Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geheimtalen (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geheimtalen
Afbeelding van De geheimtalenToon afbeelding van titelpagina van De geheimtalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (33.98 MB)

Scans (49.69 MB)

XML (4.38 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon
taalkunde/sociolinguistiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geheimtalen

(2002)–J.G.M. Moormann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bron 49. Losche Nekôdesch (1921)

De Geheimtalen i, hoofdstuk ii: iii, ‘Jargon als geheimtaal’; Moormann, ‘Losche Nekôdesch’, Tijdschrift voor Taal en Letteren, jrg. x, p. 26-42; p. 68-87.

 

Onderstaande woordenlijst werd in 1921 door mij opgetekend uit de mond van een paardenhandelaar, de heer J., uit Houthem-St. Gerlach. Deze koopman is christen en bezocht de markten in het noorden: Leiden, Rotterdam, Utrecht, Leeuwarden, Zwolle, Gorinchem; maar ook in het zuiden: Sittard, Beek, Gulpen en Maastricht.

achelen, eten, vreten; ook ouchelen
een sos, dat dajène achelt, is een harbe ‘een paard dat veel vreet, is duur’
acher, ander
achere medine ‘andere streek’
achiele, zie achele
askene, handel, handelen
askene in kippe ‘samen handelen’; door zijn askene maakt hij mijn askene machol ‘door zijn handel maakt hij mijn handel kapot’; de askene is peiger ‘de handel is dood’
ausene, doen, verkopen; niets te maken hebben met
bajes, gevangenis
nafke bajes ‘verdacht huis’
baljeroone, Joods
baljosero, Jood; zie jid
balsassor, makelaar
beboele, ruzie
bedabberen, bedibberen, spreken
beheime, koe, vrouw
beheimesoucher ‘koeienkoopman’
beismechootse zoof, rijksdaalder
bekane, de bekende, de bewuste; hier roojen sos bekane ‘daar is het bewuste paard’; bou bekane ‘blijf hier’
[pagina 581]
[p. 581]
beseibele, bedriegen; meer gebruikt wordt oetsen
besjolleme, betalen
betoech, rijk
hij is dik betoech
bewieren, verdienen (zie mewiechmen)
bolleboos, de baas
bouwen, kopen, krijgen
de cherote bouwen ‘berouw krijgen over een bod’; die gooi het makkes gebouwd ‘die man heeft verlies geleden’, lett. ‘klappen gekregen’
bozer, vlees
de sos hat lau bozer ‘het paard is mager’
brooches, geluk
brijentis, gebruikt als bnw. bij smoezen; een ‘kletsmajoor’ is een smoezer brijentis
 
chattesjemône (bnw.), protestant
chaule, gebreken in 't algemeen
een sos met chaule is lau sjouve ‘een paard met gebreken is weinig waard’
cornaar, kortademig
 
dobberen, dibberen, spreken; zie bedabberen, dat meer gebruikt wordt
dajène, bijw. met de bet. ‘veel te’ in de staande uitdrukking jakkres dajène ‘veel te duur’
dallesman, iemand die niets bezit
dibberen, zie dabberen
 
ebbes, iets (zie ibbes)
laat ik maar een borrel drinken, dan heb ik tenminste ebbes geaussemt
eigel, kalf
emmes, waar; ook immes
tores immes, zuiver waar
erl, kerel
die erl oets je ‘die kerel bedriegt je’
ette, vader
 
fiege, een klein beetje
nosse ne fiege de bij ‘geef er nog iets bij’
gaas, geit
galg, galk, priester
gammel, beroerd
gammer, ezel
gammerans, ezel, ezelskop
gannef, dief
ganneve, stelen
gazzer, big; ook in de uitdrukking hij is gazzer sjikker ‘hij is erg dronken’
geilik, deel
ik neem er geilik an; ik asken in kippe, jij bent m'n kippegapper ‘wij handelen samen’
geilike, 1 samen kopen en de winst delen; 2 't verschil delen bij een koop
gerote, zie bouwen
gezèresjboel, varkensstal, vuile boel
gigger, kreupel
gillefen, ruilen
goje, vrouw
golve, melk
gooi, man
 
hakkel, kar
halgen, lopen
harbe (znw.), een paard dat veel eet
die sos is een harbe
harber, meer
 
ibbes, zie ebbes
immes, zie emmes
 
jakkres, duur
die pore is jakkres dajène ‘die koe is veel te duur’
jatte, 1 handen; 2 poten
hou je jatte devan; die sos heeft tove jatte
jid, Jood (zie baljosero)
joedje, dubbeltje
joedsoof, tien gulden
jofel, mooi
jouker, duur
 
kafejtje, kwartje
kaffer, boer
[pagina 582]
[p. 582]
kaflajim, 20 francs
kapore, dood
karspringer, paard dat bij 't uitspannen met een sprong tussen de bomen uit springt
katsof, slager van onrein vlees
keilef, slecht paard
wat keilef heeft die gooi gekienjelt
keilefe: zich -, achteruitgaan, wat de gezondheid betreft
die gooi heeft zich gekeileft ‘die man is achteruitgegaan’ de sos heeft zich gekeileft ‘het paard is, door te lang in de stal te staan, achteruitgegaan’
kienjele, kopen
kimmel, drie
kippe, samen
in kippe askene ‘deel hebben in de handel’
kippegapper, persoon waarmee ik in kippe handel
kitseler, iemand die clandestien slacht
klajims, de poten
koosjer, ritueel rein
koten, klein
die haggel is te koten ‘die kar is te klein’
krats, kleinigheid
 
langeifets, persoon; persoon waarvoor je moet oppassen
lau, niet, weinig, geen
laudalle, paard dat niet trekken wil
laulône, uitdrukking van 't hoogste misnoegen
lauman, paard dat niet trekken wil
lauroojer, blind paard
loschenekôdesch, de paardenhandel
 
machol, in de war; stinkend
die gooi smoest je de handel machol
makajem, slaag
makajemer, een paard dat slaat
makets, kortademig, dempig; chaule wordt hier meer gebruikt
makke, verlies, gebrek (zie miekkes)
die gooi heeft makkes (miekkes) gebout ‘die man heeft verlies geleden’; 't sos heeft een makke aan z'n jat
malocheme, werken; zie sappere, dat meer gebruikt wordt
mamzer benenide, lamzak; kerel, waar niet mee te handelen valt
marre, zie marresjouve
marresjouve, nooit, met sint-juttemis; bij afkorting in de marre ‘nooit’
marschief, dezelfde bet. als marresjouve
matter, minder
geen poosjer matter
mazik, gevaarlijk
die sos is mazik, hou de jatte devan ‘dat paard is gevaarlijk, kom er niet aan’
mazzematte, koop, handel
een metsië is een tove mazzematte ‘een koopje is een goede handel’
medine, streek
metsië, koopje
metzger, slager
mewiechmen, verdienen
mewieren, soms bewieren, verdienen
mezommen, geld
miekkes, zie makke
mies, lelijk
mies sares ‘lelijk haar’
mieskelen, wegen
een pore, die lau mieskelt, tippelt tegen ‘een koe die weinig weegt, valt tegen’
misjpooche, familie; zonder minachtende bet.
misnikkel, beroerde kerel
missemeschine, grove verwensing
num dich 'ne missemesjine ‘val dood; krijg de pest’
moos, geld
more, bang (zie pages)
 
nafke, lichtekooi
nafke bajis ‘verdacht huis’
narre, jong weidepaard (zelden gebruikt)
[pagina 583]
[p. 583]
natuur: de sos heeft geen -, 't paard ziet er slecht uit
nefes, in dezelfde bet. als natuur; komt minder voor
nekeive, merrie
neweile, persoon waar niet mee te handelen is; meer wordt gebruikt mamzer benenide
newiert, winst
tof newiert ‘goede winst’
nossen, geven
 
oetsen, bedriegen
sjtieke, die erl oets je ‘hou je mond, die kerel bedriegt je’
onkant, een koe die niet met alle vier spenen melk geeft, is onkant
ouchelen, zie achelen
overhoef verdikking boven de hoef
 
pages, bang (zie more)
pak, veel
die koe is een pak te jouker
parkop, beroerling
pattesj, drachtig
pei, bek, stel tanden; zie snajem, dat meer gebruikt wordt
peiger, kapot
de askene is peiger ‘de handel is kapot’
peigeren, doodgaan, in de verwensing
mag ik peigeren auf der stelle, 't is tores emmes ‘ik mag doodvallen als 't niet waar is’
pit, klophengst
pleitegänger, paard dat gauw op hol slaat
ponem, het voorkomen van een paard
de sos heeft een mooi ponem
poosjer, poosjet, cent
ik nossene geen poosjer harber ‘ik geef absoluut niets meer’
pore, koe; zonder verschil van bet. gebruikt met beheime
poter, kwijt, weg
ik ben m'n mezommen poter ‘ik ben m'n geld kwijt’
pritsje, franc
 
rat, rijksdaalder (zie beismechootse)
raufe, paardendokter
rebbe, stier; zie var, dat meer gebruikt wordt
reiber, goede winst
reklajim, de poten van een paard; het enk. regel is onbekend
roojen, kijken, zien
de toffiele kaffer roojent een makke an 't sos en bedibbert de gooi ‘de slimme kerel ziet een gebrek aan 't paard en maakt er de man op attent’
rosj, kop
 
sappere, werken
sarfes, franc
saris, haar
mies saris
sasseres, makelaarsgeld
savver, nek, hals
serachele, stinkend
serrore, heer
siovenen, bieden
wat je siovent moet je besjollemen ‘wat je biedt, moet je betalen’
sjaskentje, borrel
sjaute, gek
sjeffene, gevangenzitten (vgl. strek toves en strekkes)
sjeighes, jongen, zoon
sjikker, dronken
sjikkernikkel, zuiplap
sjikse, meisje, dochter
sjlamiel (bnw.), slecht (zie zeibel)
een sjlamiel sos ‘een slecht paard’
sjocheler, koopman
sjoek, mark; markt
sjoeke, kosten
wat sjoek die beheime ‘wat kost die koe?’
sjoele, synagoge
[pagina 584]
[p. 584]
sjoem, vet
gazzer sjoem ‘erg vet’
sjofel, lelijk
een sjofel sos
sjole, vragen
wat sjolen je die beheime ‘wat vraag je voor die koe?’
sjolf, man; zonder minachtende bijbetekenis
sjone, jaar
een sos van beis sjone ‘een tweejarig paard’
sjor, os; ook wel ‘stier’
sjorem, leugen, leugenaar
sjorre, waar; ook ‘paarden’:
tove en zeibel sjorre ‘mooie en slechte paarden’
sjouve, waard
die sos is lau sjouve ‘dat paard is niet veel waard’
sjtieke, hou je mond
smalachtig, slecht
een smalachtige pei ‘een slechte bek’
smoezen, spreken, kletsen (zie brijentis)
snajem, gebit
somes, de botten
sos, paard
soucher, koopman
strek toves, gevangenzitten
strekkes, tegen je zin verblijven
hij strekt; hij is bajes strekkes
 
tinf, slecht, uitschot
tippel, vallende ziekte
tippelen, lopen
dat tippelt tegen ‘dat valt tegen’; de mazematte tippelt me lau an ‘de handel bevalt me niet’
tochus, vulva
de tochus van die pore is lau ‘die koe kan niet drachtig worden’
tof, tove, goed, goede
tofel, oud
toffelemoon, rooms; geneigd tot vallen (van vee)
toffiel, slim, mooi
die sos is toffiel
torres, tores, zie emmes
toves, zie strek toves
tuffele, tiffele, kerk
 
var, stier
vergokken, verliezen
verhippelen, verliezen
verjievrig, weg, op hol; van een paard dat een ziekte heeft, wordt gezegd 't sos is verjievrig
verkienjele, verkopen
viechert, niets
 
zeibel, slecht
een zeibel sos ‘een slecht paard’
zoof, gulden

Getallen

1-10: olf, beis, gimmel, dalet, hei, woof, zoojen, gis, tis, joed; 10-20: joedolf, joedbeis, joedgimmel, joeddalet, tis woof (verder regelmatig). Tientallen: kaf, lammet, mem, noen, sisjem, sjerven, sjmolem, tisjem; mei ‘100’; eelf ‘1000’; goozer ‘½’ cafetje ‘¼’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken