Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsche spraekkunst (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsche spraekkunst
Afbeelding van Nederduitsche spraekkunstToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsche spraekkunst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A.M. Schaars



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsche spraekkunst

(1988)–Arnold Moonen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het XXXVIII. Kapittel.

VAn de Overeenkomste tusschen de Naemwoorden en Werkwoorden, waer toe wy nu overgaen, zyn deeze Regels,

1. Alle Persoonlyke en Bepaelde Werkwoorden hebben voor zich den Noemer van een Zelfstandigh Naemwoort of van een Voornaemwoort in den zelven Persoone en het zelve Getal; het zy het Merkteken des Werkwoorts, Ik, Gy, Hy, Zy, Het, Wy, Gy, Zy in beide Getallen, het zy een ander; nevens de Voorledekens Men en Het, by Uitlaeting gebruikt; als in, Een Godt holp ons; het vee verquikt zich; de landeryen quynen; ik meende, gy zingt, en wy hooren; wie roept my? wat koomt u over? dees keert u den nek toe; deeze tokkelt hem; dit behaegt my; dat verveelt ons; men verhaelt; het vriest.

En nooit wordt de Noemer achter het Werkwoort gezet, indien de Woortvoeging natuurlyk zal zyn. Waerom het eene onnatuurlyke schikking is, als men zegt, Geheiligt worde uw naem; koome uw koningryk, voor, Uw naem worde geheiligt; uw koningryk koome.

In de plaetse des Noemers van een Zelfstandigh Naemwoort wordt ook het Onbepaelde Werkwoort in deeze Overeenkomste gezet; als in, Borgen maekt zorgen, voor, De borging maekt zorg; het zingen heeft geenen aert; voor, Het gezang.

[pagina 266]
[p. 266]

Maer deeze Regel lydt de volgende Uitzonderingen,

1. Wanner eene rede Vraegswyze voorgestelt wordt, volgt de Noemer, die in eene Bevestigende rede het Werkwoort voorgaet, het Werkwoort zelf; als in, Holp Godt ons? oorloogen de koningen? treuren de onderzaeten? quynen de landeryen? viel het my niet lichter? verhaelt men? vriest het?

2. Wanneer een enkele Beheerschte Naemval voor het Beheerschende Werkwoort of zyn Helpwoort henegaet, wordt het Persoonlyke Werkwoort van den Noemer gevolgt; het zy in eene Bevestigende, het zy in eene Vraegende rede; als in, Fillis beminne ik boven al; het juk kost ik niet afschudden; dat benyde ik u niet; wat zoude ik doen? wat gaet gy aen? welken Godt zal het volk aenroepen? wat verhaelt men al? wien deert het?

Gaen 'er twee Beheerschte Naemvallen voor, welker eene een Betreklyk Voornaemwoort is, van een Zelfstandigh beheerscht, of een enkel Betreklyk Voornaemwoort, of met een Zelfstandigh overeenkoomende, dan blyft de Woortvoeging geregelt; als in, Wiens gedichten elk in den mont had; wat hy van hem ontfing; wat persoon of gewaet hy aentrekt; het welk men liever wou zwygen; welken arbeit het past te volvoeren.

3. Wanneer de rede eene voorwaerde begrypt, met uitlaetinge van Zoo, Indien, en diergelyke Voegwoorden, volgt de anders voorgaende Noemer het Persoonlyke Werkwoort; als in, Bedroog myn schyn my nooit; verwerve ik myne bede; hadden myne zinnen niet averechtsch gestaen; magh het u beuren;

[pagina 267]
[p. 267]

had men my gelooft; had het gedondert; voor, Zoo myn schyn my nooit bedroog; indien ik myne bede verwerve; zoo myne zinnen niet averechtsch gestaen hadden; indien het u beuren magh; zoo men my gelooft had; indien het gedondert had.

4. Achter de Vraegende Bywoorden, Hoe, Waer, Wanneer, Waerom, Of, en achter elk enkel Bywoort, (uitgezondert de Bywoorden des Onbepaelden Tyts, Toen, Als, Wanneer, die alle het Latynsche Quum vertaelen, en de Bywoorden der Gelykenisse, Gelyk, Gelykerwys,) gaet het Persoonlyke Werkwoort den Noemer voor; als in, Hoe kan de minne zich maetigen? Waer leidt de gang? Wanneer zal schaemte en onomgekochte trou iemant zyns gelyk vinden? Waerom drinken wy niet onder den masthoutenboom? Of achten gelieven al hunne droomen waer? Zoo (sic) geleek ik wulpen by volwassene honden; Hier vond ik eerst dien jongeling; Nu verquikt zich het vee; Morgen zal ik hem meer appels stuuren; Dan zullen de korenaeren het velt vergulden; Zie daer staen vier altaeren; Eerst zal ik u deeze scherleipyp schenken; Daer begosten dikke eiken hunne toppen te schudden; Toen begost zich de gront te zetten; Daerna zong hy van het maegdeke; Overal leggen de appels onder de boomen; Dikwyls zagh ik Meris in eenen wolf veranderen; Ten leste quamen de ossedryvers; Naeulyks kan ik het gelooven; Ondertusschen zal ik wilde zwynen jaegen; Terstont zal u de nacht overvallen; Dan biggelen my de traenen langs de wangen; Vergeefs zult gy uwe perruik kemmen; Alree tuiten myne ooren; Menigmael hebbe ik met u heele dagen lang doorgebrogt; Altyt valt het loof van de essche boomen niet; Somtyts wekt Apollo zyne zanggodin;

[pagina 268]
[p. 268]

Nimmermeer weet de mensch te voore, waer hy zich voor hoeden moet; Onlangs kon ik de meisjes paeien; Moogelyk schuilt myn nimfje daer; Misschien luistert men naer u; Straks bliksemde het.

5. Achter de Voegwoorden Al, Ook, Echter, Evenwel, Niettemin, Nochtans, Dies, Daerom, Derhalve wordt het Persoonlyke Werkwoort van den Noemer gevolgt; als in, Al stond het aen uw oordeel; Ook ben ik zoo leelyk niet; Echter blyft de zwaerigheit; Evenwel willen wy u wederom looven; Nochtans zoude de ziel niet wederkeeren; Dies hieven zy beiden hun gedicht aen; Daerom is myne bede; Derhalve is het uw plicht; Nochtans lust het ons te zingen.

6. Achter de Wenschende Tusschenwerping Och gaet het Persoonlyke Werkwoort voor den Noemer hene; als in, Och! lustte het u met my op het lant te woonen; Och! hadde ik noch zoo lang te leeven; Och!had Adam nooit in den appel gebeeten.

7. Wanneer een Beheerschend Voorzetsel met zynen Beheerschten Naemval voorgaet, volgt achter het Persoonlyke Werkwoort de Noemer; als in, Om rust bidt de Trax; In mynen huize blinkt ivoor noch vergulden gewelfsel; Om 't jaer sneeft 'er een boksken; Voor u stort hy lange gebeden; By my kunt gy wyn koopen; Op den zelven dagh heeft u de Fortuin den prys wedergegeeven; Naer u luisteren de Nyl, de Ister, de Tigris, de Oceaen vol gedrochten; Onder Cezars beleit zal de burgertwist de rust niet stooren; Tusschen u en my is zoo groot een haet; Na deezen is het blyspel opgekoomen; Behalve dit spaere ik noch twee geitjes; Uit uwe wiege zullen lieflyke bloemen opluiken.

8. Wanneer eene rede of een zinslot, eene voor-

[pagina 269]
[p. 269]

waerde van tyt of gevolg of een verhael van eenigh bedryf begrypende, voorgaet, wordt het Persoonlyke Werkwoort van den Noemer gevolgt; als in, Zoo lang Galatea in 't harte lagh, was 'er geene hoop; Zoo ras gy uwe ziel verzwooren hebt, blinkt gy veel schooner; Indien gy uwe huisgoden paeit, zoo zal uw wynstok den zuidewint niet gevoelen; Zoo ik gevilt worde, dat magh ik u danken; Terwyl ik uwe voetstappen naspoore, zingen de springkhaenen my na; Wanneer de wint zich verheffen wil, zult gy starren zien verschieten; Naerdien zommige overleeden zyn, most men zich behelpen; Terwyl ik zat, begon het te regenen.

Doch deeze leste Uitzondering heeft alleen plaets, wanneer het Persoonlyke Werkwoort van de Aentoonende Wyze is: in woorden van de Aenvoegende Wyze heeft van den Vondel eertys den gemeenen Regel gevolgt; als in, Indien wy van bosschen zingen, het opzicht over boschaedje passe ook den burgemeester.

II. Persoonlyke en Bepaelde Werkwoorden, die eene Benoeming, Gestaltenis of Zelfstandigheit uitdrukken, kunnen, in de Aentoonende Wyze gestelt, voor en achter zich den Noemer van den zelven Persoone en het zelve Getal te gelyk gedoogen.

En eerst, ten aenzien van Zelfstandige Naemwoorden; als in, Ik heete Antoni; Alexander is koning; Cicero wordt burgemeester; ik blyve uw diener.

Naderhant, ten aenzien van Byvoeglyke Naemwoorden, en van Lydende Deelwoorden, Byvoeglyker wyze genoomen; als in, Niemant danst nuchteren; Silenus lagh uitgestrekt; de hemel is betrokken; hy blyft stantvastigh; Dido quam rustigh aengestreeken; of by omkeering, wanneer de persoon, die

[pagina 270]
[p. 270]

in de voorgaende voorbeelden voor het Werkwoort gestelt is, het Werkwoort volgt; als in, Berooit loope ik naer het leger; onbeschaemt verliet ik de huisgoden; gelukkigh is hy.

Echter is tusschen de beide Noemers somtyts verschil in het Getal; wanneer het tusschen beiden staende Werkwoort zich altyt schikt naer het Zelfstandige Naemwoort, waer van iet gezegt wordt.

En dit geschiedt allereerst, wanneer beide de Noemers van Zelfstandige Naemwoorden zyn; als in, De ossen zyn myn rykdom; de boeken blyven ons vermaek; de krygsknechten zyn eene plaeg der boeren; de geleerden worden eene ergernis der onverstandigen.

Naderhandt geschiedt dit ook, wanneer de leste Noemer Byvoeglyk of ook een Lydend Deelwoort van den Verleedenen Tyt is; als in, De kudden zyn ongelukkigh; de lantlieden worden arm; de landeryen leggen woest; de oorloogen blyven geduurigh; de boomgaerden stonden van loof geplondert; de lyken laegen op het velt ontkleedt. Want in deeze woortvoeginge blyven de Byvoeglyke Naemwoorden Onveranderlyk, en in hunne Stamletteren staen, als of zy den aert der Bywoorden aenneemen; als ook al voorhene gezien is.

Achter de Bywoorden van den Onbepaelden Tyt en Gelykenisse en de Voegwoorden van Voorwaerde gaen beide de Noemers, die de Persoonlyke en Bepaelde Werkwoorden anderszins ten wederzyde besluiten, voor hen hene; als in, Wanneer Aertshertog Josef Keizer wordt; Toen de Prins Stedehouder was; Als ik gezont zal blyven; Zoo de bontgenooten overwinners zyn; Indien de vyanden wreveligh blyven; Gelyk de slagorde onbeweeglyk stont; Gelyk de Bataviers helden zyn.

[pagina 271]
[p. 271]

In eene Aenvoegende Rede gaen insgelyks beide deeze Noemers voor het Persoonlyke en Bepaelde Werkwoort; als in, Zeg, dat hy stantvastigh blyve; Ik verneeme, dat hy onbuigzaem zy; Men ziet, hoe de bergen uitgestrekt leggen; Opdat myne redekaveling vierkant stae.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken