Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] Uit Vriendschap voor een boom [pagina 65] [p. 65] De Boom en het Bos Het bos is als de mensheid, te voltallig, Een zaal met vreemdelingen, een vreemdtalig volk, Dat om ons lacht in bondgenootschap met de wind, Een duldzaam ras, verslaafd aan de seizoenen, Dat in de grond graaft slechts op zoek naar water, En in de lucht boort zonder te ontstijgen, Dat al het donker van de avond tot zich trekt, Met vogels, moegevlogen vlinders, eerste sterren, Wel schoon, maar gelijkluidend aan de zee, Een hinderlaag voor kinderen en bliksems. Maar ik voel vriendschap voor een enkele boom, Die op mij wacht wanneer ik 's avonds thuiskom, Die ik begroet en die mijn groet beantwoordt, Een hoge vindplaats van de wind, een long vol licht, Een grote hand die uit de domme grond steekt, Een open brein vol dromen en gedachten. Het troost mij dat hij mij zal overleven En dat mijn denken verdergaat in weer en wind. Want voor het zonlicht maakt het geen verschil: Zo tijdeloos als nu is het ook na mijn dood. Vorige Volgende