Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen (1718)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen
Afbeelding van Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschenToon afbeelding van titelpagina van Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.66 MB)

ebook (3.40 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Editeur

Wilhelmus à Brakel



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen

(1718)–Sara Nevius–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 219]
[p. 219]

Kapittel. XLIII.

MYn goede en gansch getrouwe Iesu, door uwe vriendelykheit en door uwe kracht koom ik in en met myne zwakheit des lighaems, en met myne gansch behoeftige en krachtelooze ziele wederom by u, die gy door uwe onbedenkelyke genade en goedertierentheit myn herte gisteren zoo goediglyk en zoo krachtiglyk leerdet, en my in uwe leeringe waerlyk overzettedet, en rusten deedet, ja my zoete blydschappen gaeft, om dat het zig oprechtelyk aen u hadde overgegeven, op dat gy het zoudet reinigen en uw' Geest geven.

Och myn Raet, leert gy nu doch dat herte, wat het van uwe goetheit begeeren en verwachten zal: gy hebt het immers aengenomen, 't is dan nu onder uwe bezorginge: behandelt nu doch dat herte na uwe getrouwe wysheit in uwe liefde, schikt het, buigt het, verandert het, zuivert het, leert het nu doch door uwe genade, op dat het bequaem werde om uwen Geest te ontfangen: en och geeft het doch uwen Geest, die kostelyke, die dierbare Geest, och maekt het doch zoo gelukkig, myn Heilant, immers dat het zuchtende zuchte, en begeerende begeere om uw' Geest, tot dat het uw' Geest ontfange.

O myn getrouwe, laet het doch niet weder onder myne macht en dwaze regeeringe koomen: ik bid u, en trekt doch uwe hant nu niet van my af, en laet my doch myn herte niet weder krygen: och het is zoo wel besteet, om de heele weerelt en begeerde ik het niet weder, en zult gy 't dan niet houden? och ik bid u met dat herte,

[pagina 220]
[p. 220]

dat gy nu aengenomen hebt: hout het doch by u: en gy kunt het immers niet weder wegstooten: gy hebt het tot u getrokken, en vrywillig aengenomen, en gy doet het nu van u begeeren dat het by u blyven mach, hoe zoudet gy het dan noch wederom hene zenden.

Maer och myn Rotsteen, gy die gedurig werkzaem zyt, bewerket doch dat herte nu geduriglyk, op dat het uwen Geest ontfange en een tempel werde voor uwen Geest, laet het nu dan doch by u alleene zyn, van u alleene geregeert en bestiert en bewoogen worden: ik hebbe het u alleene gegeven, en zoo hebt gy 't aengenomen, drukt 'er nu doch waerlyk u beelt in, uwe gedaente in, uwe nature in, maekt het nu te gelyken na het werk van zulken uitstekenden medecynmeester.

Och, woudet gy het nu doch zuiveren en reinigen van zyne vuiligheit, en dichte en stille by u houden, om het na uwe wysheit te bewerken alzoo dat het waerlyk uwen Geest ontfangen mocht: en myn lieve, vriendelyke, goede, trouwe en weldadige Iesus laet my tegen u doch vrymoedigheit gebruiken in te begeeren, gy woudet dat herte dat gy nu aengenomen hebt om het te reinigen en u Geest te geven, gy woudet dat doch een groote mate van uwen Geest geven, een volle, gedrukte, geschudde, en overvloedige mate van u Geest.

Och derf ik het begeeren, myn Heere (hout het my ten goede misdoe ik) ik woude ook wel vervult wezen met uwen Geest: zoo leven en niet anders als uw' Geest gevallen en in my werken zoude: zoo wandelen en niet anders, als uw' Geest my geleiden zoude: 't zoo verstaen, en niet

[pagina 221]
[p. 221]

anders, als uw' Geest my leeren zoude; zoo doen, en niet anders, als 't uwen Geest behagen zoude: zoo bewoogen zyn, en niet anders, als uw' Geest beweegt.

En dat altemaal innerlyk in de ziele, in de beweginge der ziele, in de krachten der ziele, in het leven der ziele, in het licht der ziele, op dat myn ziele, mynen Geest, myn alderinnigste, geheel met uwen Geest, en door uwen Geest, en in uwen Geest vergeestet wierde: en gansch Hemels, gaande, en doende al zyne dingen, als ziende moar den onzienelyken, als hoorende maer die voor de weerelt onhoorbare stemme uwes Geestes, beoogende niemant in geene dingen te zoeken of te behagen als u, o myn Beminde, in den Geest: alle andere beoogingen en daaden onder het uwe gestadig houdende in alle oprechtigheit.

Och dat ik uwen Geest doch waerlyk geniete om u te dienen, om u te verheerlyken, om uwen Vader te behaegen, om my zelve, en het heele geschapen als gedurig u o Drie-eenige, ware, levendige, hoog-geprezene, en altyt gelukzalige Godt te onderwerpen in de alderdiepste ootmoedigheit en buigzaemheit myns herten.

Dat herte, dat gy nu immers hebt aengenomen, dat woude ik alleen voor u houden door de kracht uwes Geestes: och maket doch dat herte oprecht voor u, en met u, en doe het in alle eenvoudigheit en stille ruste zuiver en alleen voor uwen Geest blyven: schynet doch in dat herte, schynt doch in dat herte, verlicht het doch door uwen Geest, doe doch des zelfs duisternissen opklaren, en des zelfs dwaal-lichten verdwynen.

O dat gy daer alleene Konink waert! o dat

[pagina 222]
[p. 222]

gy dat alleene regeerdet; myn sterkte, zult gy 't doen? ei zegt het doch, en houdt my doch myne inportuniteyt ten goede, zult gy doen? zult gy aen dat herte uw' Geest geven? en, kan 't zyn met u eer en welbehagen, overvloedig uw' Geest geven? en uwen Geest zoo geven, dat de zelve aldaar zuiverlyk uw' werk tot uwe en zyne verheerlykinge bestiere na het welbehagen uwes Vaders? och myn almachtige, als de weerelt iemants herte heeft, gelyk doe de begeerlykheden myn herte bemeesterden, dan is des zelfs kragt zoo sterk, datze alles tot haer zelven leiden, en haere winste bevorderen, beoogen en zeer dikmaal bereiken, en zoudet gy uwe kracht door uwen Geest niet eindeloos verder zig doen uitstrekken, als de weerelt of de begeerlykheden de haere doen, och dat dog het licht en de kracht uwes Geestes het altemael oneindig verder bestiere.

Myne ziele zucht na uwen Geest, en blyft zuchtende na hem, waer zal ik hem vinden? uw' dienaer zeide eens in een ander opzigt, waer zal ik vlieden voor uwen Geest, doch ik zegge nu, waer zal ik uwen Geest vinden? uw' dienaer zag op zyn alom-tegenwoordig wezen, doch ik zie nu op zyn gunstig en heiligmakend en zielveranderend by, en in wezen.

Myn weldadig Iesu, woudet gy myn herte met die schat verryken, begaven, begenadigen, en dat gestadelyk: hy zal in u zyn, hebt gy gezegt, en ook hebt gy gezegt, die heeft die zal gegeven worden, en hebt gy gezegt, hy zal overvloedig hebben.

Na dat waerlyk hebben, en na dat overvloedig hebben van uwen Geest daer na zucht myne

[pagina 223]
[p. 223]

ziele tot u, laetze doch in alle stilheit en onderwerpinge wachten, en zuchtende en uitziende blyven na die Geest tot dat het u behagen zal de zelve haer te schenken, en overvloedig mede te deelen in het alderinnigste des gemoets: och dat hy daer doch kome en wooninge make, en alles leere, alles regeere, bestiere, en bewerke, en in der waerheit heilige en volmake tot uwen dienst, in alle liefde en eerbiedigheit, en kinderlyk ontzag aen uwe hoogheit, en dat allerwegen, och myn Heere, en verwerpt doch myne begeerten niet, en slaet doch myn aengezigte niet af, maer hoort en verhoort, en toont dat, o myn aldergenadigste en alderweldadigste Iesu, om u zelfs wille.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken