizen,
 
intocht van de monarchie
 
in haar vrijheidbarend graf.
 
 
 
Welk een stoet! Gij, knappe Meester,
 
bon David, die Frankrijks eerste
 
danseres, uw protectrice,
 
La Guimard, mocht konterfeiten
 
en Marat eens schildren zult:
 
neen, dit wielen, woelen, weemlen,
 
dit geschuivel en geschommel,
 
dit gewriemel en gekriewel
 
is geen stof voor úw penseelen.
 
 
 
Neen, papa Grétry, gij kalmste
 
aller vrijheid-komponisten,
 
dit geraas, geroep, gerommel,
 
dit gesjauwel en gewauwel,
 
dit gestamel en gestotter,
 
dit geschater en geschetter
 
weer te geven in akkoordjes,
 
is geen spek voor úwen bek!
 
 
 
Luister: 't Ça ira! En werklijk
 
ja, 't zál gaan, neen, zie, het gáat al!
 
Heel die donkre zee van menschen
 
stuwt en schuimt en zwalpt vooruit!
 
 
 
‘Vive le Roi!’ Zie! 't Zijn de troepen,
 
't zijn de nationale troepen,
 
die, met pak en zak, gauch', droite,
 
d' optocht oopnen... Dan - o dan!
 
doux Camille! och, leen me uw veder,
[pagina 332]
[p. 332]
 
leen me uw scherpgepunte veder;
 
díe niet, waarmee gij Lucile
 
schrijven zult uw laatste brieven,
 
uwe tranenvochte brieven,
 
uit Tinville's kerkerhok;
 
ook niet die, waarmee gij, denker,
 
heros van gedachte en penne,
 
lang eer 't volk ze in assche legde
 
de Bastille in gruis deedt storten;
 
liever die, gij, pittig zegger,
 
waarmee gij het marc d'argent
 
hebt bevochten, spottend: ‘Drommels!
 
Jezus zelf, de goede Jezus,
 
teederste aller sans-cullotten,
 
lieflijkste aller Jacobijnen,
 
hij, die voor u sterven kon,
 
zou voor u niet kiesbaar zijn!’
 
 
 
‘Grootsch’ ja, was het, doux Camille,
 
grootsch, het heir der Fransche Judith's
 
aan te zien, als gard' d'honneur
 
stuwend vóor en om en achter
 
't vorstlijk rijtuig, waarin, bleek,
 
't koninklijk gezin zich schuil hield.
 
 
 
Ziet, zij gaan! Tienduizend vrouwen:
 
oude wijven, jonge wijven,
 
glimmend-dikke vischverkoopsters,
 
schrale strijksters, bleeke naaisters,
 
ook gezette herbergiersters;
 
leelijke, met 't gezicht vol rimpels,
 
besjes, met stompdikken snuifneus,
 
frissche deerntjes, rood van koonen,
 
moeders, met, op arm of schouder
 
't lieve kroost, volkeels aan 't huilen;
 
roode, blauwe, groene jurken,
 
groene, blauwe, roode jakken,
[pagina 333]
[p. 333]
 
dees met - gistren witte - trekmuts,
 
die met ongedekten haarbos,
 
doch gewapend alle, - álle,
 
flink op stap, kloek in 't gelid!
 
Alle dragen rouwkokarden
 
en 't onmisbaar bonnet rouge!
 
 
 
O die wapens! Hellebaarden,
 
rood beroest, vooreeuwsche pieken
 
uit den strijd der Armagnacs,
 
roeren uit den tijd der Ligue,
 
buksen, vast van Malplaquet,
 
zinkmusketten breed van muil,
 
bijlen, sabels, hamers, mokers...
 
Uit de loopen wapperen gansche
 
trossen worsten; op de pieken
 
prijken - zegepraaltropeëen -
 
spek en brooden, brood en spek!
 
 
 
En met strakgespannen touwen
 
sleepen ze achter zich, heldhaftig,
 
twee kanonnen, waarop, hoog,
 
vrouw André, la Rein' de Halles,
 
en Lacombe, Rose-Rose,
 
tronen, hoog, de piek in hand.
 
 
 
Doch, wat zijn André en Rose,
 
wat zijn al de Judith's samen
 
bij de Pallas der Omwentling,
 
- tril, Perron van Luik, ja, tril
 
op uw voetstuk! - bij deze éene:
 
Théroigne de Méricourt!
 
 
 
Op een loggen boerenploeghengst
 
met doorvlochten staart en manen,
 
op haar hoedje pauweveeren,
 
op haar borst een klaproos, leek zij,
 
in haar bloedroode amazone,
[pagina 334]
[p. 334]
 
en de weeldrig lange lokken
 
los uitwaaiend om haar hals,
 
Nemesis, de Wraakgodin.
 
 
 
Dan het rijtuig... Nooble Fersen,
 
gij, die eerlang voor diezelfde
 
koninklijke vluchtelingen,
 
of althans voor éen van beiden:
 
voor de schoonste koninginne
 
die ooit Frankrijks troon versierde,
 
uit zult vinden, uit zult denken
 
een berline, ach! goede Fersen,
 
die door dun en dik en dag en
 
donker rollen zal naar 't Oosten,
 
om in 't Westen aan te komen!
 
zorg toch, Fersen, dat die lichter,
 
zorg toch, dat die kleiner weze... -
 
Schokkelend op de straatkasseien,
 
waggelend op zijn roeste veeren,
 
rolde 't, bolde 't, piepend, kraaiend
 
door de modder... -
 
 
 
Op de trede
 
stond een vischwijf. Door het open
 
raampje snapte ze als een ekster,
 
zalvend, met haar fijnste woordjes;
 
‘Ah! Madam'! Not' bonne reine!
 
Ah! Madam'! Ne sois plus traître!...
 
Toutes, tous, nous t'aimerons!’
 
 
 
Dan, de karren: veertig, vijftig,
 
half den voorraad van Versailles,
 
koren, lekker, voedzaam koren,
 
voor de patriotsche magen.
 
Want Parijs - la bonne ville -
 
en vooral nog Saint Antoine,
 
zéker zijn zij tuk op vrijheid,
 
maar slechts vrijheid stilt geen honger.
[pagina 335]
[p. 335]
 
Weinig zeg ik, veel te weinig,
 
van het régiment de Flandre,
 
voorwaart rukkend - gauche, droite! -
 
achter heel dien stoet van karren;
 
weinig van de trouwe lijfwacht,
 
volgend op het edel ‘Vlaandren’,
 
nat van regen, half ontwapend,
 
torsend op hun pruiken, deftig,
 
de eerentfeste beremutsen
 
der centrale grenadiers.
 
 
 
Ei! Wat daar, in 't edel ‘Vlaandren’,
 
menig oog verliefd moog lonken
 
naar de schoone Théroigne,
 
dravend op haar boerenschimmel
 
langs de scharen op en neder;
 
niet voor hen toch zijn de vuurge
 
blikken van de Roode Judith,
 
niet voor hen de lieve lachjes
 
van de Koningin der Hallen,
 
niet voor hen de zoete woordjes
 
van Lacombe, Rose-Rose;
 
zelfs niet voor het heldenpuikje
 
van de garde nationale,
 
maar alleen - geheel alléen
 
voor...., maar hoe nu dát te heeten?
 
voor den losgebroken chaos,
 
voor 't gepeupel van Versailles,
 
voor 't rapalie van Passy,
 
voor 't janhagel van Meudon,
 
golvend, rollend, schuimend, klotsend
 
achter haar, een menschenspringvloed!
 
bruggen over, markten over,
 
lanen, straten, stegen door...
 
 
 
Ramplamplam... En voorwaarts ging het,
 
markten over, bruggen over,
 
straten, lanen, kaaien door...:
[pagina 336]
[p. 336]
 
door Passy, Meudon, Saint Cloud heen,
 
langs en over de oude Seine,
 
altijd even loom aan't vloeien;
 
hier voorbij den bronzen Hendrik,
 
wakend op zijn stijven klepper
 
op het hoekje van 't Pont-Neuf;
 
immer verder, immer verder,
 
rechtstreeks naar 't hôtel-de-ville,
 
waar, eer Loodwijk, uitgestegen,
 
zich bij spookrig fakkellicht
 
op het hoog balkon vertoonde,
 
al de Judiths, plots ontvlammend
 
in patriotieke geestdrift,
 
hand in hand in 't ronde sprongen
 
rond de vorstlijke berline,
 
zingend, wijs der Carmagnole,
 
't volksrefrein, vast door den roflaar
 
der patriotieke trommel,
 
door Maillard geïmprovizeerd:
 
 
 
‘Voici la boulangère,
 
le boulanger, digue, digue, don!
 
Voici la boulangère,
 
et le petit mitron!’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken