Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] Verlangen om te vliegen De zomer zou nutteloos zijn zonder de jonge vrouw Op de bank in het plantsoen tegenover mijn raam. Zij luistert naar de wind en ziet het zonlicht gaan. Zij zit op de leuning, haar voeten rusten op de bank, Omdat zij los wil zijn van de grond, ook al kan zij niet vliegen. Zij rookt en de rook uit haar mond helpt haar te zweven. Zo droomt zij beter dat zij een vogel aan het worden is En voelt zij minder het gemis van grote vleugels Die haar in de bomen zouden tillen, tussen duiven en mussen Of boven de huizen, in de oceaan van de lucht. Uit liefde voor het leven zou zij willen sterven, Van louter vreugde stroomt zij vol met droefenis. Het menselijke is haar te beperkt en te tijdelijk, Zij benijdt het andere waarvan zij gescheiden is. Zo zit zij, al bijna een vogel, al bijna de wind, Verstard maar toch zwevend, zwaar hoewel licht. De wind neemt de rook van haar sprakeloze lippen. Vorige Volgende