Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wonderbare reystogt, of de kat in ambassade, gezonden aan het Hoff, in het Vaagevuur (ca. 1758-1761)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.20 MB)

ebook (2.68 MB)

XML (0.02 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wonderbare reystogt, of de kat in ambassade, gezonden aan het Hoff, in het Vaagevuur

(ca. 1758-1761)–Janus Montanus–rechtenstatus Auteursrechtvrij

En derzelver wederkomst by haar Meester, door welke zy was afgezonden, verhalende derzelver wedervaren in dat wonderbare Weerelds-deel


Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

De wonderbare Reystogt, of De Kat na het Vagevuur.

 
HEt was in 't korste van de dagen,
 
Wanneer het guurst des Wintervlagen,
 
Houd vaak een eerlyk Man in huis,
 
Dat ik zat by den haart te rooken,
 
Om met fatsoen een pyp te smooken,
 
Wanneer ik dacht myn swarte Puis,
 
Myn radde Kat eens heen te zenden;
 
Maar, dacht ik weer, na wat voor enden,
 
Stuur ik haar van de Waereld toe;
 
Na Spanje dacht ik naar Sevielje,
 
Neen, ik stuur haar liever naa Brazielje,
 
Om Knarser, waar van Bontekoe,
 
Wanneer dien Man noch was in 't leven,
 
Zoo heerlyk lof van heeft geschreven:
 
Maar dagt ik weer dat edel kruit,
 
Kan ik hier voor myn geld wel koopen,
[pagina 4]
[p. 4]
 
Wat hoeft myn Kat daarom te loopen:
 
En hier mee was die reis weer uit.
 
Ha! ha! dagt ik, ik wil haar stuuren,
 
Naar d'wondre onderaardze buuren,
 
Dat is naar 't Hof van 't Vagevuur:
 
Op dat zy net bespeculere,
 
Hoe men de Muyters daar tractere,
 
En hoe de smart daar valt vry zuur.
 
Doe riep ik straks myn Kat en Kater,
 
En zei, hou smoel en ook uw snater,
 
Tot dat uw Meester eerst eens spreekt:
 
Wie van u beiden wil ik zenden,
 
Na 't Vagevuur, zoo vol elenden,
 
Dat vol van ramp en smarte steekt?
 
Terstont zoo vroeg my doe myn Kater,
 
Leid 't in de Lucht, of onder 't Water?
 
Vergeef my, Heer, ik vraag daar na;
 
Is 't land versiert met Hof of Woning,
 
Regeert een Prins daar, of een Koning,
 
Of zyn 't Imaginaria?
 
't Zal wis wat fopperyen wezen,
 
Wat droes! ik heb zoo veel gelezen!
 
Maar las nooyt van een Hof nog Huis,
 
In 't Vagevuur. Wie heeft zyn leven,
 
Seg Heer, van 't Vagevuur geschreven,
 
Is 't in de Reizen van Jan Struis?
 
Ik zag myn Heer aanstonts wel dutten,
 
Zyn mond gaat als een pot met grutten,
 
Die op de heete kolen staet:
[pagina 5]
[p. 5]
 
Ik dagt, dit zyn de oude grillen,
 
'k Wed hy aanstonts wat zots zal willen:
 
Kyk, kyk, myn Heer word boos en kwaat.
 
Jou Beest! zei ik, nu zalje heenen;
 
Al had j'een bortje voorje scheenen,
 
Ik ben dat kakelen al moe;
 
Neen zei hy, stuurt een myner Vrinden,
 
Want ik en kan de weg niet vinden,
 
Die na dat Landschap ons leid toe.
 
Neen Kater, gy zult voor uw gekken,
 
Zoo aanstonds op de reis gaan trekken,
 
Eer dat het voor jou word te spa,
 
En wilt maar over L….. reizen,
 
Daar zal men uw de weg wel wyzen,
 
Zei ik, en luistert hier eens na.
 
Zeg ik uw stuur in Ambassade,
 
Aan zyn Doorlugtige Genade,
 
Den Scepterdrager van dat Ryk.
 
En dat ik gaern eens wou weten,
 
Wat men daar onder geeft te vreten,
 
Aan Studiosis, myns gelyk:
 
En wilt dan met dees vraag niet zwygen,
 
Maar vraagt ook, hoe zy Turven krygen,
 
En Hout, daar in het Vagevuur?
 
En wilt met goede aandacht letten,
 
Op hare Politie en Wetten,
 
Let op haar Poort en Turveschuur:
 
En wilt haar voor het derde vragen,
 
Op wat manier zy geesten vagen.
[pagina 6]
[p. 6]
 
Wel dat is zeker zot, zei 't Beest:
 
Kan men een Geest met Vuur uitbranden,
 
Of hem met pyn en smart aanranden?
 
Hy heeft geen Ligchaam, 't is een geest.
 
Hoe kan myn Heer zoo zot nu wezen,
 
By wien heb jy dat ooit gelezen?
 
Dat was gewis geen Philosooph,
 
De Ziel haar smetten uit te vagen,
 
Die vraag en zal ik nimmer vragen,
 
Ik leek gewis dan zot ten hoof.
 
't Is wel, zei ik, jy zult tog henen:
 
Hier op begon myn Kat te weenen,
 
Ach liefste man verlaatje myn;
 
Myn Bedgenoot! myn hart! myn leven!
 
Laat ik U eerst een kusje geven:
 
Zie, hoe ik Snot en tranen gryn!
 
Jou Snol; zei doe den ander weder:
 
Jou hart is ligter als een Veder,
 
Meen jy dat ik jouw hart niet weet;
 
Nu leit men hier kwansuis te grollen,
 
En t'avond brust men wis uit krollen,
 
Men acht my minder als een Scheet.
 
Zagt, zagt, zei ik; met al dat kyven,
 
Zoo zou de reis wel agterblyven;
 
Vertrekt aanstonds, eer 't word te spa:
 
Omhels nog eens voor 't lest malkander:
 
Kom aan nu Heer, zei doe den ander,
 
Sed' desit jam Pecunia.
 
Myn Heer jy moest myn reisgeld geven,
[pagina 7]
[p. 7]
 
Want ik moet onderwegen leven,
 
Of ik kwam nooit in 't Vagevuur;
 
Want zoo ik op Weg kwam te sterven,
 
Zoo zouw jy al jouw antwoord derven;
 
En 't Reizen, Heer, dat valt vry duur.
 
Je moest ze ryklyk laten klinken,
 
Want ik moet onderweeg eens drinken,
 
Ook ryden, varen na 't gemak:
 
Nu schynt gy al bedroeft te wezen,
 
Of is 't myn Heer, gelyk voor dezen,
 
Al weer een spinweb' in uw zak;
 
Als jy my gelt geeft, zal ik reizen,
 
En in het Vagevuur jouw pryzen,
 
En roemen op jou goedheid Heer.
 
Zie daar, zei ik; ga nu maar henen,
 
Reis wat voorzigtig, breek geen beenen,
 
En komt zoo ras gy kunt , hier weer.
 
Wacht nog een beetje, zei myn Kater;
 
Reist men te Land of over 't Water,
 
Of vaart een Trekschuit daar na toe?
 
Dit diende ik voor al te weten,
 
Maar 't lykt myn Heer te zyn vergeten:
 
En ik wou ook wel weten, hoe,
 
Ik uit die plaats zal wederkomen,
 
Want ik heb in de buurt vernomen,
 
Dat men daar niemand uit en laat,
 
Ten zy de P…. het vuur uitpisse,
 
Door duizende geleerde Wissen,
 
Of door des Paus beroemd Aflaat;
[pagina 8]
[p. 8]
 
En als ik daar dan zat te pryken,
 
Zou jy na Kater niet eens kyken:
 
Maar zooje myn voor vast belooft,
 
Indien ik in die plaats moet blyven,
 
Dat dan een P… zal Winst bedryven,
 
Zoo zweer ik by myn beste hooft,
 
Zoo aanstonds naar die Plaats te trekken,
 
Hier op begon myn Kat te gekken,
 
Wel Man, je bent voorzeker Zot:
 
Een P…… stem, schoon als een Donder,
 
Zou die dan dringen heel daar onder?
 
Wel foey Gek! dat je bent zoo bot:
 
Om nog die logens te gelooven:
 
Sy hebben jou gewis bedroogen.
 
Sei ik, ga jy gerust van geest.
 
Als gy tot L….. zyt gekomen,
 
Soo vraagt wat weg dat diend genomen,
 
Na 't Vagevuur? adieu myn beest.
 
Adieu myn Heer, adieu myn Vrouwtje:
 
Maar Heer ik wenste wel een touwtje,
 
Dat ik 'er een Bulhond aan knoop:
 
Een Hond zey 't Wyf wat zal dat wezen?
 
Swygt Wyf, want jy hebt noyt gelesen,
 
Hoe dat zoo Hond een Mensch geeft hoop,
 
Om op de weg ons te bevryen,
 
Van Zee-roof, of Straatschenderyen:
 
Dat g'loof ik niet zey 't Wyf, een Stier:
 
Een Stier, een Stier! zei doe myn Kater,
 
En Lachte daarom met geschater,
[pagina 9]
[p. 9]
 
Swyg Wyf, maak dog geen meer getier?
 
En hier mee ging myn Kater heenen,
 
Te post op alle vier zyn beenen,
 
Gelyk als zoo een Kater loopt:
 
En zoo lang als hy weg zal blyven,
 
En zal ik niet een letter schryven,
 
Nu onderwylen eens gerookt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken