Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën II (1880)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën II
Afbeelding van Ideën IIToon afbeelding van titelpagina van Ideën II

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.99 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (1.04 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën II

(1880)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

449.

Helaas!

Ik ben erg bedroefd, mevrouw! Ik heb, sedert ik den brief schreef dien ge zoo-even gelezen hebt, uwe Memorie van Verdediging ingezien...

Och, waarom schreeft gyzelf die niet met uw hart, in plaats van ze te laten ‘maken’ door 'n rechtsgeleerde die geen moeder is! Hy zegt dat ge niet onecht zyt bevallen - hoe weet hy dat? - endus niet van ‘slecht levensgedrag.’ Ach, mevrouw, nu ge dus ‘braaf’ zyt, voel ik met verdriet hoe wyd de klove is tusschen u en my. En ook zit ge niet in de gevangenis, naar ik verneem, maar 'n ander zit daar in uwe plaats. En dat kindjen in den vreemde heeft een n voor 'n d in den naam. En, zegt uw advokaat, er zyn rechtsfouten begaan in de dagvaarding... er is schending van wet en recht in den u gestelden termyn van verdediging...

Ik wil 't wel gelooven, mevrouw. Uw advokaat zal wel de waarheid zeggen, zoo-als advokaten wel-eens doen. O, ik geloof

[pagina 24]
[p. 24]

het zoo gaarne dat gy ‘braaf’ zyt, mevrouw, en ik verzoek u myn brief aan onbraafheid gericht, te beschouwen als niet geschreven... maar 't spyt my zoo innig dat de braafheid u thans belet een voorbeeld te geven, hoe veel milder, goediger, ryker, de lieve natuur is, dan uitgevonden opgedrongen zeden!

Misschien zelfs voelt ge u thans zoo braaf, dat myn groet u niet welgevallig is. Misschien stuit het u, dat ik 'n oogenblik u hield voor diep genoeg gebogen om de hand te kunnen vatten van de vele ‘slechten’ die steun behoeven, en te laag vielen om die met vertrouwen uittestrekken naar 't hooge voetstuk waarop ge thans plaats neemt...

Vergeef het my, mevrouw. Ik bedoelde geen kwaad. Ik dacht, ik meende...

Och, het spyt me zoo. Komt het uzelf niet jammer voor, dat ge u niets te verwyten hebt? Is uw deugd u niet tot last, by 't bedenken welken lieven zegepraal ge 't hart zoudt verschaft hebben over vooroordeel? Berouwt het u niet; rechtsgeleerde finesses en geleerde exceptien te moeten aanvoeren, waar ge, met minder bravigheid, 'n edelen stryd hadt kunnen stryden voor uw tweesoortig kroost?

Is 't geen teleurstelling u te moeten bezig-houden met spitsvondige bewysvoering over onschuld, waar ge, met wat schuld, u had kunnen verheffen tot eerbiedwaardig martelaarschap? Voelt ge niet leêgte in de onechte zyde van 't hart, en een arm te veel aan den linkerkant, nu dat hart en die arm geen onwettig kindje hebben te beschermen tegen de wereld, omdat het - zoo-als uw advokaat zegt - niet bestaat? Of ook misschien, omdat de tweede sylbe van z'n naam - o, diepte der letterzedekunde! - aanvangt met 'n verkeerde dentaal? Of omdat er 'n andere moeder is... ook 'n weduwe, zegt uw advokaat...

Een andere moeder... och!

Zou ook die andere strydvoeren tegen de familieraden? Zou men ook háár echte kinderen afstelen? En zou ook zy, hart stellend boven vrees, in dat geval zoo'n kind durven terug rooven van de Wet? O, waar is ze? Ik wou haar, háár, de schuldige, de gevallene, zoo gaarne een brief schryven, zoo-als ik deed aan u mevrouw, toen ik meende - vergeef my - dat gy gevallen en schuldig waart.

Maar - dìt hebt ge dan toch gedaan, niet waar? - gy hebt, in weêrwil uwer vlekkeloosheid, uw dochtertje beschermd tegen de ongeroepen voogdyschap van vreemden, dìt hebt ge dan toch gedaan, niet waar?

Nu, dan groet ik u tòch... en hartelyk, al twyfel ik nu of ge myn groet aanneemt. Want ‘ik ben zeer slecht’ mevrouw. Slecht, ja... en bitter bedroefd over uwe schuldeloosheid.

[pagina 25]
[p. 25]

Maar, mevrouw... als men uw verheeld kind mocht vinden... als men 't u afnam... als ge 't weêr wilt stelen en verbergen...

Als ik dat dan voor u kan doen, of u daarin behulpzaam zyn...

Dan ben ik gaarne, gaarne, tot uwen dienst, met al m'n energie, met geheel myn moed, en met al den haat die 'r in my gloeit tegen valsche deugd.

 

Want uw kind mag men u niet afnemen, al zyt ge ‘braaf.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken