Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Loreley (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van Loreley
Afbeelding van LoreleyToon afbeelding van titelpagina van Loreley

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.73 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Loreley

(1882)–Pol de Mont–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 187]
[p. 187]

XIV.

 
Zijn dat de twijgen van het oeverriet
 
waardoor zoo bang de morgendwinden klagen?
 
Het schril gesnap van snep of karrekiet
 
die vroege visschers uit hun schuilplaats jagen? -
 
Zoo schel is niet der groene twijgen klacht,
 
zoo scherp geen vogelkreet! De nesten allen
 
zijn stil en slapend; immer grauwt de nacht
 
en hult in donkerheid der stede wallen.
 
Een nevelsluier, ondoordringbaar dicht
 
hangt over 't water, als een rouwfloers. - Verre,
 
aan 't hooge spansel pinkt eene enkele sterre,
 
en bloedig priemt het spookrig manelicht
 
door 't rosse nevelkleed....
 
O neen! geen twijgen
 
en zuchten zóó; geen vogel die zóó krijt -
 
Aleen een mensch, met nood en dood in strijd,
 
een - die zijn eigen smert niet kan doen zwijgen,
 
wien Wanhoops slangentand het hert verbijt,
 
- het lispt, het loof! - slechts menschenboezems hijgen!
 
 
 
Twee visschers naadren door den dikken smoor,
 
de waggen aan het been, 't net op den schouder.
[pagina 188]
[p. 188]
 
- ‘Gij, oudste, vader vast, sta stil en hoor:
 
ginds, in het riet.... dat plassend klaatren....
 
Zoude er,
 
wie weet.... een drenkling?.... Hoor.... Een noodschot knalt
 
ter tweede maal.... Een loodzwaar lichaam valt
 
in 't water.... Ramp.... Uw hulp koom niet te spade....
 
Een mensch te redden.... Voort.... ras in de schuit....
 
God loont het eens.... Uw haken, werp die uit....
 
God zal 't vergoeden in uw kroost, uw gade....’
 
 
 
't Is alles stil!....
 
Nu is 't, ja! 't oeverriet
 
waardoor de morgendwinden zuchten, klagen,
 
het schril gesnap van snep en karrekiet
 
die vroege visschers uit hun schuilplaats jagen!
 
Doch ook het water is 't, dat roer en haak
 
uiteen doen spatten.... en de stem des ouden
 
die, kort en dof, beveelt: ‘Leg op.... rechts aan....
 
ginds stijgen bobbels.... Licht ons, doffe maan....
 
daar stoot de haak.... Halt....’
 
Sloep en visschers hou'en
 
een poos recht aan.... en zoon en vader schouwen
 
op 't levenlooze lijk.... en naken strand....
 
 
 
Nu knielt de grijsaard en, met tranende oogen,
 
legt hij op 's dooden hert de ruwe hand....
 
Niets klopt!.... niets roert.... Nog dieper neergebogen
 
rukt hij het wammes op, den borstrok los,
 
en plakt het oor op 't lijf en.... luistert.... Stille,
[pagina 189]
[p. 189]
 
doodstille is 't al.... Geen vezel die nog trille -
 
En droevig wrijft de baar het oevermos!
 
 
 
‘Onz' lieve Heer moog de arme ziel vergeven!
 
zucht de oude dof; arm schaap! nog zóó vol kracht
 
en.... mors! morsdood! Is dan de vracht van 't leven
 
zoo eindloos zwaar? de donkre gravennacht
 
zoo lokkend zoet.... En kijk eens, de arme jongen, -
 
hoe schoon hij was.... Wat lokken, lang en blond....
 
Wat schrander voorhoofd, fijne en roode mond,
 
wat oogen, die nog straks als sterren blonken!’
 
Doch, zie.... juist op het hert, een lokjen haar!
 
O nu begrijp ik’....
 
En het droef misbaar
 
des ouden zweeg, als had, van dat verbroken leven
 
dat enkel nietig iets hem 't raadselwoord gegeven!
 
 
 
Houzee! gij, jonge dag, houzee! Wees ons gegroet.
 
Wek aller vooglen zang, zaai gensters op den vloed,
 
kroon met uw schoonste stralen hut en toren
 
en tarwe en korenzee die opwalmt uit de voren,
 
en duizend bloemekens die glinsteren op de wei -
 
maar zoen ook 't kil gelaat van hem, die Loreley,
 
de booze schoone Nix met gouden brauwe en haren,
 
verlokte en verdronk in de trouwlooze baren!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken