Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Buitenwijk Alleen hun vrouwen heeft hij lief, Hun zachte wild dat rijk ligt te herkauwen. De vingers dragen rose tot een punt gevulde klauwen En ook de nagels van de tenen zijn beschilderd: Volmaaktheid die paradoxaal verwildert. Zij leven ver van de kantoren in de stad In witte villa's als diep in het land gestrande schepen, Met eigen auto's, onder welopgevoed geboomte. De tuinman speelt voor kinderjuffrouw in het gras: Een snoeischaar en een kapmes voor de wilde takken, Een waterslang voor dorstige gewassen. Dan is het avond en de zon schiet nog slechts zwakke pijlen. De mannen staan als varkens in de douchecel En zingen uit industriële borst. De vrouwen geuren nu opnieuw, met lange bruinverbrande halzen, De borst wat dor, maar onuitsprekelijk aandoenlijk. Zij schenken wijn of water in geslepen glazen. Zij eten soep, met zakelijke tussenpozen. En staren naar de tuin met de ontbladerende rozen. Een sieraad glinstert aan een vinger en de oren. Het leven is van top tot teen gewassen. [pagina 89] [p. 89] Alleen de schemering is ronduit zalig: Het zitten op 't terras, het ijle dromen, Al niet te onderscheiden van het wankelen der bomen, De lichte wind in het nog ongemaaide, snel tot stand gekomen gras. Het zingen van de vogels is verstild tot treuren. De muggen dansen nog te hoog voor ongemak. Zij schijnen zo verwend, maar zijn zo landelijk eenvoudig, Zo lijdzaam in de wind over haar naakte schouders, Zo zwijgzaam en dichtbij de sterren in een regenplas. Is het de tuin die droomt of is 't haar eigen hart? De duisternis smelt alles dicht, alleen de hoge lucht blijft open. Het is zo stil dat men een dode door het gras kan horen lopen. Vanwaar die vreemde fantasieën in een landelijke droom? 't Verwoede denken aan wat onbestaanbaar is: Bijvoorbeeld de tuberculose van een boom? Dan zegt een stem: Het wordt nu toch te fris... Vorige Volgende