Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Het Park Wij kwamen uit het duister van de tuin Voorbij de vijver en de leeuwfontein. Zij was zo moe en lief dat ik haar wilde dragen Langs kamperfoelie en langs rozenhagen. Bij de lantaren, voor de stenen bank, Hielden wij stil en zwegen lang. Wat heel de avond donker was gebleven Werd in dit heldere licht opnieuw gegeven En anders: in het eerlijke gezicht Lagen de ogen nu verzadigd dicht En om de mond, de zelfbewuste, zachte, Sliepen haar lichtste veiligste gedachten. Haar handen rustten dromend in haar schoot Waarover zorgeloos haar adem vloot, En heel 't gezicht, waarover bladerschaduw speelde, Glimlachte zacht alsof mijn vingers het nog streelden. Vorige Volgende