Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën VI (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën VI
Afbeelding van Ideën VIToon afbeelding van titelpagina van Ideën VI

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën VI

(1878)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 120]
[p. 120]

Over de zedelyke strekking van 't kleerborstelen. Onridderlyke verdichtselen des harten. Godenvingers en duivelsklauwen, tweede editie. De eigenaardige kalmte van 'n kwaad geweten. Iets over driehoeksmeting in 'n bedstee, en maagdepeeren in den Jodenhoek. Hm... zy weer!

1132.

Jufrouw Pieterse was in de wolken. Ze hoopte dat de kruier die de boodschap had overgebracht, haar huis niet te spoedig mocht gevonden hebben, en dat de man toch vooral hier-en-daar in de buurt te-vergeefs gezocht had naar 't ware adres.

 

- Zeker is-i in de kommeny geweest, zei ze, want ze weten nooit waar ze wezen moeten... zulke kruiers! En waarom zoud-i daar niet verteld hebben dat de jongeheer - want ‘jongeheer’ zeid-i - by dokter Holsma leseerde, op den kolveniersburgwal? Want, zieje, zoo'n man praat altyd. Die soort van menschen doen niets als praten.

Nu, ieder mag 't weten. 't Is maar om te zeggen dat de menschen altyd zoo praten, en zulke kruiers...

Maar... zeg, Wouter, hoe kwam het toch dat je zoo opeens met de familie meeging? 't Is nogal heel erg asterant

[pagina 121]
[p. 121]

van je. Je bent toch 'n asterante jongen... wat zeg jy er van, Stoffel?

 

Stoffel zette het bedenkelyk gezicht dat by zulke gelegenheden dienst deed als: ‘ja, nogal!’ Of: ‘ik zal er me op beslapen.’ Of: ‘daar zit meer achter dan sommige menschen wel weten!’ Enz.

 

- Moeder, antwoordde Wouter, ik... ontmoette de familie in de Kalverstraat.

 

Waar! Zeer waar! Allerwaarst! Hy had inderdaad de Holsma's in de Kalverstraat ontmoet, wat men mag noemen: ontmoet! De lezer kan 't getuigen. Maar... waarom vertelde hy niets van den nogal byzonderen modus quo?

 

Och!

 

- Wat kleeft die rug, klaagde Petrò die belast was met de zorg voor het ‘lakensch goed.’

 

De familie rook, en streek, en wreef, en tastte, en verklaarde eenstemmig dat Wouter's rug zich had schuldig gemaakt aan 't inzuigen van allerlei vloeistoffen.

 

- 't Ruikt zoowaar naar citroen ook, zei Trui.

 

- Het riekt, verbeterde de schoolmeester, en wy ruiken, Sertrude!

 

- Och kom... ruik, riek, weet ik het. Ik wil maar zeggen dat het zoo...

- Dat het zoo naar lemoentjes... ruikt, zei de moeder.

- En naar wyn!

- En je kunt er de suiker afkrabben! Waar ben je toch geweest, jongen? Schaam je je niet! By zulke fatsoenlyke menschen op vizite te komen - ik mag wel zeggen: te leseeren, wat zeg jy, Stoffel? - en je dan zóó aantestellen met suiker en citroen op je rug! 't Is 'n ware schande!

- 't Was zoo erg vol op straat, moeder!

- Van de volte kryg je geen wyn op je rug! En geen citroen ook! En geen suiker ook! Wat zeg jy, Trui?

 

De eenstemmigheid was kompleet. Schuw als altyd, durfde Wouter niet voor-den-dag komen met de ware toedracht der zaak. En dit zou hem ook niet gebaat hebben. Het begrip der Pietersens was als 'n verstopt slot waarop geen enkele sleutel paste, Wouter wist dit by treurige ondervinding, en liet moedeloos den storm over z'n hoofd waaien, die toch niet

[pagina 122]
[p. 122]

kon bezworen worden. Jammer evenwel dat er ook in hemzelf iets verstopt, en dus bedorven was. 't Hooggevoel dat hem gewoonlyk bezielde, was geknakt.

 

Hy had 'n laagheid begaan!

 

Zóó gevoelde hy. Geen dominee kon 't wegpreeken! Ja, God-zelf niet! Noch de God van bliksem en donder uit de Schrift, noch de andere...

 

Die andere!

 

Waar was-i toen Petrus struikelde? Waarom was hy zoo gierig op 'n beetje staal in 't mengsel waaruit Wouter's ziel gegoten werd?

 

- Maar... als 't Gods schuld was, dacht-i, dan hoefde ik zoo beschaamd niet te zyn! Dan kon ik zeggen: ja, Femke, 't is wel waar dat ik 'n ellendeling ben, 'n brok massa, te dom en te laf om verantwoordelyk te wezen voor m'n laffe domheid. Maar... zóó heeft God me gemaakt, zieje! Hy is aansprakelyk.

Dit kan ik niet zeggen! Want... ieder moet handelen naar z'n overtuiging.

Waartoe zou 'n overtuiging dienen, als men de schuld mocht gooien op God? Dàn had mevrouw Holsma wel gezegd: ‘ieder moet handelen naar Gods overtuiging!’ En dit heeft ze juist nietgezegd! Waar zou dat heen!

Ik ben laag geweest, afschuwelyk laag, ik! God is er heelemaal buiten.

Misschien liet hy de zaak toe, om my te doen zien hoe gemeen ik was!

Een hond zou Femke gekust hebben, als-i haar weerzag na langen tyd. Ik ben minder dan 'n hond!

Want... ze wàs het! Zeker, ze wàs het! Of...

 

O, die huichelaar... hy zocht naar ofjes!...

 

...of zou 't misschien 'n ander geweest zyn? 't Kan heel best 'n ander geweest zyn! Hoe zou Femke dáár komen!

Neen, neen, neen, zy wàs het! Zei ze niet dat ze my zoo goed kende? Zei ze dat niet met de stem die my 'n lieve jongen noemde toen ze my dien kus gaf by 't brugje?

Ze heeft my gekust en 'n lieve jongen genoemd! Ze wist toen nog niet dat ik 'n ellendige bloodaard ben, zonder hart!

O, zeker zou zy me niet verloochenen, miskennen, verra-

[pagina 123]
[p. 123]

den! Zy zou gewis overal en tegen ieder zeggen: ‘dat is Wouter, die m'n vrindje... was, en dien ik eens 'n zoen gegeven heb omdat-i zich dapper toonde tegen de jongens die steenen wierpen op m'n bleek!’

En ik... o God!

Neen, God blyft er heelemaal buiten. Ik ben lafhartig. Zóó kan ik niet leven!

 

Hy dacht aan zelfmoord. En in deze stemming bracht-i den nacht van donderdag op vrydag door. Zelfs overleefde z'n wanhoop de duisternis. Hy stond dien vrydag op, met het vaste voornemen 'n eind te maken aan z'n onwaardig bestaan.

 

Heel gelukkig evenwel werd-i terstond na 't ontbyt aan 'n bezigheid gezet die allergeschiktst is om iemand met het leven te verzoenen.

 

Men had hem met algemeene stemmen veroordeeld tot het reinigen van z'n jasje - een vonnis dat m'n volkomen goedkeuring wegdraagt - en hy spande zich zóó in, dat-i na 'n uur arbeids met betrekkelyke tevredenheid naar z'n moeder liep, en juichend uitriep:

 

- Kyk, moeder, er is niets meer van te zien!

 

't Onnoozel triumfjen over 'n kleine moeielykheid joeg de wolken voort, die z'n gemoed beneveld hadden.

 

Men zou voor z'n plezier in limonade vallen, als men wist hoe weldadig de inspanning werkt die noodig is tot het reinigen van 'n paletootje.

 

De ongelukkige die nooit z'n eigen kleeren borstelde, kent het leven niet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken