Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Max Havelaar. Deel 2. Apparaat en commentaar (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Max Havelaar. Deel 2. Apparaat en commentaar
Afbeelding van Max Havelaar. Deel 2. Apparaat en commentaarToon afbeelding van titelpagina van Max Havelaar. Deel 2. Apparaat en commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.62 MB)

Scans (37.40 MB)

ebook (5.89 MB)

XML (2.26 MB)

tekstbestand






Editeur

Annemarie Kets



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Max Havelaar. Deel 2. Apparaat en commentaar

(1992)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 517]
[p. 517]

Variantenapparaat bloemlezing

Fragment I

D5: ix, 127-181

B: p. 11-12: Een huispreek van Batavus Droogstoppel

127 weten, lezer, < weten     B
131 pak < pak van sjaalman     B
136 't beginsel < de bron     B
138 ten-verderve, jongen. Lees* < ten-verderve, lees     B
150 altyd < dus altyd     B
158 Dat < Dat alles     B
160 de man < hy     B
162 werk < werk af     B
164 geslagen...nu < geslagen, weetje. Nu     B
166 zyn vader is ryk, moet je denken < en bedenk dat zyn vader ryk is     B
166 Houd je < Houd je maar     B
170 heeft geborduurd < geborduurd heeft     B
173-174 dat is men zyn naaste schuldig - zoo breng je hem op den goeden weg, meen ik - <
zoo breng je hem op den goeden weg, dit is men zyn naaste schuldig,     B
179 Frits, en wees braaf, < frits,     B

Fragment II

D5: xi, 494-575

B: p. 29-32: Si Oepi Keteh.*

* In 't maleisch van Sumatra: kleine jonge-juffer.

494 der < van de     B
531 het aardryk < de aarde     B
533-534 van de < der     B

[pagina 518]
[p. 518]

544 hy < zy     B
545 hy viel < ze viel     B
545 hy klaterde < ze klaterde     B
547 hy < ze     B
548 zyn < haar     B
548 hy < zy     B
549 Hy < Ze     B
553 hy < ze     B
556 hieuw < uithieuw     B
558 hy < zy     B
559 Hy < Ze     B
562 een steenhouwer < steenhouwer     B
572 Voorzeker, mynheer, < Mynheer,     B

Noten in fragment II

506 baleh-baleh B: Bamboezen rustbank.
506 klamboe B: Gordyn.
512-513 pajong
B: Zonnescherm. De kleur der zonneschermen duidt naar landswys, doch volgens officieel vastgestelde bepalingen, den rang van 't Hoofd aan, wien zoodanige pajong wordt nagedragen. Effen verguld is 't hoogste.
543 banjirs B: Overstroomingen.

Fragment III

D5: viii, 48-371

B: p. 39-48: Aanspraak aan de Hoofden van Lebak

67 had betreden < betreden had     B
68 heb < ik heb     B
92 niet < nog niet     B

[pagina 519]
[p. 519]

128 uitgiet < zendt     B
130 oorlog < kryg     B
141 velen < vele lieden     B
147 ginds < zelfs ginds     B
149 komen < komen daar     B
152 Bantan-Kidoel < Lebak     B
152 zoovelen < velen     B
154-155 waar de man is dien hy als kind zag spelen aan zyn voet <
waar is de man, dien ik als kind spelen zag aan myn voet     B
157-158 te begrypen dien zyn taal maakte < dien zyn woorden maakten te begrypen     B
166 Toch < En toch     B
168 deze eentonigheid maakte < door deze eentonigheid maakte hy     B
172 begrypelyk < het juist begrypelyk     B
182-183 't ware dus veeleer noodig geweest < het zou dus veeleer noodig geweest zyn     B
186 erkenne < ziet     B
186 leder < Men     B
197-198 van 't Oude-Testament < des Ouden Testaments     B
199-204 ziener. Gevoed door de indrukken die 't leven in wouden en op bergen hem had meegedeeld, omgeven door de poëzie-ademende atmosfeer van het oosten, en alzoo scheppende uit gelyksoortige bron als de Vermaners der Oudheid waarmee men soms zich genoopt voelde hem te vergelyken, gissen wy dat hy niet ànders zou gesproken hebben <
ziener, en dat hy, gevoed door de indrukken die het leven in wouden en op bergen hem had meegedeeld, en door de poëzie-ademende atmosfeer van het oosten, waarschynlyk niet anders zou gesproken hebben     B
220 had < zou hebben     B
221 meenen te hooren en te verstaan < gehoord     B
222-223 van 't gebergte < der bergen     B
223 toeriep < vóórzei     B

[pagina 520]
[p. 520]

234 met < door     B
239 Reeds is hem bekend < Hy weet reeds     B
241 te ontwyken die hier heerscht < die hier heerscht, te ontwyken     B
241 weet hy < is hem bekend     B
243 gezag < bestuur     B
251 Regent < Adhipatti B
255-256 sierlyker dan de anderen gekleed was <
in kleeding boven de anderen uitmuntte     B
256 kleinen < den kleinen     B
257 en < en die     B
267 wezen < zyn     B
293 dat < dat er     B
296 toch zal < zal     B
296 dan < er dan     B
311 hadden. Hy < hadden, en hy     B
315 geschiedde < geschiede     B
330 men hoorde < er was     B
332 geen < er was geen     B
343 vloekt < vloekt hy     B
344-346 op den eenvoudigsten toon van de wereld, en als had er volstrekt niets plaats gehad dat indruk maken moest, voort <
voort, op den eenvoudigsten toon der wereld, en als had er volstrekt niets plaats gehad, dat indruk maken moest          B
349 kant < zyde     B
354 m'nheer de Adhipatti < Adhipatti     B

[pagina 521]
[p. 521]

Noten in fragment III

49 Bantan-Kidoel
B: Zuid-Bantam, zooals Lebak door de Inlanders genoemd wordt.
94 padie B: Ongebolsterde ryst.
124 patjol B: Houweelachtige spade.
144 dessah B: Dorp.
147 zee B: Nam. in de Lampongsche distrikten op Sumatra.

Fragment IV

D5: xiv, 802-907

B: p. 223-226: Mein Kind, da schlägt die neunte Stunde!

824 schön < hübsch     B
858 jetzt < nun     B
904 ein. Ihm < ein, und     B

Noten in fragment IV

806 Tikar B: Mat waarop 't kind gewoon was te slapen.
814 Klapper B: Ten rechte kalappa = kokosnoot.
822 Pukul ampat
B: Vier uur. Dit is de naam van een bloempje dat zich 's namiddags op dat uur opent, en tegen den morgenstond zich weer sluit.
842 Saudien B: Voor Si-Oedien, een zeer dikwyls voorkomende maleische naam.

Fragment V

D5: x, 1-157

B: p. 334-539: Philister-aesthetiek

16 Dat < Dit     B
20 Dat < Dit     B
26 dan ook < dan     B
28 was me < was     B

[pagina 522]
[p. 522]

30-31 onwaarheid < onwaarheden     B
51 't kind < ze     B
77 by maneschyn met Marie uitvoeren, Stern? <
met marie in den maneschyn uitvoeren?     B
78 fatsoenlyk? < fatsoenlyk, stern?     B
82 vroeg < vraagt     B
84 zou < zal     B
84 zei < zeg     B
87 Marie < onze marie     B
91 zy < het kind     B
94 beduidt het < moet het beteekenen     B
105-107 gaan - je hebt immers aan je vader geschreven dat ik lid ben? - zeg, kan je niet in Artis terecht, als je dan volstrekt vreemde dieren zien wilt? <
gaan als je dan volstrekt vreemde dieren zien wilt? - Je weet dat ik lid ben, schryf 't gerust aan je vader. -          B
111 beteekent < beduidt     B
111 dat < dit     B
112 heilige uitdrukking die < heilig woord, dat     B
113 voor < door     B
113 van 't ware geloof < die het ware geloof hebben     B
115 de overtuiging < het geloof     B
119 dit < dat     B
128 gewerkt, < gewerkt zooals ik doe,     B
129 ontzie < vrees     B
130-131 daar nu misschien < nu misschien ergens     B
131 dien < een     B
137 geen onderkruipers < die onderkruipers niet     B

[pagina 523]
[p. 523]

139 me toch < me     B
139 uit Sjaalman's pak < by de Rosemeyers     B
140 er < in Sjaalman's pak     B
142-143 Zieje, dan kunnen de Rosemeyers, die in suiker doen, eens te hooren krygen wat er eigenlyk omgaat in de wereld. <
[ontbreekt]     B
145 dit < dat     B
146-147 vader < braven vader     B

Noten in fragment V

105 Artis
B: ‘Artis’ voor: Natura artis magistra, is in 't spraakgebruik de benaming van den dierentuin te Amsterdam.

Fragment VI

D5: xvi, 238-265, xvii, 1-701

B: p. 446-468: Saïdjah

Hoofdstuk XVI

238 eentonig zal ze wezen < myn verhaal zal eentonig wezen     B
240 voor haar een berg < den berg     B
255 tobster < mier     B
256 sekonde < gansche sekonde     B

Hoofdstuk XVII

15 was < bleef     B
15 van zyn < zyner     B
26 verzorgt. <
verzorgt. Van deze gehechtheid zal ik straks een voorbeeld geven.     B
26 sterke < groote sterke     B
34-35 aan 't eind was van den akker < het eind van den akket bereikt had     B

[pagina 524]
[p. 524]

51 bedroefd < zeer bedroefd     B
62 in van zyn voorganger < van zyn voorganger in     B
78 riep < zeide     B
79 uitlegging < toelichting     B
82 had hooren zeggen door anderen < door anderen had hooren zeggen     B
100 zyn kleine meester den dood wachtte < zyn kleinen meester de dood wachtte     B
104 zyn lomp lyf op zyn lompe pooten < op zyn lompe pooten zyn lomp lyf     B
113 twaalf < reeds twaalf     B
114 weefde < weefde reeds     B
119 haar kind ongedeerd < haar ongedeerd kind     B
124 had gelegd op de wonde < op de wonde gelegd had     B
134 van zyn < zyner     B
134 hetzelfde < datzelfde     B
135 zich < zich evenwel     B
136 te werken met gehuurde ploegdieren < met gehuurde ploegdieren te werken     B
139 maakte zyn vader in een moedeloos oogenblik zich weg <
was het dat zyn vader in een moedeloos oogenblik zich wegmaakte     B
143-144 onverklaarbaar < vreemd     B
145 misschien amokh < Amokh     B
149 bewoonden te Badoer < te Badoer bewoonden     B
150 spoedig viel het in < 't viel spoedig in     B
150 gebouwd was, < gebouwd,     B
150-151 gedekt met atap < met atap gedekt was     B
156 misschien voor hem < voor hem licht     B
161-162 geld kunnen oversparen, genoeg < genoeg geld kunnen oversparen     B

[pagina 525]
[p. 525]

172 immers wel < zeer goed     B
177 dat < het     B
183 uitblyven driemaal twaalf manen < driemaal twaalf manen uitblyven     B
206 in-geval hy < als hy misschien     B
223 omtekeeren had < had omtekeeren     B
227 voor < er voor     B
229 al was < was     B
236 lang < lang als     B
259-260 Eerst was myn voornemen < Myn voornemen was eerst     B
260 te brengen in die overzetting < in die overzetting te brengen     B
335 breede zilveren < zilveren     B
344 voornaam < schoon     B
348 van Solo < te Solo     B
359 de bevolking < het volk     B
361 schooner beelden vertoonden zich < hy had schooner beelden     B
380 die < die zoo heerlyk     B
380 en < en die     B
382 donkere < groote donkere     B
385 van de < der     B
402 toch < nu toch     B
407 van de < der     B
418 vóór < en vóór     B
423 haar < hun     B
428 ondoordringbare < onbegrypelyke     B
457 en ze < en     B

[pagina 526]
[p. 526]

463 dat < dit     B
466 Badoer gaan < Badoer     B
468 oogen < oog     B
474 getuigen < getuige     B
476 ketapan < ketapan-boom     B
478 eens < eenmaal     B
490 o, zeker...'t < het     B
490 zoo < zeer     B
512-513 ketapan < ketapan-boom     B
556 Nog < En nog altyd     B
556-557 ketapan < boom     B
564 daar < daar alleen     B
570 En nog altyd was er < Er was     B
571 boom < ketapan     B
577 daarginds < daar     B
624 zich richtende op < en     B
638 hutgenooten < huisgenooten     B
644 by nacht < 's nachts     B
659 drukte < en drukte     B
659 het < dat     B
669-670 kwam daarmede na eenige dagen zeilens in de Lampongs aan, <
bereikte daarmee na eenige dagen zeilens, de Lampongsche kust,     B
683 smal strookje < strookje     B
683 gedrongen < ingedrongen     B
697-698 in zondagskerk of bidstond uit de harten der vromen <
uit de harten der vromen, in zondagskerk of bidstond,     B

[pagina 527]
[p. 527]

Noten in fragment VI

17 poesaka B: Erfstuk, hier - gelyk meermalen - in pieuzen zin genomen.
73 penghoeloe B: Priester.
73 ontong B: Geluk, voordeel.
114 sarongs, en batikte die met puntige kapala
B: Sarong. Batik. Kapala. De sarong is 't eigenaardig kleedingstuk der Javanen, mannen en vrouwen beide. Het is een van kapok geweven lap, welks einden aan elkander genaaid worden. Het gebruik van zyde is uitzondering. Een dezer einden heet kapala, d.i. hoofd, en is beschilderd met 'n breeden rand, gemeenlyk uit tegen elkander inloopende driehoeken bestaande. Dit ‘schilderen’ heet batik, en geschiedt uit de hand. Het weefsel wordt te-dien-einde op 'n raam gespannen, en de verf is in 'n werktuigje van blik dat - zeer verkleind - den vorm heeft van 'n trekpot of antiek lampje.
145 matah-glap, misschien amokh
B: Mata-glap. Amokh. 't Woord (matah-glap = verdonkerd oog) duidt den toestand aan van iemand die in razerny alles wat hy ontmoet neervelt, tot hyzelf verslagen wordt. Ik noemde 't ergens: zelfmoord in gezelschap, en weet er nog altyd geen beter naam voor. De ongelukkige die door deze woede wordt aangetast, kent vriend noch vyand. Oorzaken zyn gewoonlyk òf minnenyd, òf lang opgekropte wrevel over mishandeling. De Javaan is, als de meeste andere Inlanders, uit den aard zachtmoedig en inschikkelyk. Al te diep gegriefd echter, of te lang verongelykt, berst z'n woede in amokh uit.
179 melatti
B: Een klein wit bloempje met sterken jasmyngeur. Het speelt, als by ons de roos, 'n groote rol in balladen, sagen en legenden.
201 toedoeng
B: Het in den vorm van een grooten ronden schotel gevlochten hoofddeksel van den Javaan. De bepaling van 't uur, naar den schaduw die saïdjah's toedoeng teekende op zyn gelaat, is 'n indiïsmus.
241 lalayang
B: Vlieger. Op Java vermaken zich niet uitsluitend kinderen met dit speeltuig. Het heeft geen staart, en beschryft allerlei slingeringen die door vieren, inhalen en rukken eenigszins bestuurd worden door de persoon die de koord houdt. Het doel van 't spel is, de koord van den vlieger der tegenspelers in de lucht te ontmoeten en aftesnyden. Ui [sic] de pogingen die hiertoe worden aangewend, ontstaat als 't ware 'n gevecht dat zeer vermakelyk is om aantezien, en de toeschouwers opwekt tot levendige deelneming. De door saïdjah veronderstelde mogelykheid dat ‘de kleine djamien’ zou getricheerd hebben, is, wat de daartoe vereischte handigheid in 't werpen aangaat, 'n indiïsme.

[pagina 528]
[p. 528]

248 pagger
B: Heg. Pagger is een van de vele maleische woorden die burgerrecht verkregen in 't hollandsch der Europeanen in Indie.
388 pontianak
B: Spook dat zich in boomen ophoudt, en zeer gebeten is op vrouwen, vooral zwangere.
491 badjing
B: Javasche eekhoorn. Dit beestje kwam me altyd kleiner voor dan z'n europesche soortgenoot. Het laat zich gemakkelyk tam maken.
641 boaja's
B: Kaaiman, 'n krokodillensoort. Dat offeren geschiedt door 's avends wat ryst en andere spys in 'n bamboezen korfjen of bakje dat van 'n lichtje voorzien is, met den stroom te laten afdryven.
645 baleh-baleh B: Bamboezen rustbank, brits.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken