Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën IV (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën IV
Afbeelding van Ideën IVToon afbeelding van titelpagina van Ideën IV

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.80 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (0.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën IV

(1877)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

1013.

Anders. De Natie kent my niet, meent ge, en ge zegt dit in-verband met uw aanklacht dat ik die Natie ten-onrechte beschuldig van luiheid en valsheid?

 

Maar... zou niet m'n aanklacht juist dóór uw meening gestaafd worden, als die meening gegrond was? Gesteld eens dat het Volk verplichting aan my had, gesteld dat er aan deze verplichting niet werd voldaan, ligt er dan vermindering van schuld in de omstandigheid dat de schuldenaar z'n eischer niet ‘kennen’ zou? Maar eilieve, juist in dit niet kennen van iemand dien men behoorde wèl te kennen, ligt dan de fout. Het ignoreeren is in zoo'n geval noch grond tot rechtsweigering, noch ook zelfs 'n hiertoe bruikbaar voorwendsel... het is de rechtsweigering zelf. Juist dáárover immers zou ik dan te klagen hebben!

 

Nog-eens, gesteld dat ik aanspraak had op dankbaarheid...

 

Moet ik U zeggen dat dit geenszins het standpunt is, waarop ik me plaats? Ik dring slechts aan op 't belang van m'n krediteur, en vraag voor myzelf niets dan wat dááruit ware afteleiden.

 

Gesteld dat ik te vergelyken ware met dezen of genen... held, aan wiep 't vaderland verplichting heeft, met... beukels van Biervliet, als ge wilt. Zou men dan 't onthouden van de burgerkroon verontschuldigen door de verzekering: ‘dat men hem niet kende?’ Me dunkt dat beukels juist dáárover recht van klagen hebben zou... als 't hem ten-minste om dat haring-

[pagina 302]
[p. 302]

kroontje te doen was.

 

Maar niet hierin mag z'n grief liggen. Hy is bedroefd omdat het niet-kennen van z'n persoon overgaat in miskenning van de zaak die hy voorstond. Hy ziet in, dat het kaken even gebrekkig wordt toegepast als de dankbaarheid, en dat alzoo de industrie waaraan-i z'n leven wydde, op weg is naar Schotland of... naar Berlyn. Dáárover klaagt hy!

 

Om aftestappen van deze vergelyking - in 'n bui van bescheidenheid koos ik met voordacht 'n held wiens verdiensten ik nooit begrepen heb - ik vorder geen dank. Ik eisch Recht. En dit eisch ik niet om-mynentwil, maar om-den-wille van henzelf die me dat recht onthouden.

 

En de oorzaak hiervan zou wezen: dat de Natie my niet kent?

 

Maar... wien kent ze dan wèl? Of kent ze niemand?

 

Kent ze wèl iemand, wat heeft de zoodanige verricht om tot die moeielyke bekendheid te geraken?

 

Kent de Natie - nu dring ik aan op de beteekenis van 't lidwoord - kent zy de tweehonderd ministers, die wy zonder nut versleten gedurende slechts twintig jaren tyds? Kent zy den zwerm ‘geachte leden’ die haar vertegenwoordigden sedert de herziening der grondwet? Ik geloof het niet.

 

Wil de heer post 'n proef nemen om de hier bedoelde aanspraken op bekendheid te schatten? Hy stelle zich voor, veertig jaren ouder te zyn, en in 1912 de geschiedenis te schryven van het tydperk dat ik, hy, en z'n aanstaande kinderen, zullen beleefd hebben. Hoeveel portretten van hedendaagsche persoonlykheden zouden een niet àl te gek figuur maken in klassieke lyst?

 

Wanneer ik dus by de Natie niet bekend ben, wat valt er dan te zeggen van al die anderen?

 

Doch niet in deze opmerking ligt de kracht van m'n betoog. Met de roemlooze onbekendheid van al die anderen hebben we hier niet te maken. De vraag is of de historikus post, in wetenschappelyke konscientie, my zou mogen overslaan in z'n Geschiedboek? En zoo neen, of-i by 't noemen van m'n naam, de verzekering zou kunnen te-pas brengen: ‘deze bekende persoonlykheid was by de Natie onbekend?’

 

Zou hy niet met zoo'n geruchtmakende verborgenheid aan-

[pagina 303]
[p. 303]

landen in de buurt der ongerymdheid valt schukenscheuer's ‘stille faam’ die, volgens louise, de rechte niet was? Daar 't nu van den geschiedschryver post niet te verwachten is dat-i zich zou schuldig maken aan zulke absurditeit, zal hy moeten omzien naar 'n anderen term voor de uitdrukking: ‘niet kennen’ in z'n brief. Ik sla ‘miskennen’ voor. Door deze verandering krygt de ongerymde zinsnede van zoo-even 'n redelyk gezond aanzien, en de gegrondheid myner aanklacht zou volkomen bewezen zyn!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken