Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De erfenis (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van De erfenis
Afbeelding van De erfenisToon afbeelding van titelpagina van De erfenis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.38 MB)

Scans (18.30 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De erfenis

(1955)–Edmond Nicolas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 188]
[p. 188]

XXIX
Claudius schrijft een brief en maakt reisplannen

Sinds Claudius' twee oudste jongens het huis uit waren, de een als cadet aan de K.M.A. de ander als student in Delft, placht de vader geregeld uitvoerige brieven te schrijven aan zijn zoons. Dit was, zeide hij, om de familieband stevig en innig te houden, maar daarnaast genoot hij van dit werk omdat hem al schrijvende allerlei dingen helder werden, die hij in gedachten te weinig aanroerde.

Zo schreef hij aan Servaas in Delft:

‘Paca vertelde mij door de telefoon, dat je vergeefs geprobeerd had mij te spreken te krijgen. Dat spijt me oprecht, maar de omstandigheden, verband houdende met het ongeluk van oom Matthieu, maakten mijn afreis dringend noodzakelijk. Gelukkig is hij thans weer in zoverre hersteld, dat hij thuis is, en zijn werkzaamheden aan de looierij heeft kunnen hervatten, zij het dan met zijn arm in draag verband. Het blijkt, dat de toestand van het bedrijf niet in alle opzichten bevredigend is. Met name is de liquiditeitspositie aangetast door, laat ons eerlijk zijn, de royaliteit van je oom Matthieu ten opzichte van tante Georgette, en van moeder's neef Jean. En je moeder, met haar bekende en bewonderenswaardige energie en voortvarendheid vond het dan ook nodig zich met de gang van zaken te bemoeien, en een buitengewone aandeelhoudersvergadering bijeen te roepen. Deze nu heeft eergisteren plaatsgevonden, maar tot mijn spijt was ik verhinderd ze bij te wonen.’

Claudius pauseerde. Hij wist dat hij hier een pertinente leugen had neergeschreven. Hij was helemaal niet verhinderd geweest de vergadering bij te wonen, maar hij had op alle manieren getracht te ontkomen aan die tegenwoordigheid, waarvan hij zich heel veel wrijving en ongenoegen voorstelde. Herhaaldelijk had hij Angèle tot bezadigdheid gemaand, omdat, zei hij, haar felheid en de directheid van haar woorden anders onherroepelijk zouden leiden tot een breuk in de familie Perelaer. En ziet, aan het eind van zulk een indrukwekkend betoog had Angèle doodkalm gezegd: ‘Jij komt zeker liever niet op de vergadering, is het wel Claudius?’ En Claudius had blozend en aarzelend toegegeven, dat hem niets liever zou zijn, dan van deze onaangename taak ont-

[pagina 189]
[p. 189]

heven te worden. ‘Ik had je al willen voorstellen,’ ging Angèle voort, ‘om maar niet te komen. Ik weet dat je dergelijke uiteenzettingen op de man af verschrikkelijk vindt, en ik ben bang dat je weer eens zou gaan bemiddelen voordat de zaak gesaneerd is.’ Claudius hield nog een betoog dat men de zaken ook kon saneren zonder ongenoegen te krijgen, en hij bezwoer zijn vrouw om toch haar familieleden te sparen. Want Claudius wist, door de ervaring wijs geworden, dat Angèle niet alleen een ongemeen scherpe kijk had op de zwakheden en feilen van haar medemensen, maar af en toe, in de sporadische gevallen dat haar dit nuttig leek, haar vaak vernietigende diagnoses in bloemrijke en ironische taal placht weer te geven.

Als enig antwoord op zijn vermaningen kreeg Claudius een kus, en de verzekering dat zij hem zo lief vond omdat hij zo goed was. Hij had nog een beetje tegengestribbeld, gezegd, dat hij best streng kon optreden als dat nodig was, maar dat het niet nodig was om personen en zaken te vermengen.

Met een zucht vervolgde Claudius zijn brief:

‘Ik kan dus alleen maar afgaan op de mededelingen van je moeder, en op de schaarse opmerkingen die je oom Lambert en Henri Wösten hebben gemaakt. Volgens deze laatste heeft je moeder een zeer fijn spel gespeeld: ze is begonnen met een zo fel requisitoir tegen de leiding van de directie, dat oom Lambert, die als president-commissaris fungeerde, het af en toe te kwaad kreeg. Je moet intussen bedenken, dat hij deze functie vervult omdat hij de laatst overgeblevene is van de oudere generatie Perelaers, en niet kon begrijpen dat het bedrijf niet meer zo florissant is als in zijn tijd.

Je oom Matthieu heeft daarna, volgens de berichten, een zeer onzakelijke en onduidelijke verdediging van zijn beleid gegeven, maar hij kon het feit natuurlijk niet wegredeneren, dat de fabriek inderdaad op het randje van de ondergang verkeerde door de slechte kaspositie. Hij werd gedwongen om de kas-, bank- en giroboeken ter tafel te brengen, en daaruit bleek dat hij inderdaad in het laatste jaar grote bedragen had opgenomen, maar eveneens bleek, dat neef Jean eigenlijk alleen op kantoor kwam als hij weer eens geld nodig had.’

Claudius glimlachte bij de herinnering aan Henri Wöstens verslag. Heel de familie wist, dat neef Jean, verstokt vrijgezel, een zwak had voor het schone geslacht, en deze zwakheid uitte door vele en kostbare amoureuse avonturen. Naarmate hij echter ouder werd, werden zijn verhoudingen langduriger, en de eisen van zijn paramours hoger. En zo had hij

[pagina 190]
[p. 190]

sinds enige jaren een verhouding met een jongedame, die door de mannen van de familie en de vrienden van neef Jean met een spottende vertedering genoemd werd: ons Joseeke. Ons Joseeke was oorspronkelijk violiste in een strijkje, maar ze had haar beroep eraan gegeven om zich te wijden aan neef Jean. En neef Jean overstelpte ons Joseeke met cadeaux, met bontmantels, met juwelen, met kleren. Telkens dreigde ons Joseeke neef Jean de bons te geven, en telkens trachtte neef Jean, met succes overigens, ons Joseeke gunstig te stemmen door nieuwe geschenken. En in het laatste jaar had ons Joseeke neef Jean zover gebracht, dat hij een landhuisje voor haar had gekocht en ingericht.

Angèle nu had de verzamelde aandeelhouders verrast door zonder meer te gaan praten over ons Joseeke. Heeroom Simon, die waarschijnlijk de enige was, die van Jean's perikelen niet op de hoogte was, informeerde wie ons Joseeke was, en Angèle had neef Jean doen blozen als een klein kind, door hem te verzoeken dit uit te leggen. En toen had de prelaat lont geroken, en was niet langer Angèle, maar heeroom Simon de aanklager geworden. Heeroom had een ontroerende speech afgestoken, om erop te wijzen, dat neef Jean dus blijkbaar fondsen opnam, en verkwistte met lichte vrouwen, terwijl andere familieleden nauwelijks het geld konden opbrengen om hun kinderen op te voeden. En toen durfden de andere Perelaers ook flink te doen, en in een minimum van tijd was de zaak geregeld. Oom Lambert bleef president-commissaris, maar Angèle werd gedelegeerd commissaris met uitgebreide bevoegdheden; neef Jean werd de wildernis ingezonden, en Matthieu kreeg een pil omdat hij dus blijkbaar niet streng genoeg was opgetreden tegen Jean's extravagances, en omdat hij diens voorbeeld had gevolgd. Matthieu kreeg bijna een beroerte, toen de vergadering het directeurssalaris vaststelde op vijftienduizend gulden terwijl hem werd verzocht alles in het werk te stellen de bedragen door neef Jean en hem in het laatste jaar opgenomen, in de kas der vennootschap te doen terugvloeien.

Claudius vertelde van deze aandeelhoudersvergadering, in zijn brief aan Servaas, wat hij nuttig en dienstig vond voor diens jeugdig gemoed. De jongen moest maar eens goed inzien, dat de leiding van een bedrijf verplichtingen meebracht, maar van de andere kant achtte Claudius het niet dienstig om ons Joseeke in zijn uiteenzettingen te betrekken.

Hij vervolgde: ‘Hoewel dus, volgens je moeder, alles in vrede en vriendschap is geregeld, blijft het feit bestaan dat juist de Perelaers die in de stad wonen, onaangename ge-

[pagina 191]
[p. 191]

volgen hebben ondervonden van haar doortastend optreden, en ik kan me niet voorstellen, hen kennende, dat dit geen rancuneuse gevoelens zal achterlaten.

Dit maakt, beste Servaas, dat ik me niet zo op het carnaval verheug als andere jaren. Van de gezellige partijtjes bij ons, bij oom Matthieu, zou wel eens weinig terecht kunnen komen, en ik acht neef Jean niets te goed om op het eerste bal het beste een scène te maken. Je moeder en ik hebben dan ook besloten om de stad uit te gaan tijdens de vastenavond; de kinderen zullen hier carnaval vieren met de Wöstens, en jij had toch aangekondigd om je studies dit jaar niet te onderbreken om je des te beter voor te bereiden op je candjes. Onze krijgsman-zo-vol-moed, blijft ook in Breda; zoals je weet zit hij voor zijn officiersexamen.

Ik hoef je wel nauwelijks te zeggen dat ik je besluit niet alleen goedkeur maar zelfs toejuich: het toont een verantwoordelijkheidsgevoel, dat ik niet steeds in je gedragingen kon bewonderen.

De reis van je moeder en mij heeft twee bedoelingen. In de eerste plaats acht ik het gewenst, dat zij er eens helemaal uit is, en ik zelve zal het prettig vinden weer eens, na zoveel jaren met haar alleen te reizen. Begrijp me goed: ik heb onze vacantiereizen met jullie, onze kinderen, altijd heerlijk gevonden, maar je bent onderhand oud en wijs genoeg om te begrijpen, dat in een groot gezin als het onze de intimiteit van man en vrouw wel eens in het gedrang komt door de dagelijkse zorgen die veel overleg eisen.

Deze reis, die als einddoel Wenen heeft, zal ik ook gebruiken om te trachten de Edelhanffs op te sporen. Van Margaretha hebben we sinds de dood van oma Frencken niets meer gehoord, en dat is onderhand ook al weer dertig jaar geleden. Het adres van toen zal het uitgangspunt zijn van mijn opsporingen.

Omdat moeder en ik niet weten hoelang we wegblijven sluit ik alvast je maandgeld in voor de volgende maand; wanneer je het telt zul je zien dat het bedrag niet klopt. Ik voeg namelijk vijftig gulden extra bij omdat ik je aldus mijn tevredenheid over je studiezin wil uitdrukken, maar ook omdat ik het hoogst onwaarschijnlijk vind dat een geboren en getogen Limburger nu helemaal geen carnaval zou vieren. Amuseer je, mijn jongen, maar doe het in eer en deugd. Ik kom voor ons vertrek nog wel even in den Haag, maar aangezien ik in één dag heen en weer ga, zal ik geen tijd hebben je op te zoeken.’

Als post scriptum schreef Claudius onder zijn handtekening:

[pagina 192]
[p. 192]

P.S. Je hoeft de ontvangst der f 50. - niet te bevestigen; dit is een zaak tussen jou en mij, waarmee niemand iets van doen heeft. C.F.

Tevreden schreef hij het couvert, voorzag het overvloedig van lakstempels, en maakte zich gereed om de brief zelve ter post te brengen.

Beneden zat Angèle aan haar bureautje. Ze beëindigde een brief aan haar zoon Servaas. Ze had uitvoerig verteld over de verwikkelingen in de looierij, en over de vrees van Claudius, dat zijn carnaval zou bedorven worden. ‘En aangezien hij dat nu wil ontvluchten door een reis naar Wenen, stribbel ik maar niet tegen. Het zal heerlijk zijn om weer eens met hem alleen rond te dwalen in de vreemde. Dat is eigenlijk niet meer gebeurd sinds er in de familie een Servaaske kwam! En omdat ik zo in mijn sas ben, jongen, wil ik jullie ook wel een extraatje bezorgen: voor jou sluit ik hierbij f 25, - in, in de hoop dat je ze zult besteden aan iets wat je werkelijk prettig vindt. Je hoeft de ontvangst niet te bevestigen, omdat anders je vader me weer verwijt dat ik mijn grote zonen verwen. En daar kon hij wel eens gelijk in hebben! Ik ben tenminste van plan als jullie examens dit jaar lukken in mijn kous te duiken, en jullie een reisje aan te bieden, en je kunt je niet voorstellen hoe heerlijk ik het idee vind te weten dat mijn jongens, een jonge luitenant en een bijna-ingenieur, samen als zelfstandige mannen op reis gaan.

Maar dat is van later zorg. Je sentimentele oude moeder.’ Ook Angèle sloot het couvert, en zegelde het, zij het niet zo overvloedig als Claudius. Ze keek op haar horloge en zag dat ze net tijd had om voor de thee naar de post te gaan. Toen ze haar mantel aanhad, en de deur uit wou glippen kwam haar man de trap af.

‘Ik bedenk daar dat ik nog even naar het museum moet,’ zei Claudius geaffaireerd, ‘maar ik ben wel terug vóór de thee.’ ‘Ik wou even naar de drogist gaan,’ antwoordde Angèle, ‘ik heb voor de reis allerlei dingen nodig. Kan ik ook nog iets voor jou meebrengen?’

Claudius bedacht dat de drogist ook een postagentschap beheerde, en dat hij dus daar niet terecht kon voor zijn brief. Maar opeens kreeg hij een idee. Glimlachend pakte hij Angèle's oorlelletje beet en zei: ‘Heb je weer geheime correspondentie?’ Schuldbewust lachte zij. ‘En jij?’ antwoordde ze. Daarop nam Claudius Angèle onder de arm, en glimlachend wandelden ze de straat op.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken