Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Het Jaar Ik heb mijn hart niet te verliezen Aan één maand of aan één seizoen, Ik kan niet zo tevreden kiezen, Zo zeker als de kindren doen. De eerste leeuwrik in het voorjaar Die met de dag op vleugels stijgt, Is niet zo zelfvergeten hoorbaar Dat 't lied van herfst of zomer zwijgt. En als de winter op de daken Zijn sneeuw schudt en het grijze ijs De zachte wateren doet kraken, Terwijl de morgen kleumrig rijst; Dan is het toch dezelfde einder Die huis en hart besloten houdt; De wereld wordt niet werklijk kleiner Als de avond zich in nevels vouwt. Ik houd van zon en wind en regen, Van sneeuw die op de drempel stuift, Van bloemen langs de stille wegen En van de zee die eeuwig ruist. [pagina 60] [p. 60] In deze landstreek wil ik wonen Het ganse, lieve, lange jaar, Zo één met hemel, zee en bomen Als met mijn eigen wimperpaar. Vorige Volgende