Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 131] [p. 131] Insectenplaag De zomernacht werpt kleine vliegjes op mijn tafel, Ontzinde kinderen van ongedierte, minuscule draken Met gazen vleugeltjes en pootjes dunner dan een haar. Twee voelsprieten, twee tennisrackets van fluweel, Vangen de kleine ballen van het licht, zeven de leegte Vol korrels van een leven dat voor mij ontastbaar is. Soms staan zij stil en bidden met de achterpoten. Hun god moet wel een vlieg zijn of een wesp Met bliksems in zijn angel, honing in zijn keel. Zij springen achteruit alsof zij tot hun oorsprong stoten. Of zijn het oefeningen om te leren vliegen, Een weg te vinden die vooruit voert en omhoog? Of moeten zij het lange smalle onderlijf verliezen Voordat zij vogels worden, stijgend op hun vliezen, Zoekend naar licht met een microscopisch oog? Vorige Volgende