Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] De Bomen De groene zomerbomen hebben schoon gelijk: Zij staan een leven lang achter een breed wit huis Of aan een kalme gracht, met wortels in het slijk, En geven aan de wind hun harten als geruis. Zij laten vogels schuilen in hun dichtste blad En soms, met moeite, dringt een kleine jongen door Diep in hun ziel als in een hemel van gehoor. De wereld klinkt alsof hij haar vergeten had. En alles ruikt alsof de reuk pas werd ontdekt. Hij denkt in geuren en hij spreekt zich ruikend uit Over het kleine, overal herhaald geluid, De bloesem die zijn blanke arm van geuren strekt. Soms brengt de late dag een stilte als van de slaap, En eenzaam, moe, nadenkend als het avondlicht, Heeft elke boom de zelfvergetelheid verricht Waartoe geen mens, zelfs in de diepste slaap, geraakt. Vorige Volgende