Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen (1718)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen
Afbeelding van Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschenToon afbeelding van titelpagina van Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.66 MB)

ebook (3.40 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Editeur

Wilhelmus à Brakel



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen

(1718)–Sara Nevius–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige

Kapittel XLVIII.

MYn formeerder, ik was laetstmael innig verblyt en verquikt, daerom dat ik het herte u gegeven hadde, en dat het onder uw' opsigt en tucht gekomen was, dat gy deze last op u haddet genomen, maer, och! die blydschap is zoo haest weder in bittere droefheit verkeert, om dat het u ontsprongen zynde my al wederom t'huis

[pagina 238]
[p. 238]

quam, waer zal ik'er nu al weder mede heen? ik breng het al wederom tot u, en hebt gy deze last niet op u genomen? en zoud gy het nu wel willen van u afschuiven? neen gy, myn Heere, gy en zyt geen mensche dat u iets berouwen zoude.

Maer ik beginne te zien hoe dat het weer zoo stout is geworden, ik hadde verzuymt om dat herte by u te brengen, en voor u open te leggen, en te zoeken ja verzoeken en uyt te zien of het u mochte gelegen komen om het eens wederom aen en in te zien, en des zelfs wonden te verbinden, en te zuyveren.

Och! daer, aen dat verzuym, scheelt het, daer is de schult dat het zoo vervuylt was, maer, zegt my niet alleen, maer gebied my en trekt my om die tyden uit te koopen, en waer te nemen, die de bequaemste zyn om dit herte tot u te brengen, en voor u neder te leggen, op dat gy u over 't zelve mochtet erbarmen en van uwe oly en van uwe wyn in des zelfs wonden gieten.

Overredet my niet alleen in dezen, beweegt my niet alleen in dezen, maer trekt my in dezen, en doe gy doch en het willen en het volbrengen in dezen ook door uwe allenthalve genade, neemt de tegenstant van myn zwak lighaem, of van lighamelyk gemak op te volgen, of van yets minders als dit te verrichten, krachtdadelyk weg, op dat ik doch dagelyks in alle ernst en neerstigheyt met dit zoo ongemortificeerde herte by u koome, of het u behagen mocht telkens eenige zuiveringe aen 't zelve te doen; want uwe cureringen zullen buiten alle twyffel wel goet succes bekomen, och laet my dit verzoek nu voor ditmael van u verkrygen, door de goedertierene, en al

[pagina 239]
[p. 239]

overwinnende hulpe van uwen Geest, om uwes naems wille.

Och myn altyt getrouwe, en myn alder-vertrouwste Heere, met myn herte, ziel, en geest kom ik al wederom hier voor u aengezigte, en by u alleen in myne zwakheit, geeft my doch nu uwen Geest, die my leere bidden na uwen wille om dat ik genade vinde in uwe oogen.

Myne ziele is begeerig om nu eens by u alleen alhier in u en met u in den Geest opgetilt te worden boven de aerde, och waer ik zoo gelukkig! voorkomt my met deze zegeningen van het goede en volbrengt uwe kracht in myne zwakheyt, leert my bidden.

Vriendelyke, goedertierne, algenoegzame Iesu, die den toevlucht uwer kinderen zyt, en haer hoog vertrek in tyden van benaeuwtheyt, die gy de begeerte myner ziele al veel beter weet als ik ze u voordragen kan, gy verstaet van verre myne gedachten, hoe is myne ziele zoo onrustig, en zoo onvergenoegt, en zoo t'onvreden in my? ik weet zelve schier niet watze begeert, of eigentlyk waerom dat ze my zoo veel moeite maekt; maer het is haere onzuiverheit, haere ongemortificeerde genegentheden, waer door ze al wat na haere zin wil hebben.

Waer zy zoo gelukkig dat ze niets begeerde als u alleen, en dat ze met niets ter werelt iets op hadde, als met u alleen, en dat ze in uwe schoot haere begeerten en haere benaeuwtheit uitstorten mocht! laet ik alle begeerten doch in eene besluyten waer toeze konnen gebrocht worden, en waer mede zy konnen voldaern worden, namentlyk uw' Geest, uw' Geest, my dunkt die zoude alle myne begeerten konnen voldoen, die zoude my recht konnen los

[pagina 240]
[p. 240]

maken aen al 't geschapene, en recht vast aen u, ja alleen vast aen u, en dan en zoude ik niet meer begeeren, dunkt my, och waer ik zoo gelukkig dat ik een groote portie van uwen Geest mochte genieten, die trooster, die zoude myn verlegen en bedroeft herte wel troosten, die heiligmaker die zoude my wel verder en meerder heiligen, och dien Geest, die alleen het alderinnigste recht los kan maken aen het geheele geschapen al, och die Geest, die de ziele eerst recht by u brengen en met u vereenigen kan, en in u kan doen rusten, en leven, en blydschap vinden, och dien Geest, die ik zoo allenthalve en zoo gantsch zeer van nooden hebbe, och dien Geest, daer myne ziele zoo na zucht, die ik zoeke, die ik zie dat my noch zoo veel ontbreekt, och dien Geest, die gy uwe gunstgenoten geeft! die Geest der waerheit, der liefde, der wysheit, der kennisse ende der vreeze des Heeren, och dien Geest! daer de Geest des Heeren is aldaer is vryheit: die inwendige verdurventheit, gy weet wat ik meen, hoe let my dat in uwen Geest meerder te zien en op te volgen, och mocht ik door uwe goetheit uwen Geest doch meerder genieten! Amen.

 

EYNDE.

 

NB. Dat de Lezer hier maer XLVIII. Kapittelen ziet, daer 'er in den voorgaenden druk L. geteekent staen, is niet, om dat 'er in dezen druk twee uitgelaten zyn, maer die zyn in den eersten druk qualyk uitgerekent. Dit tot naricht.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken