Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] Herfst Een vrouw speelt met haar kind, het najaar is om hen heen. De lucht schijnt door de kruinen van de bomen. Het zonlicht dwaalt en raakt de aarde nauwelijks aan. Een klok luidt, vogels beschrijven hartstochtelijke kringen. Het leven is een spel, een bezigheid voor flinke vingers. Een vreemde glimlacht tegen mij, een duif strijkt neer Vlakbij mijn voet en pikt een blad uit het doordrenkte gras. Ik kijk diep in de ogen van 't heelal, ik kan mijn hand In sterren dopen en mijn voet in wolken zetten. De duif vliegt op, een veer valt in het gras. Ik buk mij en mijn vingers worden nat van dauw. Vorige Volgende