Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Loreley (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van Loreley
Afbeelding van LoreleyToon afbeelding van titelpagina van Loreley

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.73 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Loreley

(1882)–Pol de Mont–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

XXXIX.

 
Van twintig uren wijd, - om eenen stond,
 
een oogenbliksken maar bij u te zijn,
 
uw borst te voelen, zwoegend op de mijn
 
en in mijne armen - kom ik, als een lam
 
gedwee, tot u gesneld....
 
De nacht zakt traag
 
op 't landschap, wijd en groen, waardoor - een slang -
 
de stoomkoets, hijgend, rammlend, henenbriescht,
 
verslindend weide en veld en boomd en bosch
 
in duizelige vaart. -
 
Oranjerood
 
blinkt nog het verste West; het Oosten grauwt
 
reeds half in schaduwen, en els, en wilg,
 
en ook het ploegros dat, door 't veie land
 
zijn lange voren trekt, - dat al verdwijnt,
 
versmelt allengskens in den avondsmoor
 
en wordt tot nacht....
 
 
 
Ik, echter, warm gedost,
 
in 't breede reiskleed, voel mij 't hert zoo vol....
 
en, wen mijn ziele wilde sprongen springt
 
naar u, - wen, rond mij heen, in 't malsch coupé,
 
een oude gentleman met bakkebaard,
[pagina 71]
[p. 71]
 
een blonde lady, rood van mond en blauw
 
van oog, in stilte turen door de ruit,
 
en zuchten naar Old-England en de Teems -
 
heb ik, verliefde dichter, dezen droom....
 
 
 
Ginds, waar de Dijle loopt door 't groene dal,
 
in 't eeuwenoude Zoniënbosch verdwaald,
 
daar houdt, een vroegen nacht - lang, lang geleên! -
 
een jeugdig ruiter stil en wipt van 't ros,
 
dat schuimt en dampt van wilden rennenslust
 
en witte vlokken spreidt het neusgat uit
 
op maan en vacht, stampvoetend tegen de aerd.
 
Dàt is een Nerviër - een forsche telg
 
der wijde woudnatuur, één die noch vorst,
 
noch opperheer, - aléén de gouden zon
 
hoog aan den hemeltrans, de vrije lucht
 
die waait waarheen zij wil, en raaf en gier,
 
en donderslag en bliksem, - boven zich
 
herkent in vrijheid....
 
Prachtig staat hij daar
 
en streelt des kleppers schouder met zijn hand,
 
en strijkt het dier de breede manen glad
 
en schudt zijn eigen lange lokken, die
 
in rosse vlechten, kronklen rond zijn wang,
 
vierkant'gen schouder, forschen stierennek
 
en eedle wangen. Vuur gloeit in zijn oog,
 
dat stralen schiet van hoop en zoeten drift,
 
diep onder bruine brauwen; - nu eens staart
 
hij naar het donkrend Oosten, dan naar 't West,
 
en zucht dan even, - zacht, doch mannelijk,
[pagina 72]
[p. 72]
 
onhoorbaar schier, als tegen wil en dank! -
 
Hem drijft de minne.... Ginder, waar de Rijn
 
in grillige bochten drijft zijn gouden vloed,
 
daar woont, een boogschot van den stroom, een maagd,
 
des Skalden dochter, blank als Frigga, de
 
godin der minne.
 
Mijlen verre reeds
 
kwam, uit zijn land de fiere jongman. Dorst
 
en hitte plagen hem. - Daar schiet een bron
 
ten wortel van een eik; flus bukt hij neer,
 
de fiere, denkt aan Woden, die 't al geeft,
 
en schept, in zijn vereelte handpalm, twee,
 
drij koele dronken. - Dan, den leitoom in
 
de linker, slaat hij forsch de rechter aan
 
des dravers maan; wipt op den breeden rug
 
en drukt den blooten hiel, als leder hard,
 
het dier de lenden in!....
 
 
 
Ras, als een pijl,
 
snelt - hinnikend - het edel ros vooruit,
 
en snuift met wild genot den avondsmoor
 
die om de heesters walmt....
 
 
 
‘Opheisa! bruin,’
 
zoo juicht de ruiter! En de vallende avond
 
spreidt door de bosschen, waar de vogel zwijgt,
 
des Nerviêrs lied, en 't stampen van zijn klepper.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken