Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen (1718)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen
Afbeelding van Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschenToon afbeelding van titelpagina van Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.66 MB)

ebook (3.40 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Editeur

Wilhelmus à Brakel



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen

(1718)–Sara Nevius–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 103]
[p. 103]

Kapittel XXII.

VAn ydele waen moet uwe begeerte ontblootet zyn, gy moet u geenzins inbeelden als of gy al een goede of ongemeene portie van deze liefde haddet, hoewel gy Gods genade ook niet moet verkleinen, och neen, maer gy moet in waerheit oordeelen, en u voorstellen die regel, en mate der liefde, die gy nu al, en na uw' tyt van wedergeboorte, en na uwe verlichtinge en overtuiginge behoordet te hebben, en dan zult gy in waerheit oordeelen dat gy maer een klein beginzeltje hebt (indien 't die name dragen mach) van het geene dat gy al behoordet te hebben.

Ontblootet dan uwe begeerte voor al van die waen als of gy al een uitnemende portie voor u hier van haddet, doch erkent met eenen ook voor al de genade Gods in dezen aen u medegedeelt; ende en beelt u ook niet in van zulken portie, zulken trap, zulken mate, zulken beweeginge van deze liefde, juist te krygen, als uwe begeerten wel zyn mochten: misschien krygt gy meer, maer ook misschien krygt gy 't op een andere maniere, als gy meent.

Ontbloot uwe begeerte van inbeeldingen hier ontrent, en laet uw' Heere dat na zyn goede en trouwe wysheit bestieren: verwagt nochtans vry de zake, want die begeerte is uw' Heer aengenaem, en hy zalze beantwoorden na zyn raet.

Ontblootet ook uwe begeerte van vergeefze hope en verwachtinge, zoo namentlyk: dat gy verwachten zoudt dat uw' liefdelooze herte u dan niet meer quellen of hinderen zoude (indien gy

[pagina 104]
[p. 104]

anders noch in de weerelt blyft) neen, die vyant zal wel op zyn hoede zyn om d'occazien waer te nemen of te zoeken, waer in hy zyn kracht betoonen kan.

Hoopet evenwel vry, dat hy over u niet heerschen zal, en dat gy hem noch eens t'eenemael vertreden zult, en dat uw' Heere wel voor u op zyne nukken en bedriegeryen achten zal, en u van de schade zyner pylen bevryden, hopet niet alleen, maer vertrouwet dat vryelyk.

Ontlastet ook uwe begeerte, van zuperstitie en bygeloove, zoo, te weten, dat gy niet en denkt, de Heere en kan my nu deze zake niet weigeren (zien op zyne macht, op zyne goetheit is wat anders) want hy heeft my zulke begeerten gegeven: neen, denket zoo niet, het is een vrye en een allenthalve genade, en het is een vry Heer daer gy die van verwachten moet: erkennet het alderminste, dat gy krygt, als komende uit een vrye en allenthalve genade, de Heere is u niets ter weerelt schuldig, en al heeft hy u deeze begeerte na zyne liefde, gemeinschap, en Geest, gegeven, daerom en is hy geenzins gehouden die te beantwoorden, het is zyne begeerte, hy machze weg stooten, of aennemen na dat het hem behaegt, hy mach immers met het zyne doen wat hy wil.

Daerom en denkt niet als of uw' Heere u die zaken die gy zoo hertelyk begeert u niet weygeren kan om dat gyze nu zoo begeert, maer hopet, wachtet, en ziet op zyne onbedenkelyke genade en goetheit, en op zyne trouwe liefde t' uwaerts, en op zyn genadige beloften, gy moet alleen uwe oogen slaen op zyne goedertierene en trouwe liefde, en al wat gy ver-

[pagina 105]
[p. 105]

wacht, verwachtet dat uit die fonteine, en niet zoo zeer om dat gy zoo begerig zyt, en wilt gy nochtans ook iets verwachten, om dat gy zoo begeerig zyt, zoo drukket u diepe in, dat uw' Heer u deze begeerten gegeven heeft om dat hyze na zyn goede gewoonten na alle apparentie beantwoorden wil, en dat vercierzel dat hy u zelfs aengedaen heeft hem gevallen en behagen laten zal, veel licht neemt gy door dat ooge zyn herte om u boven uw' bidden of denken te geven wat gy begeert haddet.

Maket gy by provizie uwe vaten alle ledig, myne ziele, op hope datze mochten vervult worden, zoo niet alle, immers eenige doch gy meugt wel hopen, dat gy in alle die gy maer ter dege ledig maekt, wat krygen zult, doch komet ook voor al met de zelve ontledigt tot uw' Heere, op dat hy het ziende zig uwer erberme, en uit zyne volheit de zelve verzie, en toont hem met eenen uwe mismaektheit met welke hy zig niet vereenigen en kan: op dat hy zig ook daer over erberme, en u een andere gestalte geve, zoo zalze ook zyn beeltenisse geheel anders vertoonen.

Maer hier denk ik al weer aen uwe domheit, o myne ziele, en achte het zeer noodig u dit al weer wat nader te beduiden na uw begryp, luistert dan na my, en niet na wat anders; want gy moet dit ter dege verstaen, of al uwe begeerten zouden u ontvliegen als kaf voor de wint.

Maekt dan uwe vaten ledig, daer gy wat in begeert, verstaet ledig van uwe vuiligheit, of van u klatergout, van uwe zondigheden, en van uwe schyndeugden, gy moet het my niet

[pagina 106]
[p. 106]

qualyk nemen dat ik u deze goede raet zoo wat hard applicere: laet ons maer zien of het zoo niet raken zal, ziet, door uwe vaten versta ik dat, daer in dat gy geerne wat ontfangen zoud van deze liefde, en voor deze liefde, uw verstant, uwe memorie, uw' herte, uwe bewegingen: ontlediget die alle van dat gene dat of deze liefde niet eigen is, of van dat dat met deze liefde niet en accordeert.

Maer noch zyt gy hier al dom, evenwel om dat gy geerne leeren woudt, en om dat uw' Heer begonnen heeft u te leeren, zoo hopet, hy zal u niet in gebreke blyven door zyne goetheit.

Uw' verstant, zeg ik, zoudet gy ledig maken om de liefde Christi te konnen ontfangen, vryet het dan van alle vergankelyke liefde, speculeert daer niet op, nemet daer geen contentement in, hebbet 'er niet met op, ja verachtet de liefde des weerelts, verachtet ook alle die liefde die gy behalen of behouden zoudt met de minste kreukinge uwer conscientie, al waer 't de liefde der geloovige zelfs, hebbet daer niet eens overleg over, als die en de liefde Gods in contra-punt komt.

Ia ook de liefde tot u zelfs, tot uw' eere, die vergaen zal, tot uw leven, dat vergaen zal, tot uwe goederen die vergaen zullen, al uwe liefde daer toe, en al uw' overleg uit die liefde ontstaende, daer van moet de kasse van uw verstant ledig zyn om de liefde Christi te beter te ontfangen, ja zoo ledig als of 'er zulken liefde niet in de weerelt waer.

Gy meugt ja gy moet u zelve, en uwe broederen hertelyk lief hebben; maer niet zoo zeer om uwent wille, of om harent wille, als om

[pagina 107]
[p. 107]

Gods wille, omt gebod Gods, om het beelt Gods, doch daer van heb ik u elders al wat geleert, nu moeten wy voortgaen.

Ontledigt ook uwe memorie van het onthouden der zoetigheit, die gy oit of oit in vergankelyke of onzuivere geestelooze liefde gehadt hebt, vergetet dat, om deze liefde te meer te ontfangen.

Uw' herte en des zelfs bewegingen ontlediget van die begeerte, lust, en trek, zelfs tot die liefde, en tot de vruchten van die liefde, die met deze zuivere, Geestelyke, en Goddelyke liefde niet t'eenemael bestaen en kan: dit moet gy wel onthouden, myne ziele, want zoo verre als deze liefde by u plaets heeft, zoo verre kan de liefde Gods en Christi in u geen plaetze hebben, des ontledigt u van des zelfs vuiligheit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken