Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Toenadering De schoonheid van een vrouw, wanneer wij haar niet kennen. 't Vermoeden wat zij zijn kan, de lectuur van handen, ogen en gezicht. Haar voeten dragen schoenen, tot mijn spijt, want tenen, Wreef, hiel en zolen zijn aandoenlijker dan tranen, Beschamender dan vingernagels die te kort zijn of te breed. 't Is goed dat vrouwen kleren dragen: 't zou te koud zijn, Maar ook te triest haar naaktheid dadelijk te overzien. Ik houd niet van een lichaam dat geen fouten heeft te bieden. Voor mij zijn kleine, grote borsten beter dan volmaakte. Make-up heeft zin door wat er onder ligt begraven En bloot komt na een kus, een nacht van liefde of van slaap: De eigen lippen onder lippenrood als van een dode, De bleke wangen met hun vlekken van vergelding, Een reddend puistje op een verder smetteloze kin. Vorige Volgende