Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsche spraekkunst (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsche spraekkunst
Afbeelding van Nederduitsche spraekkunstToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsche spraekkunst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A.M. Schaars



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsche spraekkunst

(1988)–Arnold Moonen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het XLI. Kapittel.

NA de Beheersching der Zelfstandige Naemwoorden, nu beschout, gaen wy over tot die van de Bedryvende Werkwoorden en Deelwoorden, aen de Werkwoorden verwant.

Hier van zyn deeze volgende Regels:

1. Ieder Bedryvend Werkwoort, Bepaelt of Onbepaelt, beheerscht nootzaekelyk den Aenklaeger of vierden Naemval van een Zelfstandigh Naemwoort, dat het voorwerp des bedryfs is; als, Ik vreeze den Heer; gy eert den koning; hy beschermt het vaderlant; den veltslagh winnen; den vyant vervolgen; het velt ruimen; den verraeder straffen.

Dit heeft ook plaets in de Wederkeerende en zommige zoo genoemde Onzydige Werkwoorden; als in, De zanggoddin schaemde zich; onze Thalye gewaerdigde zich; de moeder Jokaste verdoet zich zelve; wy verwonderden ons zelfs; zynen gang gaen; zynen eigenen doot sterven; wy wandelden onzen wegh.

Hier in is aen te merken, dat het Beheerschende Werkwoort den Beheerschten Aenklaeger voorgaet in den Tegenwoordigen en Onvolmaekten Tyt, zoo

[pagina 291]
[p. 291]

der Aentoonende, als der Aenvoegende of Wenschende of Toelaetende Wyze; maer bloot en zonder eenigh voorgaend Bywoort of Voegwoort gestelt; als in, Ik haete den onweetenden hoop; gy beschryft het burgerlyk oproer; wy openden de wynkruik; hy ontdekke de geheimenissen; hadde ik myne voorige jeugt; hoorden en zaegen wy noch den koning.

In den Verleedenen, Meerdanverleedenen en Toekoomenden Tyt der Aentoonende Wyze wordt de Beheerschte Aenklaeger achter het Helpwoort en voor het Beheerschende Werkwoort gestelt; als in, Ik hebbe den koning gezien; zy hadden de poorten geopent; wy zullen den verraeder straffen; en ook vraegswyze, Zal ik myne arme hut weder zien? zal de soldaet zulke landen bezitten?

Dit geschiedt ook in den Tegenwoordigen en Onvolmaekten Tyt der Wenschende of Aenvoegende Wyze, met de Helpwoorden Moogen, Moeten, Zullen bekleedt; als in, Och magh ik den dichter hooren! Mogte ik myne vryheit verwerven! Zoo moeten die broeders elkanderen beminnen; Wy zouden denvyant vervolgen.

Ondertusschen wordt de Beheerschte vierde Naemval of Aenklaeger in den Tegenwoordigen en Onvolmaekten Tyt, zoo der Aentoonende, als der Aenvoegende Wyze, voor het Beheerschende Werkwoort gestelt, wanneer de rede met eenige Bywoorden van Tyt, Gelykenisse, Plaetse, en Twyfelinge, als ook met de Voorwaerdige en Besluitende Voegwoorden, Terwyl, Wanneer, Toen (quum) Eer, Eerdan, Gelyk, Zooras, Zoolang, Daer (ubi) Misschien of, Zoo, Indien, Want, by van den

[pagina 292]
[p. 292]

Vondel, Het zy, Dewyl, Vermits en diergelyke begint, of ook met een Betreklyk Voornaemwoort; of wanneer de Beheerschte Aenklaeger een Betreklyk Voornaemwoort by zich heeft, of eindelyk zulk een Voornaemwoort zelf is; als in, Terwyl ik uwe voetstappen naspoore; Wanneer hy zyne kudden lokte; Toen gy Dafnis boog en pylen in stukken braekt; Eer wy het velt met yzer doorsnyden; Eerdan de brak eene lucht van Diana wech hebbe; Gelyk druiven den wyngert versieren; Zooras gy uwe ziel verzwooren hebt; Zoolang Fillis den hazelaer bemint; Daer drie hondert runders uwe hagen snoeien; Misschien of wy ergens het spoor van den stier vonden; Zoo gy my dikwyls begroet; Indien de insteller des kamps dit bestemme; Indien eene kuische huisvrou huis en kinders gade slae; Want Leda, de moeder, haer deeze kostelykheden schonk; Want men Duinryks bloet zocht te vernielen; Het zy wy ons nederzetten; Dewyl gy uwen liefelyken reuk onder een mengt; Vermits de gryzert hen dikwyls te leur stelde; Voetstappen, Die den gierigaert aenporren; Die ons het onvolwrochte liet zong; Eene star, Die gewas en vruchten zegent; Hy verhaelde, Wat gerecht, Wat banket Filomele hem opdischte; Nu zal ik beginnen te zingen, Welke eene ervarenheit men onder de byen vindt; Dies wouden ze zingen Het geen zy kosten; Deuntjes, Die ik korteling u stilzwygens ontnam.

Deeze zelve Woortvoeging wordt gevolgt in eene Wenschende of ook Aengevoegde rede, die in den Tegenwoordigen en Onvolmaekten Tyt met een der Wenschende Bywoorden of Tusschenwerpselen, of ook met een Dat en Hoe (der Latynen Ut en Qui beantwoordende) en een Betreklyk Voornaemwoort

[pagina 293]
[p. 293]

begint; als in, O Pollio, Dat hy, die u beminne, zich ook met u verblyde! Och, Dat het scherpe ys uwe teere voetjes niet snyde! Och of gy Italië eenen langduurigen vrede beschafte! Och of gy uw stomp lemmer op een nieu aenbeelt smeede! Zoolang hy ducht, Dat zy my boven hem stelle; Galatea wou wel, Dat ik haer eerst zaege; Zie eens, Hoe kommerlyk ik myne geiten voortdryve; Zie, Hoe de Nymfen u korven vol leliën vereeren; Het nootlot houdt my in bedenken, Of Jupiter dit ook bestemme; Ik verwonderde my, voor Wien (cui) gy uwe appels op den boom spaerde; Ai bezie eens, voor Wien (queis) wy onze akkers bezaeiden.

De Beheerschte vierde Naemval of Aenklaeger wordt ook gestelt voor het Beheerschende Werkwoort en zyn Helpwoort in den Tweeden Onvolmaekten en Meerdanvolmaekten Tyt der Aenvoegende Wyze, wanneer de rede met een Dat, Opdat, Als, Zoo, Indien, Zoodra, Zoolang en diergelyke Voeg- en Bywoorden aanvangt; als in, Dat ik uwen naem zoude uitbreiden; Opdat gy alle rampen beter verduuren zoudt; Als wy dien heiligen dagh zouden vieren; Zoo wy de zege zouden bevechten; Indien zy den brief zouden geopent hebben; Zoodra zy deeze tyding zouden gehoort hebben; Zoolang zy dit huis zouden bewoonen.

In de Eindigende Wyze laet het Beheerschende Werkwoort den Beheerschten Aenklaeger altyt in eene enkele rede voor zich hene gaen; als in, Godt vreezen; den Koning eeren; de broederschap beminnen; zynen zoon tuchtigen; het verraet straffen; het juk der slavernye afschudden.

In eene andere rede, die van een Werkwoort,

[pagina 294]
[p. 294]

een ander Werkwoort in de Eindigende Wyze beheerschende, gelyk dit wederom zynen Aenklaeger, begint, gaet dit leste zynen vierden Naemval natuurlyker wyze voor in deeze spreuken, Men vindt 'er, die al hun werk maeken met vaerzen te verheffen de stat der ongerepte Pallas, en den olyf, boven alle andere boomen te achten; Zoo beval Kanidia met tovervier te verbranden wilde vygeboomen, uit den kerkhove gerukt, en dootsche cipressen, en eiers van eenen beslymden vorsch; Men behoeft niet alleen te verzieren gesteltenissen en gedaenten van persoonen en plaetsen, maer ook andere omstandigheden.

Maer gelyk deeze Woortvoeging, hoewel natuurlyk, gemeenlyk alleen plaets heeft, wanneer het Onbepaelde Werkwoort meer, dan eenen Aenklaeger beheerscht, zoo is die gebruiklyker, waer in de Beheerschte Naemval het Beheerschende Werkwoort der Eindigende Wyze voorgaet; als in, Wy willen u wederom en uwen Dafnis tot aen den hemel verheffen; ik hoore klippen en boomgaerden wedergalmen op dit gezang; hy, die wint en weder verduuren kan.

2. Deelwoorden, dus geheeten, om de deelgenootschap in de betekenisse der Werkwoorden, en daerom in de Tytvoegingen achter deeze te vinden, beheerschen ook, zoo zy van eene Bedryvende betekenisse zyn, den Aenklaeger van hun Werkwoort; als in, Oktavië, hoorende deeze woorden van haeren zoone; zy beiden, kennende hunne naektheit, vlochten vygebladers; de opperste wysheit, kennende de bedorvenheit der menschen. In welke voorbeelden het Beheerschende Deelwoort van den Beheerschten Aenklaeger natuurlyker wyze gevolgt wordt; gelyk in

[pagina 295]
[p. 295]

de volgende de Beheerschte Naemval voor het Deelwoort gezet wordt; Elizabeth, het gastrecht schendende; eene staertstar, de lantzaeten dreigende; Apollo, zyne kudden zoekende.

Dit geschiedt ondertusschen omtrent de Deelwoorden van den Tegenwoordigen Tyt. Want die van den Verleedenen en Toekoomenden Tyt zyn, welker eerste uit het Helpwoort Hebbende en een Lydend Deelwoort van den Verleedenen Tyt gemaekt wordt, en het tweede uit het Helpwoort Zullende en een Bedryvend Werkwoort in de Eindigende Wyze, zetten (dat hier aen te merken is) in deeze beheerschinge den Beheerschten Aenklaeger voor het Lydende Deelwoort en het Eindigende Werkwoort ter eenre en andere zyde; als in, Hebbende den burg ingenoomen; hebbende zynen vader begraeven; Zullende het vonnis uitspreeken; zullende de vesten ruimen.

3. Eenige Werkwoorden, als van Genegenheit, Begeerte, Voorneemen, Overleg, Besluit, Raet, Uitvoeringe, Begin, Voortgang, Nalaetinge, Geboden, Verboden, als ook van de Zinnen, Gemoetsdriften en Hartstoghten, en eindelyk meer diergelyke, of daer naer zweemende, beheerschen andere, het zy Bedryvende, het zy Lydende, het zy Onzydige Werkwoorden, in de Eindigende Wyze, met aenneeminge van het woordeken TE; hoedaenige zyn Aenmeeten, Aenporren, Aenvangen, Baeten, Beginnen, Behinderen, Behoeven, Behooren, Belasten, Beletten, Believen, Belooven, Besluiten, Bestaen, Besteeden, Bestemmen, Betaemen, Beveelen, Beuren, Denken, Dreigen, Dwingen, Eischen, Gebeuren, Ge-

[pagina 296]
[p. 296]

bieden, Geeven, Getroosten, Gewaerdigen, Gewennen, Haeten, Hebben voor Gerechtight zyn, Hoeven, Hoopen, Inbeelden, Inwilligen, Koomen, Leeren voor Onderweezen worden, Lusten, Meenen, Nalaeten, Onderwinden, Ontzien, Ophouden, Opzetten, Passen, Perssen, Ploegen, Poogen, Porren, Prikkelen, Raeden, Roemen, Sammelen, Schaemen, Schikken, Schroomen, Schuwen, Schynen, Staeken, Staen, Stoffen, Trachten, Toeleggen, Verbieden, Vergeeten, Verlangen, Verleeren, Vermaeken, Vermaenen, Vermeeten, Vermoogen, Verstooten, Verzoeken, Verzuimen, Uitgeeven, Voorhebben, Voorneemen, Vreezen, Wachten, Waenen, Wanhoopen, Weeten, Weigeren, Wenschen, Yzen, Zien voor Poogen, Zoeken, Zweeren, met hunne voorbeelden by van den Vondel, dien wy allerliefst volgen, te vinden.

Alle deeze Werkwoorden beheerschen zomwylen de Werkwoorden der Eindigende Wyze, het zy Lydende, het zy Onzydige, zonder dat 'er de vierde Naemval, of ook een ander, als de Noemer, of dien de Wederkeerende Werkwoorden vorderen, voor hene gae. En dit geschiedt, wanneer de werkingen der beide Werkwoorden eenen zelven persoone eigen zyn: als in, Veel min durven wy ons Aenmeeten te zitten; Een bok, die vergeefs Aenvangt geil en stoots te worden; aldus Begost de zon der Latynsche poëzyë te ryzen; dies Besloot hy met den Keizer weder te keeren; wiens vaerzen niet Betaemden gezongen te worden; de Zuidewint Dreigt uit zynen hoek te blaezen; die zich Getroosten voor de vryheit te sterven; Gewen alrede naer onze kerkbeloften te luisteren; een gemoet, met het tegenwoordige vernoegt, Haet voor het

[pagina 297]
[p. 297]

overige te zorgen; o Koningin, gy Hebt slechts te gebieden; Zoo hoeft gy voor geenen regen te duchten; maer de Grieken Koomen ook te sneuvelen; om te Leeren op geene winden te passen; die niet Nalaeten overal door te schynen; wanneer wy Ophouden zullen te verlangen; nu hy vastelyk had Opgezet te vertrekken; waerom Sammelen wy in het schip te treeden; zoo dat de zanggodin zich Schaemde bezien te worden; gelyk Justyn en Klemens niet Schroomen aen te tekenen; hy Schuwt te gemeen te spreeken; hoe de wagenaers in de ruimte Schynen hene te zweeven; van wien gy logenachtigh Stoft gesprooten te zyn; dan Trachte ik niet tot ellendige gebeden te loopen; gelyk eene jonge tochtige koe Vergeet weder te keeren; het zal u misschien Vermaeken, hier aen namaels te gedenken; wanneer de avont Vermaent uit velt en weide te scheiden; die zich Vermat aen Godts zyde te zitten; zy gaf Uit aen dien helt verlooft en getrout te zyn; hy nam Voor naer Grieken en Asië te vertrekken; wiens oude Vreest in het eenenveertigste jaer te treeden; het Wenscht inheer Huigens handen te vallen.

Zomwylen beheerschen deeze Werkwoorden andere in de Eindigende Wyze en Bedryvende betekenisse, maer zoo, dat doorgaens de beheerschte Aenklaeger, tot wien de werking van het Eindigende Werkwoort overgaet, daer voor hene gae; als in, Die den gierigaert Aenporren het zeegevaer te waegen; wat Baet het zoo veele zwaerwightige galeien toe te rusten; geene koude zal my Behinderen de wildernissen te bezetten; men Behoeft dan geen lant te eggen; gy hadt my ook op den zelven uitgang Behooren te noodigen; aen wie Belast was huis en hof te verlaeten; de wint

[pagina 298]
[p. 298]

Belet ze het aes t'huis te brengen; het Beliefde den Vader den akkerbou in te stellen; welke gedachtenis de werelt Beloofde te overleeven; indien men zynen geest Bestond te prangen; gy Besteedt marmer te zaegen; of Jupiter Bestemme die volken onder een te mengen; de avont Beval den herderen hunne schaepen te tellen; dat zy Dorsten denken Maro neffens Homeers zyde te stellen; zy Dwingt ons zeker getal onzer reisgenootenachter te laeten, de koning Eischt hun geheel antwoort te hooren; dat my Gebeure uwen naem uit te breiden; dewyl Korvyn Gebiedt ouden wyn te tappen; het nootlot heeft my Gegeeven de gemeente te versmaeden; Thalye Gewaerdigde zich den toon na te speelen; die altyt Hoopt u eens alleen te vinden; wie Jupiter Inwilligde eene nieuwe stadt te stichten; Thestylis Meende my die af te prachen; wy Onderwinden ons niet treffelyke zaeken te verhaelen; zoo gy u niet ontziet magere gronden te mesten; ik hebbe Opgezet liever in boschen kommer te lyden; Pas de aerde lang te voore te kooken; tot dat de overwinner eenen van beiden Persse den rug te bieden; gelyk men by de stat genoegzaem Rome Plagh te verstaen; het welk de zielen der jongelingen Poogt te verschalken; dat veele gezonde herssens menigte van ongerymde dingen ons Rieden te schuwen; die zich Roemt aller vrouwen dartelheit te overtreffen: dat zy Schikken prys en eere in te leggen; Staek deftige zaeken met lichte wyzen te verkleenen; die Toelegge den eeuwigen lof des braeven Cezars in de starren te zetten; dat Augustus Maroos vaerzen Verbood te verbranden; dat zy Verlangen allen Nederlanderen den vredezang toe te zingen; de deugt verleert het volk tittels te gebruiken; deeze Vermeet zich alle herssens van minne te geneezen;

[pagina 299]
[p. 299]

Vermogt Orfeus den geest zyner gemaelinne te haelen; ik Verstoute my ook by den donker geluit te slaen; ik Verzocht hunne meening te verstaen; verzuim ook niet honden aen te vokken; de Skythen hebben Voor het velt te ruimen; maen en starren mosten zich Wachten de zon uit te daegen; dingen, waer van hy Wanhoopt die sierlyk te kunnen uitbeelden; Waent gy de nachtgeheimenis te beschimpen; Proteus Weet zich in dit hol op te sluiten; een volk, dat wakker den boog Weet te handelen; ik Weigere geenszins u gezelschap te houden; met recht Yze ik het hooft in de lucht te steeken; gy zult deezen met strikken Zien te vangen; hoe menigwerf Zoekt hy zyne sluikery te verbergen; die te zamen Zwoeren den hemel te verdelgen.

Maer, gelyk de Werkwoorden der Eindigende Wyze voor Zelfstandige Naemwoorden van het Onzydige Geslachte gebruikt worden, zoo beheerscht het Bepaelde Werkwoort het Onbepaelde en Eindigende na het vooraengenoomene TE, gelyk eenen vierden Naemval, wiens Geslachtwoort HET in TE verandert is, of by uitlaeting der Voorzetselen Aen, Tot, Om, Met, Van en andere gebruikt wordt.

Dus verklaert men de spreekwyzen, waer in het Beheerschte Eindigende Werkwoort zonder voorgaenden Aenklaeger voorkoomt; als in, Wy Vermeeten ons niet te zitten; aldus Begost de zon te ryzen; de Zuidewint Dreigt te blaezen; die zich Getroosten te sterven; eene jonge tochtige koe Vergeet weder te keeren; alle van betekenisse, als of 'er stond, Wy Vermeeten ons het zitten niet; aldus Begost de zon het ryzen; de Zuidewint Dreigt het blaezen; die zich het sterven

[pagina 300]
[p. 300]

Getroosten; eene jonge tochtige koe Vergeet het wederkeeren.

Eveneens verklaert men ook de spreekwyzen, waer in voor het dus bekleede Eindigende Werkwoort een Beheerschte Aenklaeger henegaet, die in de verklaeringe tot eenen Teeler gemaekt wordt, en van het Eindigende Werkwoort, als van een Zelfstandigh Naemwoort, beheerscht; als in, Gy Besteedt marmer te zaegen; dewyl Korvyn gebiedt ouden wyn te tappen; de deugt verleert tittels te gebruiken; staek Godentael te spreeken; verzuim niet honden aen te vokken; wy onderwinden ons niet zaeken te verhaelen; zoo gy u niet ontziet magere gronden te mesten; aen wie belast was huis en hof te verlaeten; dat is, Gy besteedt het zaegen van marmer; dewyl Korvyn het tappen van ouden wyn gebiedt; de deugt verbiedt het gebruiken van tittelen; staek het spreeken van Godentaele; verzuim het aenvokken van honden niet; wy onderwinden ons het verhaelen van zaeken niet; zoo gy u het mesten van magere gronden niet ontziet; aen wie het verlaeten van huis en hof belast was.

Ondertusschen wordt ook gemeenlyk van de Letterkundigen geoordeelt, dat de uitlaeting der bovengenoemde Voorzetselen, Aen, Tot, Om, Met, en Van, in deeze en diergelyke spreekwyzen plaets hebbe; als in, Het veege offerlam quam menighmael te sneuvelen, dat is, Tot het sneuvelen; de stier koomt neder te storten, dat is, Aen of Tot het nederstorten; de hovenier ontziet zich niet de scheuten, dat is, Om de scheuten, in de aerde te zetten; wanneer wy ophouden zullen te verlangen, dat is, Van het verlangen, naer zoo waert een hooft; hy verheugt zich druiven, dat is, Met druiven, te plukken; daer het

[pagina 301]
[p. 301]

water bezigh is te dobberen, dat is, Met te dobberen.

Andere Werkwoorden, ten deele Bedryvende, ten deele Onzydige, of als Onzydige gehouden, en veelszins by de Werkwoorden, gelyk bastaerthelpwoorden, gebruiklyk, als Kunnen, Moogen voor Vryheit hebben, Willen, Moeten, Durven, Laeten, Helpen, Doen voor Veroirzaeken, met noch eenige andere van Gestaltenisse en Bedryf; als, Blyven, Gaen, Koomen, Loopen, Staen, Heeten, Hooren, Leeren voor Onderwyzen, Vinden, Zien, beheerschen insgelyks de Werkwoorden in de Eindigende Wyze, maer zonder aenneeminge van het woordeken TE; als in, Dat Apollo zelf naeulyks de straelen verbergen Kan; die u hier in koele schaduwe Moogt verquikken; Wou de Nyt Virgilius over de hekel haelen; wat Moet 'er gespilt worden en verlooren gaen; die zinnelooze Durft donder en bliksem nakuischen; uw oprechte man laet het zyne doove ooren hooren; dat zy hem de pynlykheit Helpen verzachten; de Lagische wyn Doet de voeten struikelen; gelyk ook in, Zy Blyft u aen de vingers hangen; waerom Gaen wy hier niet nederzitten; hy Quam slechts dit onbesleepen gezang strooien; wolven Liepen by nacht door groote steden huilen; laet dan het Kapitool vry Staen blinken; Propertius had alle schryvers Heeten ruimen; het geen ik u by maneschyn Hoorde zingen; tot dat myne dwersse fortuin my myn pak Leere draegen; twee jongers Vonden Silenus leggen slaepen; die veele van onze starren nimmer Zagen opgaen.

Maer zommige van deeze en diergelyke voorbeelden (dat hier aen te merken is) zyn van geene

[pagina 302]
[p. 302]

minder of flaeuwer Betekenisse, als de uitdrukkingen medebrengen, het zy beide de Werkwoorden, het Beheerschende en het Beheerschte, als onscheidbaer aen elkander verknocht, van eenen zelven persoone of zaeke gebruikt worden; als in, Gy kunt met bidden iet verwerven; gy moogt deezen nacht by my in het groen rusten; waerom wil ik veinzen, of mynen moet langer inhouden zonder uit te vaeren? wy moeten onze lieve akkers verlaeten; ik zou niet een schaep tegens u durven opzetten; het zy ook van meer; als in, Achilles liet my vry te rugge naer myn hof gaen; bedrieglyke vrienden bezwyken om het juk te helpen draegen; gy doet my myne droefheit vernieuwen; men heette ons op eenen sprong verhuizen; wy hoorden de joffers luidruchtigh zingen; Dafnis leerde tigers voor den wagen spannen; wy vonden den stier in de weiden dwaelen; ik zelf zagh Pyrrhus woeden en moorden.

Wanneer Bepaelde Werkwoorden, die, als Onpersoonlyke, met het Onzydige Geslachtwoort Het bekleedt zyn, de Beheerschende zyn, worden de Beheerschte Eindigende met of zonder hunnen voorgaenden Aenklaeger door het Voegwoort Dat ook bequaemelyk verklaert; het geen dan met zyne Persoonlyke Voornaemwoorden de Aentoonende Wyze vordert; als in, Het lust my met eenen boge pylen te schieten; het beliefde den Vader niet, den akkerbou lichter in te stellen; het zy u lust met eene schelle keele te zingen; wat baet het zoo veele galeien toe te rusten? nadat het den Goden beliefde het ryk van Asië uit te rooien; waer voor dus gezegt wordt, Het lust my, dat ik met eenen booge pylen schiete; het beliefde den Vader niet, dat hy den akkerbou lichter

[pagina 303]
[p. 303]

instelde; het zy u lust, dat gy met eene schelle keele zingt; wat baet het, dat men zoo veele galeien toerust? nadat den Goden beliefde, dat zy het ryk van Asië uitrooiden.

Dus verklaert men ook eenige Spreekwyzen, waer in het Beheerschende Werkwoort een Smeekend of ook een Gebiedend Werkwoort is; terwyl het Eindigende Beheerschte Werkwoort, dat gebeeden of ook gebooden wordt, tot voorwerpen, die buiten ons zyn, overgaet; als in, Gun ons de gerampeneerde vloot op strant te haelen; pas het zwaerlyvige en getemde paert met vette rogge te voederen; pas vee te winnen en aen te teelen; waer voor anders gezegt wordt, Gun ons, dat wy de gerampeneerde vloot op strant haelen; pas, dat gy het zwaerlyvige en getemde paert met vette rogge voedert; pas, dat gy vee wint en aenteelt. Hoewel hier het Voegwoort Dat, het Latynsche Ut beantwoordende met een Werkwoort der Aenvoegende Wyze in Overeenkomste staet; als blykt, om dat Vondels Virgilius ook zegt, Pas, dat uw vee jaerlyks aenteele.

De Spreekwyzen, waer in de Beheerschte Eindigende Werkwoorden van Benoeminge, Gestaltenisse, of Zelfstandigheit zyn, worden ook gevoeglyk door Dat verklaert en uitgebreidt; als in, Het welk gy u inbeeldt dicht hier by te leggen; zy gaf uit aen dien helt verlooft en getrout te zyn; naerdien men zeit hier de deur des onderaerdschen konings te weezen; ik wensche eer door eene ydele vrees bedroogen te weezen; wanneer de schelm zich veinst bloode te zyn; ik schoone maegt wensche der tigeren spyze te worden; ik zal geroemt worden de eerste te weezen. Waer voor anders

[pagina 304]
[p. 304]

gezegt wordt, Dat hier dicht by legt; dat zy verlooft en getrout was; dat hier de deur is; dat ik bedroogen ben; dat hy bloode is; dat ik der tigeren spyze worde; dat ik de eerste ben.

Andere zyn wederom, hoewel in den eersten opslagh ryke en overvloeiende spreekwyzen, van eene eenvouwiger betekenisse; als in, Gy moogt wel Gaen even de runders aen; het gedierte doolde hier en daer; het verveelt lang op de ydelheden te kyken. Waer by men voegen magh, waer het Willen levenen redenlooze dingen wordt toegeschreeven; als in, Hier Wil het koren, daer de druif liever wassen; wyngert Wil gaerne ingeleit zyn; in de plaetse van; Hier wast het koren, daer de druif liever; wyngert is gaerne ingeleit.

Wanneer eindelyk in deeze Beheerschinge Blyven het Beheerschende Werkwoort is, geeft de Spreekwyze, daer uit gevormt, eene duurzaemheit van bedryf of lyden te kennen; en meest, wanneer de Beheerschte Eindigende Werkwoorden twee zyn, welker een de lichaems gestalte uitdrukt; als in, Hoe het vier aen het lemmet hangen Bleef; eenen zwarm, die aen eenen boom dicht by een Blyft hangen; een jongeling, die spade in den nacht Bleef zitten speelen; de dienaers Bleeven leggen slaepen.

4. De Deelwoorden van eene Bedryvende Betekenisse en Tegenwoordigen Tyt volgen ook naer hunnen aert deeze Beheersching, en beheerschen een

[pagina 305]
[p. 305]

Eindigend Werkwoort, met of zonder voorgaenden vierden Naemval, en met of zonder het woordeken TE, in de bovengemelde betekenisse opgenoomen; als in, Ziende door geen bedrogh te ontslippen; groothartiger zoekende te sterven; behinderende dien arbeit te volstippen; zoekende zyne bedrukte liefde te sussen; het menschelyk geslacht, alles durvende bestaen; de koopman, geenen kommer kunnende lyden; de waerzeggerin, haere profesy niet kunnende uitbrengen; willende der groote Goden maght schenden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken