Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wintersport (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wintersport
Afbeelding van WintersportToon afbeelding van titelpagina van Wintersport

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.30 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sport


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wintersport

(1893)–Pim Mulier–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Over schoonrijden.

Er zijn menschen, die, wanneer men ze vraagt: Is u een liefhebber van schaatsenrijden? in den regel half lachend antwoorden: ‘Nu ja, ik kan zoo'n beetje meekomen, maar 'n held ben ik er niet in.’ Ik zie zoo iemand dan in gedachten al sukkelen. Het is een soort van wandelen, zonder eenig krachtvertoon of elegantie. Een goeden rijder moet men het in 't geheel niet kunnen aanzien, dat hij kracht gebruikt en toch moet elke streek en de geheele indruk van het rijden iets flinks hebben. De houding van het hoofd, den romp en de armen zijn hoofdzaak, want al is de slag nog zoo goed, men zal zich geen prijs zien toekennen, wanneer de houding verwaarloosd wordt. Rijdt dus niet als een geknakte lelie, met somberen blik en melancholiek om u heen zwengelende armen, de baan af. Evenmin zult ge 't alziend oog van den keurmeester kunnen bekooren door met een stroef gezicht, nauwsluitende jas met lange panden, hermetisch tegen de zijden van het lichaam gedrukte armen en een ‘ik en weet niet wat’ van een pas geëngageerden middernachtszendeling in uw geheele wezen, de baan af te zwieren. Hoe onberispelijk uw streek ook zij, hoe recht zelfs de knieën, ge zult het gewonnen blikje niet aan een uitgelaten familiekring kunnen toonen, doch, indien ge het er nu integendeel op gezet hebt, om onder een

[pagina 37]
[p. 37]

voorzittersrede en de tonen van een verkleumd orchest het meergenoemde blikje door uw ondergoed te voelen steken door de zenuwachtige hand van den een of anderen groot-waardigheidsbekleeder, let dan op het volgende:

Houding. A. De houding moet zijn recht en ongedwongen, met de armen rustig.
Het rijdende been vorme met het lichaam en het hoofd eene rechte lijn; kniebuiging (om meer vaart te krijgen) en lendenbeweging (om schijnbaar meer over te hellen) is onbevallig.
Het vrije been moet na den afzet vlug en sierlijk worden bijgehaald, en mag niet vóór het rijdende been uitgebracht worden, dan nadat de streek bijna uitgereden is.
Afzetten. B. Het afzetten moet geschieden door het volle gewicht van het lichaam aanstonds op het rijdende been over te brengen; al te krachtig afzetten met het vrije been is onbevallig.
Reeds bij den eersten streek neme de rijder één gelijkmatigen slag in acht, daarbij rekening houdende met den wind en de meer of mindere gladheid en hardheid der baan.
Beginnen in korte streken ten einde vaart te krijgen is absoluut verboden.
Het overleggen. C. Het lichaam moet beurtelings naar rechts en links, evenveel overhellen, door op de buitensnee van het ijzer te rijden; tegen het einde van de streek op het achterste deel der schaats steunende, zoodat het geleidelijk meer rechtop komt tegen het begin van de volgende streek, waardoor die eigenaardige, als 't ware zwevende beweging ontstaat, die bovenal verlangd wordt.
De streek. D. De rijder moet in de streken steeds een zuiver tempo in acht nemen, zoodat deze beurtelings evenlang duren.
Het tempo mag bij de allengs toenemende vaart langzamer worden, zoodat de streken dan verlengen, maar dit moet geleidelijk geschieden, zonder blijkbare inspanning.
De rijder geve den indruk van op zijn gemak te rijden; blijkbaar groote inspanning van kracht is in strijd met de vereischte sierlijkheid van beweging.
In geen geval mag de schaats van het vrije been het ijs raken, voordat de streek is uitgereden.
De lengte van de streek wordt bepaald door het regelmatig en meer of minder ver overbrengen van de zwaarte van het lichaam, in verband met den wind en den aard der baan.
Totaal indruk. E.
Art. 9. Voor elk dezer onderdeelen van beoordeeling kennen de keurmeesters punten toe, te weten:
0. Slecht. 1. Matig. 2. Goed. 3. Zeer goed. 4. Uitstekend.
Voor elken mededinger worden de punten van elken rit opgeteld.

Het Reglement, hetwelk de Ned. Schaatsenrijdersbond

[pagina 38]
[p. 38]

toepast en waaraan de groote ijsclubs in ons land zich gewoonlijk houden, luidt als volgt:

Algemeen reglement op het schoonrijden, uitgegeven door den Nederlandschen schaatsenrijdersbond.

Art. 1. De mededingers worden door opvolgende nummers aangeduid, en moeten deze gedurende den ganschen wedstrijd zichtbaar dragen.
Art. 2. Voor den aanvang van elken rit wordt een signaal geblazen, waarop alle betrokken mededingers binnen vijf minuten moeten aanwezig zijn aan het hoofd der baan.
Wie bij het afroepen van zijn nummer afwezig is, wordt van verdere deelneming uitgesloten, tenzij het Bestuur oordeelt dat er termen zijn hem toch nog te doen mededingen.
Gedurende een rit mag geen der mededingers in de baan zijn of gaan, alvorens te zijn afgeroepen.
Art. 3. Het aantal mededingers dat tegelijkertijd zich in de baan zal mogen bevinden, en de wijze van rijden wordt overgelaten aan het Bestuur.
Het is niet geoorloofd een voorgaanden mededinger in de baan voorbij te rijden.
Art. 4. Het aantal punten beslist, na iederen rit, wie der mededingers tot den verderen wedstrijd worden toegelaten; hunne nummers worden bekend gemaakt.
Art. 5. De keurmeesters bepalen, in verband met het aantal mededingers, hoeveel ritten zullen word en gedaan, alvorens over te gaan tot de prijsritten.
Art. 6. Indien bij een der voorafgaande ritten aan twee mededingers evenveel punten zijn toegekend, beslist het over-rijden of, naar keuze van het Bestuur, het lot.
Art. 7. Bij wedstrijden is het wenschelijk, dat de namen der juryleden worden bekend gemaakt en zij gedeeltelijk gekozen worden uit zustervereenigingen.

Wat het rijden met dames (of in paren) betreft, zoo geschiedt dit meestal met gekruiste armen; ook wel hand in hand of met opleggen, of aan de stok. De beoordeeling van een paar, men vergete dit niet, geschiedt niet naar de individueele verdiensten van den heer en de dame afzonderlijk, doch van het paar als geheel. Hieruit volgt echter dat alle onderdeelen wel degelijk tot den algemeenen indruk bijdragen. Mijn eigen ondervinding van het rijden in paren is, dat men veel meer kans van winnen heeft met een dame wier qualiteiten als rijdster x + 20 waard

[pagina 39]
[p. 39]

zijn en waarmee men een 3-tal dagen geoefend heeft, dan met iemand, die uitstekend rijdt en op een personeele wedstrijd misschien x + 35 punten zou krijgen, doch waarmede men verschilt in slaglengte, wijze van afzetten, houding en buitenwaartsche richting van den streek.

Bij het oefenen met eene dame, rijdt men aan de linkerzijde. Wanneer men nu de armen kruist, zorge men, dat de linker arm (even boven de elleboog) der dame ruste op uw rechter arm. Men heeft daarbij (naar mijn bescheiden persoonlijke meening) het voordeel, dat de rijdster, wanneer zij naar hare zijde (op de rechter schaats) een streek doet, min of meer hangt aan een vrij hoog gelegen steunpunt, n.l. de linker hand van den rijder, deze kan haar daardoor dan ook zonder veel inspanning, sterk steunen. Bij het doen van elken slag kan men door beiden flink de schaats naar buiten te draaien nog een soort eindzwaai aan den slag geven, die door zoo goed als geen inspanning wordt gekregen. Men zorge er echter voor daarbij steeds de armen goed gestrekt te houden, dit is een behoud voor de éénheid van de beweging. De eindzwaai voornoemd, moet met den geheelen slag één geheel vormen.

Bij de meeste schoonrijderijen brengt men den voet, die afgezet heeft met een klein boogje in de binnenholte van den anderen. Wat mij persoonlijk betreft, zoo vind ik dit voor eene schoonrijderij uitstekend, daar het den gang er in houdt en der balans zeer behulpzaam is, doch het liefst zie ik iemand de voet schuin tegen den hiel bijtrekken, het is niet zoo balletdanseres-achtig, het staat fatsoenlijker en men heeft niet zoo het air van iemand, die het nu eens heel mooi wil doen. De andere methode is echter bijna algemeen aangenomen. Brengt men echter den voet naar voren, dan overdrijve men het niet, daar men anders spoedig vervalt in het blokzijlen der schippers en metselaars.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken